De anti-talentellingsactie
Toen de regering-G. Eyskens (II) einde 1958 begon te spreken over een nieuwe talentelling in 1960, oordeelden sommige Vlaamse kringen dat er wellicht vlugger en gemakkelijker resultaten zouden bereikt worden door te trachten een nieuwe talentelling te verhinderen, dan door te streven naar een verbetering van bestaande taalwetten. Enkele Vlaamse verenigingen namen openlijk stelling tegen de voorgenomen talentelling, waarvan men vreesde dat ze weer kon uitgroeien tot een taalreferendum en gezien het nog steeds bestaande sociaal-economisch overwicht der franstaligen, een nieuwe uitbreiding van de verfransing officieel zou mogelijk maken.
Andere verenigingen sloten zich bij dit standpunt aan, er groeide stilaan in Vlaanderen een antitalentellingsmentaliteit en er werd met boycot gedreigd.
Teneinde een doeltreffender en gecoordineerde actie tegen de voorgenomen talentelling mogelijk te maken, werd te Brussel op 14 maart 1959 het ‘Vlaamse Aktie-komitee Brussel en Taalgrens’ opgericht. Het was een overkoepelend organisme, waarbij einde 1959 meer dan twintig Vlaamse cultuur- en strijdverenigingen, van verschillende politieke strekking, aangesloten waren en dat, geruggesteund door de talrijke leden der aangesloten verenigingen, een scherpe strijd aanbond tegen de talentelling. De actie bereikte vlug een tamelijk brede verspreiding in ruime bevolkingslagen en slaagde er ook in de steun te krijgen van een deel der plaatselijke openbare besturen in Vlaanderen. Zo hadden op 28 augustus 1959 reeds 69 gemeentebesturen een motie tegen de talentelling gestemd. In november werd een zogenaamde ‘Geen - Talentellingdag’ ingericht en op 28 en 29 november werden 71 plaatselijke manifestaties geteld, waarbij de pluralistische samenwerking opvallend was. Een laatste vergadering die te Brussel plaats had op 6 december 1959 werd besloten met een slotresolutie waarin het actiecomité de grondbeginselen van zijn werking aldus formuleert:
1. | afschaffing van elke talentelling; |
2. | geen verlies van Vlaamse grond of mensen; |
3. | institutionele waarborg van de homogeniteit en de integriteit van Vlaanderen; |
4. | definitieve afbakening van de taalgrens en begrenzing van de Brusselse agglomeratie, met afschaffing van alle ‘faciliteiten’ in de Vlaamse gemeenten; |
5. | strikte en volledige tweetaligheid te Brussel. |
Twintig jaar na deze vergadering, mag men zich wel eens afvragen hoe het mogelijk is dat deze taalgrensstrijd zo onvoldragen resulteerde in de Hertoginnedalwetten van 1962-1963 en dat de Vlaamse meerderheid - als rechtstreeks gevolg van de vastlegging der taalgrens - zich grondwettelijk in 1971 liet minoriseren.
W. KUIJPERS
volksvertegenwoordiger