Een brede maatschappelijke behoefte
Het overkomt een minister tegenwoordig niet zo heel dikwijls dat hij zich echt kan verheugen over hetgeen hij doen kan of doen moet. Mijn ambtgenote, Mevrouw Gardeniers zal dat wel met mij eens zijn. En ik vrees, Mevrouw De Backer en mijnheer Calewaert, dat dat in België niet veel anders is.
Welnu, de ondertekening van het Belgisch-Nederlands Verdrag inzake de Nederlandse Taalunie, en méér nog de feitelijke totstandkoming van de Unie op het gebied van de Nederlandse Taal is een zaak waarover wij, in België en in Nederland, ons oprecht kunnen verheugen. En ik ben de minister van Buitenlandse Zaken, de heer Nothomb, dankbaar dat hij de ondertekening niet heeft beperkt tot een formele plechtigheid maar dat hij daarbij de betrokken bewindslieden, en een aantal persoonlijkheden uit België en uit Nederland heeft uitgenodigd, wier kennis en persoonlijke belangstelling sterk zijn gericht op de Nederlandse taal en letteren.
Ook zij verheugen zich met ons over deze gebeurtenis. Toen destijds de beide regeringen bekend hadden gemaakt dat zij voornemens waren een Unie van de Nederlandse taal in te stellen, zijn hierop in België en Nederland, op de Nederlandse Antillen en in Frans-Vlaanderen uitsluitend woorden van instemming en bijval te horen geweest. De Belgische en Nederlandse regeringen weten zich dus gedragen door de eenstemmige instemming van de deskundigen en de openbare mening.
Het mooie boekje over de Taalunie dat U zo juist is uitgereikt, geeft U een indruk van het belang dat de beide regeringen aan de totstandkoming van dit verdrag hechten. Meer nog blijkt dit uit de memorie van toelichting bij het verdrag, die in het boekje is opgenomen. Deze toelichting bevat een overzicht van feiten en gebeurtenissen van vroeger en nu, dat laat zien waaruit de behoefte aan een Taalunie is ontstaan en hoe de gedachte geleidelijk aan vorm heeft gekregen. Ik ga dit niet voor U herhalen. Ik wil U wel zeggen tot welke gevolgtrekking ik kom.
Ik meen ten eerste dat de eenheid van de taal die in de Nederlanden wordt gesproken niet alleen een feit is, waarvan allen die baat hebben bij een helder taalgebruik mogen uitgaan. De eenheid beantwoordt aan een brede maatschappelijke behoefte.
Ten tweede meen ik dat de beide regeringen, die verantwoordelijkheid dragen voor de ontwikkeling van de Nederlandse taal als middel van maatschappelijk verkeer in hun landen en tussen hun landen, de groei van die eenheid van de taal aanzienlijk kunnen bevorderen door de oprichting van een orgaan waardoor het mogelijk wordt een gezamenlijk beleid te voeren en gezamenlijke maatschappelijke instellingen in het leven te roepen.
Het Verdrag is een officiële bevestiging van de eenheid van de taal die in Nederland en in een groot deel van België wordt gesproken.
En al was het dat alléén, dan zou dit al belangrijk zijn, aangezien hierover binnen het taalgebied, maar vooral daarbuiten, nog vele misverstanden bestaan. Het verdrag is niet alleen een symbool, maar ook een middel waarmee de eenheid van taal met alle eerbied voor de verscheidenheid in de verschillende landsdelen krachtig kan worden bevorderd. En vooral dat is een reden tot voldoening en vreugde.
Het verdrag is een middel, maar veel, zo niet alles, zal afhangen van hoe het wordt gebruikt. Ik hoop en verwacht dat het Verdrag in beide landen snel de parlementaire goedkeuring zal verkrijgen. Na de ratificatie zal het Comité van ministers zich moeten buigen over een aantal organisatorische en administratieve aangelegenheden en vooral over de samenstelling van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren, die het belangrijkste adviesorgaan van de Taalunie zal zijn. Van zijn adviezen zal grotendeels het gezag afhangen dat de Unie nodig heeft om haar doeleinden te bereiken.
De ondertekening van het Verdrag en de instelling van de Unie op het gebied van de Nederlandse taal, vormen een belangrijke mijlpaal. Wij mogen het daarbij niet laten.
Ik spreek de wens uit dat de Nederlandse Taalunie in belangrijke mate zal bijdragen tot de ontwikkeling en verspreiding van de taal die ons zo dierbaar is, dat wij haar onze moedertaal noemen. Ik dank U voor Uw aandacht.
A. PAÏS
Minister van Onderwijs en Wetenschappen