Neerlandia. Jaargang 84
(1980)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 121]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Uitnodiging tot de openingszitting van het 38e Algemeen - Nederlands CongresZATERDAG 8 NOVEMBER 1980 Campus Vrije Universiteit Brussel
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 122]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verslag van de Algemene Vergadering - werkplanGa naar voetnoot1.Historische betekenis van de congressenTot aan de vooravond van Wereldoorlog I hadden de Nederlandse Congressen een grote betekenis, onder meer voor de eenheid van de Nederlandse taal en het tot stand komen van het Woordenboek der Nederlandse taal. Zij betekenden eveneens een krachtige steun voor de strijd om de vernederlandsing van het hoger onderwijs en de doorbraak van de economische richting in de Vlaamse beweging. Tussen de twee wereldoorlogen werden geen Nederlandse congressen gehouden. Gewijzigde politieke omstandigheden, evenals de verzwakking van het Algemeen-Nederlands Verbond behoorden tot de voornaamste oorzaken. Wel werd de lijn van de Nederlandse congressen gedeeltelijk doorgetrokken o.m. door de Wetenschappelijke congressen en de studentencongressen. In 1949 nam dr. Jozef Goosenaerts het initiatief tot een 100-jarig herdenkingscongres te Gent. In 1959 werd de draad terug opgenomen door het Algemeen-Nederlands Verbond, waartoe het Erasmus-genootschap en het Genootschap De Nederlanden in Europa waren toegetreden. Vervolgens werden een twintigtal verenigingen uitgenodigd om samen de Bestendige Commissie voor de Nederlandse Congressen op te richten. Deze commissie heeft een nieuwe reeks congressen ingericht, voor het laatst te Rotterdam in 1967. Op deze congressen klonk steeds luider de vraag naar een vast institutioneel kader voor de Noord-Zuid integratie, een ‘Hoge Raad voor de Nederlandse Cultuur’, een ‘Stichting voor de Integratie van Noord en Zuid’, een ‘Academie voor de Nederlandse taal’. Dit alles in het spoor van het ‘rode boekje’ van de Gemengde Commissie ter uitvoering van het Nederlands-Belgisch cultureel accoord, getiteld ‘De Belgisch-Nederlandse samenwerking in de naaste toekomst’ (1962). De gedachte maakte vorderingen in de geesten, maar de politieke en organisatorische verwezenlijking van deze plannen bleef achterwege. De congressencommissie zag geen heil meer in het telkens herhalen van dezelfde gedachten die voorlopig geen kans kregen. De congressen werden tijdelijk gestaakt. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Culturele autonomieDe totstandkoming van de culturele autonomie in België door de grondwetsherziening van 1970 bood nieuwe kansen. Voortaan kon de Nederlandse gemeenschap in België een autonoom cultuurbeleid voeren, ook inzake internationale samenwerking. Voortaan vond ook de Nederlandse regering in het Zuiden een officiële partner, waarmee over gemeenschappelijke algemeen-Nederlandse aangelegenheden kon gesproken worden zonder de zo gevreesde inmenging in de binnenlandse aangelegenheden van een bevriende staat. Voor deze vrees, diep geworteld in de staatkundige traditie van het Koninkrijk der Nederlanden, had men in het Zuiden nooit begrip kunnen opbrengen. Zij werd aangevoeld als een uiting van onbegrip en onverschilligheid vanwege het Noorden. Veel meer dan schakeringen in volksaard en cultuurpatroon heeft dit diepe misverstand honderdvijftig jaar lang de integratie in de weg gestaan. Begin 1973 richtte het Algemeen Nederlands Verbond een brief aan de Nederlandse Minister-President, de Belgische Eerste Minister, de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap in België, de Vaste Commissie inzake onderwijs en cultuur van de Nederlandse Staten-Generaal, alsmede de politieke partijen in beide landen: ‘Naar de mening van