Een nuchtere overeenkomst
Wij hebben meer dan één goede reden om de ondertekening van dit Taalunieverdrag tussen Nederland en België als een historisch moment te beschouwen. Een ogenblik waarvan wellicht vooral latere generaties de grote betekenis helemaal zullen inzien, eens dat dit verdrag in de praktijk vruchten zal hebben gedragen.
Een historisch moment omdat dit Taalunieverdrag pas is kunnen tot stand komen en echt zin heeft gekregen nadat in België voor de gemeenschappen een echte autonomie is tot stand gebracht en een grondwetsherziening is doorgevoerd die aan het Nederlands Taalgebied een grote zelfstandigheid heeft verleend.
Maar een tweede zaak die werkelijk het bestaan van een Taalunie noodzaakt is een Europa, waarin het besef groeit dat een volwaardige Europese unie slechts kan tot stand komen als een aantal geestelijke grenzen springen en als culturen niet in een smeltkroes terecht komen maar zich over de landsgrenzen heen, als culturele identiteiten kunnen manifesteren.
In het verleden hebben zij die, al dan niet luidop en vooral hier bij ons in Vlaanderen, hebben gedroomd van een unie met Nederland al te zeer dit Europees perspectief - het enige realistische perspectief - verwaarloosd.
Zonder een uitzicht op een Europese toekomst heeft dit Taalunieverdrag weinig of geen zin.
Sommigen hebben Europa verweten een kolenheuvel, een staalstaketsel, een groentenhoop en een boterberg
Bij de foto's:
Noord en Zuid bij de ondertekening van een belangrijk integratieverdrag.
te zijn ‘sans âme’ zoals wijlen de Franse politicus en literator André Malraux zei.
Wel die ziel van Europa kan er niet komen wanneer Europa de moeilijke puzzel, de meccano-doos van het hoogste nummer, blijft, maar slechts dan wanneer ‘de geest er kan waaien waar hij wil’.
En vergeef mij dat ik het bijbelse taalgebruik nog even aanhoud: er kan slechts een Europees ‘pinksterwonder’ geschieden nadat vanuit een moedig zelfbewustzijn de vensters worden opengegooid en iedereen zijn eigen taal gaat spreken.
Anders is Europa gedoemd die onafgewerkte toren van Babel te blijven waarin sommige landen zich opzettelijk doof voordoen en anderen slechts over communicatieproblemen vergaderingen beleggen.
Het Taalunieverdrag met Nederland, dat samenvalt met de viering van honderdvijftig jaar België, is geen correctie aan onze onafhankelijkheid maar veeleer een aanvulling waarvoor de tijd nu rijp is. Het is niet een soort ‘mystiek huwelijk’ maar een nuchtere overeenkomst tussen twee gebieden die er zo stilaan van overtuigd zijn geraakt dat zij voor wat de luister van hun taal betreft op elkaar zijn aangewezen, dat zij zich op elkaar moeten ‘afstemmen’, in de meest letterlijke betekenis van het woord.
Met het respect voor elkaars eigenheid, met de kennis van en het begrip voor elkaars verscheidenheid zal de sympathie nog groeien naargelang de ontmoetingen en de uitwisselingen tussen de beide landen toenemen.