Structuur
De verantwoordelijkheid voor het beleid van de Taalunie komt te liggen bij een Comité van Ministers, waarin tenminste 2 Belgische en 2 Nederlandse ministers zitting hebben en met name de bewindslieden die zijn belast met de zorg voor onderwijs en cultuur. Het Comité moet in alle zaken die de Taalunie betreffen, het advies inwinnen van een ander orgaan van de Unie: de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren.
Deze internationale Raad bestaat uit 45 Nederlandse en Nederlandstalige Belgische deskundigen. In dit orgaan zullen zitting nemen: de deskundigen van de verschillende deelgebieden op het terrein van de Nederlandse taal en letteren, o.m. taalspecialisten, schrijvers, vertalers en docenten, maar ook uitgevers, bibliothekarissen, journalisten en omroepmensen. Daar vindt de gedachtenwisseling plaats, daar worden de ideeën geboren die uitmonden in aan het Comité van Ministers uit te brengen adviezen. Om een samenhangend beleid te bereiken, moeten die adviezen op deelgebieden worden voorbereid en uitgebracht tegen de achtergrond van het geïntegreerde Nederlandse taalgebied in zijn geheel, dus zowel geldend voor Nederland als Nederlandstalig België. De inhoudelijke inbreng in de Taalunie zal voornamelijk moeten komen van de kant van de Raad voor de Nederlandse Taal en Letteren.
Het Verdrag voorziet bovendien in het optreden van een Interparlementaire Commissie, die bevoegd is te beraadslagen over alle zaken die op de Taalunie betrekking hebben en zich daarover tot het Comité van Ministers te richten. De Taalunie kent tenslotte een Algemeen Secretariaat dat is belast met de voorbereiding en de uitvoering van het beleid.