het Algemeen-Nederlands Verbond is thans de tijd gekomen dat de regeringen hun beleid gaan toespitsen op het ontwerpen van structuren en het in het leven roepen van gemeenschappelijke organen voor het Nederlands cultuurgebied, die op meer doeltreffende wijze dan thans mogelijk is, de culturele integratie vorm en gestalte kunnen geven. Ook uit een oogpunt van financiële en andere zakelijke motieven is het zinvol op deze wijze het integratieproces te versnellen’. ‘Tegelijkertijd acht het Algemeen-Nederlands Verbond het van grote waarde dat met gelijk doel een contact tot stand wordt gebracht tussen parlementsleden van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap in België enerzijds en de Nederlandse parlementsleden anderzijds’Ga naar voetnoot2.. Na besprekingen met overheidsinstanties verduidelijkte het A.N.V. de ontwikkelde gedachtengang in het memorandum ‘Een nieuwe aanpak: versnelde integratie van de Nederlandse cultuurgemeenschap’Ga naar voetnoot3.. Tussen de Cultuurraad van de Nederlandse Cultuurgemeenschap in België en de Vaste Commissie van | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 123]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
de Nederlandse Staten-Generaal ontstonden geregelde contacten. De bevoegde Nederlandse en Vlaamse ministers besloten op 4 februari 1975 een werkgroep ad hoc in te stellen met als taak:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De Nederlandse TaalunieIn december 1976 verscheen het rapport ‘Ontwerp voor een Nederlandse Taalunie’Ga naar voetnoot4.. Het internationaal verdrag dat deze Taalunie in het leven roept wordt op 9 september 1980 te Brussel ondertekend. Op het gebied van taal en letteren, in de ruimste zin, gaat dit veel verder dan het aanvankelijk voorziene adviescollege; een gemeenschappelijke, bovennationale instelling gevestigd op een verdrag. Daarentegen kwam het bredere terrein van de integratie niet aan de orde. De voorkeur werd gegeven aan een sterke institutionele oplossing op één belangrijk terrein, waar deze aanpak haalbaar bleek, boven een meer conservatieve oplossing voor een breder terrein. Deze opmerkelijke doorbraak werd in brede kring toegejuicht, maar tevens werd de beperking van het terrein betreurd, vooral in kringen van het vormingswerk, het grensverkeer, jeugd- en schoolcontacten enz. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De nieuwe congressenHieruit groeide de gedachte om aan het integratiestreven op al deze terreinen die vooralsnog buiten de Taalunie vallen, een onderdak en gemeenschappelijk steunpunt te bezorgen in een grondig vernieuwd Algemeen-Nederlands Congres. Na een beperkt A.N.V.-beraad, op 12 februari 1977 te Antwerpen, groeide uit studies, contacten en gedachtenwisselingen de vereniging zonder winstoogmerk die op 24 september 1979 werd opgericht, en waartoe reeds veertig ‘aangesloten verenigingen’ zijn toegetreden. De voorbereiding van de ‘nieuwe congressen’ was begonnen. De hoofdlijnen van opvatting en methode werden beschreven in de teksten ‘Het Algemeen-Nederlands Congres’ (Neerlandia 1979, nr. 5) en ‘Het 38e Algemeen-Nederlands Congres (Neerlandia 1979, nr. 6)Ga naar voetnoot5.. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Start van de voorbereidingOp 27 juni 1979 verleende Minister De Wulf van Tewerkstelling en Arbeid zijn goedkeuring aan het project nr. 5541 ‘Voorbereidende Studie van het 38e Nederlands Congres’ waarbij uit het Bijzonderlijk Tijdelijk Kader drie stafmedewerkers en twee secretariaatsmedewerkers gedurende twaalf maanden kosteloos ter beschikking werden gesteld. Staatssecretaris Anciaux van Nederlandse Cultuur stelde kantoren en kantooruitrusting ter beschikking in de Gallaitstraat 80 te Schaarbeek-Brussel. Tussen october en december 1979 werden de vijf medewerkers aangeworven en werden de werkzaamheden aangevat onder de leiding van Joris Dedeurwaerder, afgevaardigd-beheerder. Op 22 februari 1980 nam de heer Dedeurwaerder ontslag. Hij blijft meewerken aan de publicaties van het Congres. Ondergetekende nam de coördinatie van de werkzaamheden over. Het blijkt dat op enkele maanden tijds een indrukwekkende hoeveelheid werk werd verzet. In een vijftiental sectoren werden ruim honderd contacten gelegd en tientallen adviezen ingewonnen. De eerste werkgroepen staken van wal. Dit werk moet nu geordend worden. Een overzicht van de stand van zaken in de verschillende sectoren werd samengebracht in de documentatiemap die ter beschikking werd gesteld van de algemene vergaderingGa naar voetnoot6.. In de komende maanden moet een vaste werkmethode voor alle sectoren uitgewerkt worden (inhoudelijk bepalen de werkgroepen zelfstandig hun koers); overlappingen moeten worden uitgeschakeld; sommige achtergebleven of nog braakliggende sectoren moeten worden bijgewerkt; andere sectoren moeten tot een keuze uit een overdaad van thema's worden aangespoord; de samenstelling van werkgroepen en studiecellen moet evenwichtig worden uitgebouwd. Daarna zal de programmaraad opgericht worden om het geheel tot een eenheid te bundelen. Naast de stafmedewerkers Cecile Ghesquiere, Ingrid Desmedt en Hugo Rau verlenen hun medewerking: Mieke Knaepkens (Vormings- en Ontwikkelingswerk, Onderwijs), Lode Verhaegen (Universiteit en Weten- | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 124]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
schap, Overheidsstructuren en instellingen), Geert Groothoff (De Nederlanden in de wereld, Studenten), Jan de Graeve en Joris Dedeurwaerder (publicaties), A. Hildebrandt en J. Kits - Nieuwenkamp (contacten in Nederland). Hun werk verdient grote waardering. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het 38e congres 1980-1981Als grondgedachte voor het 38e congres wordt voorgesteld: Honderdvijftig jaar na de afscheiding wordt de totstandkoming van het Taalunieverdrag begroet als een mijlpaal in het lange, moeizame integratiestreven en een startpunt voor een versnelde integratiebeweging. De Taalunie moet nu, in een nauwe samenwerking tussen basiswerk en beleidsinstanties, vorm en inhoud krijgen. Op de brede terreinen van maatschappelijk leven, die niet rechtstreeks door de Taalunie worden bereikt, moet de uitwisseling van mensen en ideeën bevorderd worden door het samenbrengen van gelijkgerichte en gelijkgezinde mensen en groepen rond concrete gemeenschappelijke belangstellingspunten. Het congres dient hiervoor als draaischijf. Deze beweging moet gezien worden in een breed menselijk kader: een wezenlijke bijdrage tot het overstijgen van grenzen die mensen scheiden van mensen. Het geheel moet gericht blijven op concreet werk aan de basis en tevens bestendig aandacht wijden aan het positief beinvloeden van het overheidsbeleid, waardoor het basiswerk kan beschermd en bevorderd worden.
Het verloop van de congreswerkzaamheden wordt als volgt voorgesteld: | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
1. Netwerk:Het werkterrein wordt ingedeeld in negen grote afdelingen. Binnen elke afdeling is er ruimte voor een of meer werkgroepen en/of studiecellen. Het geheel wordt gebundeld door een programmaraad. Dit netwerk wordt verder uitgebouwd. Door de afdelingen, werkgroepen en studiecellen worden de congrespublicaties, de openingszitting en het slotcongres voorbereid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
2. Openingszitting:8 november 1980 te Brussel. In de voormiddag worden sectievergaderingen gehouden. In de namiddag is er een programmavergadering, waarop het volledig werkplan van het 38e congres bekend wordt gemaakt en alle secties een korte programmaverklaring afleggen.
Tot besluit worden belicht:
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
3. AfdelingswerkHet congres werkt een jaar lang verder in zijn afdelingen en studiecellen met als programma:
Het resultaat wordt gepubliceerd in werkstukken die samen een Algemeen-Nederlands Archief vormen. Zij vormen de grondslag van de congreswerkzaamheden. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
4. Statutaire algemene vergaderingTijdens de statutaire jaarvergadering in mei 1981 wordt de afgelegde weg overschouwd en worden de richtlijnen vastgelegd voor de laatste maanden van voorbereiding en het slotcongres. Tevens worden nieuwe gewone leden en aangesloten verenigingen die door het dagelijks bestuur voorlopig werden aanvaard officieel in de vereniging opgenomen. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
5. SlotcongresHet slotcongres wordt gehouden gedurende twee of drie dagen te Brussel, waarschijnlijk in september '81; het omvat sectievergaderingen, plenaire zittingen, een feestavond en een tentoonstelling. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
6. Congresboek. NazorgDe referaten en de aanbevelingen van het congres worden gepubliceerd en verspreid. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 125]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
De uitvoering van de vijfjarenprogramma's wordt ter hand genomen. De beleidsaanbevelingen worden bij de overheid bepleit en in de publieke belangstelling gebracht. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BestendigheidHet is wenselijk het congres met een regelmatige kadans van b.v. vijf jaar te herhalen. Op elk vijfjaarlijks congres wordt een overzicht gehouden van het gepresteerde werk en een nieuw werkplan opgesteld. Het congresboek zou kunnen uitgroeien tot een Algemeen-Nederlands jaarboek, met als afdelingen: Spiegel van de Nederlanden, de Nederlanden in de Wereld, een algemeen-Nederlandse bibliografie en kroniek. Algemeen wordt de wens uitgedrukt dat het congres, tussen de vijfjaarlijkse manifestaties, zou blijven voortwerken als een studie- en documentatiecentrum en een bestendig contactcentrum voor de verschillende sectoren. Hierdoor zouden de inspanningen van vele eenzame werkers blijvend een wederzijdse steun vinden en elk nieuw congres zou niet opnieuw van de grond af moeten opgebouwd worden. Een bestendig secretariaat is hiertoe vereist.
G.R. PIRYNS | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
BesprekingDe heer Johan Fleerackers onderstreept het belang van dit verslag. Hij kan zich volledig verenigen met de ontwikkelde visie. Men is nu op een keerpunt gekomen. Het is de taak van de programmaraad te onderzoeken welke de strategie moet zijn op korte, halflange en lange termijn. Wij moeten herstellen wat 150 jaar terug verloren is gegaan in de Noord-Zuid eenheid. Dit streven moet gebaseerd zijn op de erkenning van de staatkundige realiteiten en de nieuwe staatsstructuren. Het moet inspelen op het integratiestreven in ruimer verband dat zich voltrekt in Benelux en Europa. Wij moeten vertrekken van uit het basiswerk in de sectoren en tevens invloed uitoefenen op de toenadering van de overheden. De heer Paul Meulemans wijst op het belang van de Conferentie van rectoren. Hij spreekt de wens uit dat men er ooit zou toe komen dat de Vlaamse Universitaire Raad en zijn Nederlandse tegenhanger zouden samenwerken in een Vlaams-Nederlands supra-nationaal orgaan. De heer Jan Das wijst op dwarsverbindingen en overlappingen tussen de door het Congres behandelde sectoren. De programmaraad zou hieraan bijzondere aandacht moeten besteden. Bij het overlopen van de sectoren is hem opgevallen dat weinig aandacht wordt besteed aan de kansarme groepen. Vanuit de werkgroep vormings- en ontwikkelingswerk zal gepoogd worden dit tekort op te vullen. De heer Herman Candries vraagt bezinning over de taktiek om de Taalunie te consolideren en bredere kringen te betrekken bij de integratiebeweging. De Taalunie moet in het Congres een speerpunt zijn van waaruit de dwarsverbindingen vertrekken. Bij het bewustwordingsproces moeten we de media inschakelen. De heer I.J. Van Houte vraagt zo spoedig mogelijk de data van openingszitting en slotcongres te bepalen en de programma's uit te stippelen. De heer Paul Daels vraagt hoe de medewerking van de aangesloten verenigingen aan het Congres wordt georganiseerd. Antwoord: Het hoofdbestuur zal een lijst opstellen van de sectoren met beschrijving van hun programma en dit rondsturen aan de verenigingen met de vraag aan welke van de sectoren zij wensen mee te werken, en waarvoor zij eventueel een stuk inventarisatiewerk op zich kunnen nemen. Vanuit de sectoren kunnen de verenigingen meewerken aan de programmaraad. Zij kunnen ook artikels publiceren in de Nieuwsbrief en Neerlandia, en meewerken aan het Algemeen-Nederlands Jaarboek. Er wordt nogmaals benadrukt dat het niet de taak is van het hoofdbestuur inhoudelijk te bepalen wat in elke sector dient te gebeuren, maar wel voor de diverse sectoren een gemeenschappelijk stramien uit te werken zodat de werkzaamheden in één richting evolueren, met eenzelfde methodologische afstemming. De heer J. de Feyter pleit voor de bestendigheid van de congreswerkzaamheden zoals voorgesteld in het verslag. Het verslag wordt eenparig goedgekeurd.
In zijn slotwoord pleitte ALGEMEEN-VOORZITTER PROF. EM. DR. H. FAYAT voor een hernieuwde eenheid via gemeenschappelijke structuren. Hij waarschuwde daarbij voor particularisme, en wees op de rol van Vlamingen en Noord-Nederlanders in het eenwordend Europa. De Algemeen Voorzitter besluit met een dankwoord aan alle aanwezigen, aan alle aangesloten verenigingen, aan de verslaggever en alle medewerkers. | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 126]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 127]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Verslagen van de werkgroepenBuitenlandDe Werkgroep Internationale Relaties van het A.N.V. heeft zijn medewerking toegezegd en zal over de praktische vorm van deze samenwerking opnieuw beraadslagen op 22 augustus te Rosendaal. Inmiddels werd aan de heer Arthur Verthé een werknota gevraagd over het Vlaams emigrantenbeleid. De heer Jan W.A.M. Volleberg, die Nederland in den Vreemde vertegenwoordigt, zal deze problematiek vanuit een Noord-Nederlandse visie benaderen. De heer Karel Vertommen zal een bijdrage leveren over de wereldomroep. Ambassadeur Bob Lebacq schetste de huidige toestand bij de officiële en niet-officiële betrekkingen tussen Vlaamse en Nederlandse diplomaten in het buitenland. Hij wees op de verschillende oriëntering van Nederlands- en Franstalige personeelsleden van het Ministerie van Buitenlandse Zaken in België en zijn ervaringen inzake integratie van Nederlanders en Vlamingen in o.a. Indonesië. Belangrijk achtte hij de samenwerking bij de export, de ontwikkelingssamenwerking en de informatie van het buitenland vanuit Nederland en Vlaanderen. Uitvoerig besprak ambassadeur Lebacq o.m. ook de methode die kan gevolgd worden i.v.m. het opruimen van de psychologische slagbomen. Hij toonde een grote bereidheid om de werkgroep ook in de toekomst te adviseren. De heer Erik van Lerberghe, opdrachthouder bij Internationale Culturele Betrekkingen, zag een groot aantal mogelijkheden tot samenwerking in een gemeengemeenschappelijke aanpak van de ontwikkelingsproblematiek. Waarom bv. de uitgebreide Nederlandse dokumentatie niet gezamenlijk gebruiken, aanvullen en uitgeven? Waarom niet zoeken naar samenwerking inzake de projecten van de bilaterale, multilaterale hulp, humanitaire acties en niet-gouvernementeel werk? Hij pleitte voor een Nederlands-Vlaams overlegorgaan voor ontwikkelingssamenwerking. Ook Vlaamse en Nederlandse steden zouden kunnen samenwerken in verband met ontwikkelingsprojecten in de derde wereld. De heer Van Lerberghe zag ruime mogelijkheden i.v.m. het Commissariaat-Generaal voor Internationale Culturele Betrekkingen. De heer Van Lerberghe toonde zich bereid een werkstuk over dezeproblematiek te maken, dat begin september klaar zou zijn. Mevr. Nelly Maes, voorzitster van het Vlaams Internationaal Centrum bezorgde de werkgroep een vragenlijst met betrekking tot knelpunten inzake de integratie op het cultureel, economisch en informatief terrein. Mevrouw Maes deelde mede dat een aantal leden van het VIC beslist een bijdrage kunnen leveren tot het welslagen van de werkgroep en bezorgde hierover een groot aantal praktische gegevens. De heer Paul Ghysels, Voorzitter van de Vereniging voor de Verenigde Naties en ambtenaar bij het Algemeen Bestuur voor Ontwikkelingssamenwerking meent dat wij overal met Nederland intensief kunnen samenwerken waar wij niet concurrentieel zijn. Op korte termijn behoren echter alleen de sectoren cultuur en technische samenwerking inzake ontwikkelingshulp tot de haalbare mogelijkheden. De heer Ghysels was van oordeel, dat een gemeenschappelijke belangstelling voor dezelfde problemen ons dichter bij elkaar kan brengen, vooral inzake de derde wereld. Nederland verrichte bv. reeds heel wat denkwerk en beschikt over degelijke publicaties over alle aspecten van de ontwikkelingssamenwerking. Waarom zouden wij die niet massaal bij ons verspreiden, i.p.v. (slechte) Franse vertalingen uit te geven? Een Vlaams-Nederlandse buitenlandse aanpak van de wereldproblemen zou op alle domeinen veel efficiënter werk opleveren, dan nu het geval is. De heer Ghysels bezorgde een aantal waardevolle inlichtingen over deskundigen en dokumentatie. HUGO RAU | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
ToerismeEen commissie ter voorbereiding van de werkgroep Toerisme zal samengeroepen worden in de loop van de maand augustus. Deze voorlopige commissie bestaande uit de direkteurs van de Toeristische Federaties, enkele Toeristische Beroepsjournalisten, een afgevaardigde van o.a. het Commissariaat-Generaal, VTB-VAB, Touring Club, de Vlaamse Jeugdherbergcentrale, de Nederlandse Dienst voor Toerisme, zal zich eerst beraden over de inventarisatie en evaluatie van de bestaande organisaties. Verscheidene gecontacteerde personen zijn bereid tot het maken van een inventaris op hun deelterrein. Coördinatie van deze initiatieven is echter noodzakelijk. Deze samenwerking is ook absoluut noodzakelijk voor een inventaris van de contacten tussen Nederland en Vlaanderen. Behalve de officiële Beneluxsamenwerking (Benelux Toerisme Dienst) is de samenwerking ook binnen de deelgebieden zeif zeer sporadisch en divers zodat een overzicht uiterst moeilijk realiseerbaar zal zijn.
INGRID DESMET | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
GrensverkeerOp 5 juni jl. kwam een beperkte werkgroep bijeen, die tot opdracht had het werkterrein en de thema's die in deze sector aan bod zullen komen, af te bakenen. Er werd hiervoor beroep gedaan op de heren:
P. Thuysbaert zal voortaan vervangen worden door Alex Reyn, opdrachthouder op het Kabinet van Eerste Minister Martens. Tijdens deze eerste vergadering kwam mentot volgende afbakening van werkterrein en thema's: - Men zal zich beperken tot de specifieke problemen van het grensverkeer, en nl. tot die waar je als burger, als gemeente of grensstreek voortdurend op botst. Men zal zich vooral toeleggen op problemen die hun oorsprong vinden in de administratieve en juridische sfeer. De problemen van provinciale en nationale samenwerking worden behandeld in andere | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 128]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
sectoren van het Congres.
In de eerstvolgende maanden zal een inleidende tekst opgesteld worden door J.E. Wouters en L.M.J. van de Laar. Deze inleiding zal bestaan uit een concreet feitenmozaïek van grensproblemen. Van de Laar geeft hiervoor volgende onderwerpen op:
Tijdens een tweede vergadering die plaats zal hebben op 19 september 1980 zal men de prioriteiten vaststellen van de onderwerpen die verder uitgewerkt dienen te worden. Men zal hierbij vooral vertrekken van hele concrete problemen uit de juridische en administratieve sfeer die op laag niveau kunnen aangezwengeld worden. Men denkt hiervoor in de richting van grensafspraken waarbij men in beide landen bv. speciale regelingen zou kunnen treffen voor de inwoners van afgebakende grensgebieden. Pas nadat een voorstel van planning van deze prioriteiten is uitgewerkt, kan de ruimere werkgroep bijeengeroepen worden. Er zal gestreefd worden om tegen de openingszitting van het Congres in het najaar 1980 de volledige werkgroep samen te stellen. CECILIA GHESQUIERE | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
TaalDe vereniging voor het Onderwijs in het Nederlands (VON), wil een bijdrage leveren tot de werkgroep taal en onderwijs. In dit verband werden benaderd: de heer Vandeweghe, verbonden aan het Seminarie voor Nederlandse Taalkunde aan de Rijksuniversiteit te Gent, mejuffrouw Lieve Vlaminckx, secretaresse van de VON en mevrouw Dora Smeesters, bestuurslid. Mevrouw Smeesters (die ook redactrice is van het Nederlands-Vlaams VON-blad ‘MOER’) bereidt ten behoeve van de werkgroep momenteel een werkstuk voor, betreffende o.a. taalonderricht en taalproblematiek in de integratie van Nederland en Vlaanderen, dat in september ter bespreking zal voorgelegd worden. De Nederlandse VON ontstond enkele maanden eerder (in 1969) dan de Vlaamse. Tussen beide verenigingen bestaan stevige contacten. De vereniging is een organisatie die zich richt tot iedereen die te maken heeft met moedertaalonderwijs. In Nederland telt de VON nu enkele duizenden leden en in Vlaanderen ongeveer 500. Jaarlijks wordt in het najaar een conferentie georganiseerd. In samenwerking met VON-Nederland verschijnt ‘Moer’ zes maal per jaar. Het is een algemeen tijdschrift voor moedertaalonderwijs met zowel praktische als meer theoretische bijdragen. ‘VON-Informatie’ is een Vlaamse publicatie die vooral boekbesprekingen, lesideeën, conferentieverslagen en verenigingsnieuws bevat. Bovendien verschijnen in Nederland ‘Interkom’ een tijdschrift met lesideeën (Vlaamse leden kopen het tegen ledenprijs) en een reeks boeken o.m. over Creatief Taalonderwijs. De heer Vandeweghe noemde de VON ‘een stuk vleesgeworden integratie’. Mevrouw Smeesters kent Nederland vrij goed. Iedere maand woont ze er, telkens bij een ander bestuurslid, de redactievergaderingen bij. Zelf is zij lerares Nederlands aan de Middelbare Rijksnormaalschool te Lier en docente communicatie aan de U.I.A. te Antwerpen. De Moer-vergadering stelt haar in de gelegenheid in vrijwel alle delen van Nederland op situatie-verkenning uit te gaan. De verstandhouding met de Nederlandse collega's is voortreffelijk. Zij meent dat het A.N.C. en de werkgroep Taal vruchtbaar werk zouden kunnen leveren door voorstellen te formuleren, die de verschillen tussen Nederland en Vlaanderen laten verdwijnen, zo onder meer inzake diploma's en didactisch materiaal. Over de gesprekken met de VON houdt het ANC-secretariaat meer uitvoerige verslagen en aanvullende dokumentatie ter beschikking van de werkgroep.
HUGO RAU | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Kunst en museaDr. H.W.A. Vredegoor, directeur van het bureau van de stichting Zuid-Nederlandse Ontmoetingen te Eindhoven gaf een overzicht van de werking van zijn stichting, die zich sedert 1965 beijvert om contacten tussen Nederland en Vlaanderen te bevorderen. Wat de thema's betreft, meende Dr. Vredegoor dat de werkgroep zich zou kunnen concentreren op o.a. de fiscaliteit en de kunst, het volgrecht, de culturele accoorden en de grensoverschrijding. Het zou, meende hij, een belangwekkende bijdrage tot de integratie zijn, wanneer de werkgroep belangstelling zou tonen voor de toneelproblematiek: hoe worden de kleinere gezelschappen beter betrokken bij de werkverdeling, hoe kan men Vlaamse groepen in Nederland meer laten reizen met minder stukken, hoe kunnen de coproducties worden uitgebreid. In verband met de film verdienen de werkvoorwaarden, de verspreiding en de coproducties eveneens de aandacht van de werkgroep. De heer Willy Juwet, adviseur-hoofd van dienst voor de plastische kunsten bij het Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur, is bereid een aktieve rol te spelen in de werkgroep. De heer Juwet wees op de verschillen tussen het overheidsbeleid in Vlaanderen en Nederland, de mentaliteitsverschillen bij de kunstenaars en de gewijzigde structuur van een aantal instellingen, zoals o.a. het galerijwezen. Wat de thematiek betreft, zou het goed zijn aandacht te vragen voor het statuut van de kunstenaar, het grondig doorlichten van de culturele accoorden, het gevoerde aankoopbeleid, het volgrecht, het fiscale luik van de kunstverwerving, de B.T.W.-verschillen, de economische betekenis van het kunstwerk enz. Aangezien zowel Nederlanders als Vlamingen op kunstgebied een wereldfaam genieten, zouden wij hierop kunnen inspelen in de economische sfeer. Ook een ver doorgedreven combinatie van toerisme, economie en kunst behoort tot de nog uit te werken mogelijkheden. De heer Clem Dufour, secretaris van het comité Amateurtoneel België-Nederland, heeft in de bestuursvergadering van 21 juni besloten het verzoek te richten tot het A.N.C. om aansluiting. Zijn vereniging wil actief deelnemen aan het werk in deze sector. HUGO RAU | |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 129]
| |||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
Het Algemeen-Nederlands Congres: een concreet werkterreinAfdelingen, werkgroepen, studiecellenHet werkterrein van het congres wordt ingedeeld in negen grote afdelingen.
Binnen elke afdeling is er ruimte voor één of meer werkgroepen en/of studiecellen.
Het geheel wordt gebundeld door een programmaraad.
Na enkele maanden voorbereiding ziet dit netwerk eruit als volgt:
Aan elke werkgroep zal gevraagd worden, telkens voor zijn eigen werkterrein:
De opgestelde werkdocumenten zullen na bespreking omgezet worden in ontwerp-congresbesluiten die vervolgens door de afdelingen en het congresbestuur worden getoetst en gebundeld.
Een zakelijke aanpak vereist dat dit werk zoveel mogelijk toevertrouwd wordt aan organisaties en personen die op deze verschillende gebieden reeds creatief en succesvol werkzaam zijn. |
|