Neerlandia. Jaargang 84
(1980)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 109]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[Nummer 4]De hanze - bloei en ondergang van een handelsverbondDit jaar viert Zwolle zijn 750-jarig bestaan. Naar aanleiding van dit feit zijn er in deze oude Hanzestad verschillende manifestaties waaronder tentoonstellingen als ‘750 jaar Zwolle’, ‘Het binnenhuis in de late middeleeuwen (1400-1550)’ (oktober-december) en ‘Kunst uit de Hanzetijd’ (23 augustus t.lm. 21 september). In mei vond het congres plaats van de reeds sinds 1870 actieve ‘Hansische Geschichtsverein’. Bij deze herdenkingsfeesten valt de nadruk op de verbondenheid van Zwolle met de Hanze. Er werd in augustus een internationale Hanzebeurs gehouden alsmede een ‘Hanze-dagvaart’ waaraan delegaties van een aantal Hanzesteden deelnamen. Met deze ‘Hanzedagvaart’ wil men na een onderbreking van 311 jaar (de laatste Hanzedag vond plaats in 1669) de traditie van de Hanzedagen nieuw leven inblazen. Uitgenodigd waren de volgende Nederlandse steden: Arnhem, Bolsward, Deventer, Doesburg, Elburg, Groningen, Harderwijk, Hasselt, Hattem, Kampen, Nijmegen, Oldenzaal, Ommen, Staveren, Venlo, Zaltbommel, Zutphen. Uit de Duitse Bondsrepubliek waren aanwezig: Berlijn, Bocholt, Bremen, Buxtehude, Dortmund, Duisburg, Düsseldorf, Emmerik, Goslar, Hamburg, Hameln, Keulen, Kiel, Lübeck, Lüneburg, Lünen, Münster, Neuss, Osnabrück, Soest, Solingen en Stade. Zweden is vertegenwoordigd door Kalmar, Noorwegen door Bergen.
Mede naar aanleiding van deze herdenking publiceren wij hier een artikel van onze medewerker de heer P. Krug over de Hanze en de rol van de Nederlandse steden hierin.
Het is moeilijk na ruim zes eeuwen de betekenis en invloed van de Hanze op zijn juiste waarde te schatten. In een tijd van politieke verbrokkeling en voortdurende oorlogen heeft dit handelsverbond ongetwijfeld in grote mate bijgedragen tot de welvaart van vele Noordeuropese steden. De Hanze was een belangrijk bindend element zowel op commercieel als op politiek gebied. Binnen het kader van de Hanze konden gedurende enkele eeuwen intensieve relaties worden opgebouwd, die hun invloed ook buiten de Hanze-regio deden gevoelen.
De ontwikkeling van de Hanze is ondenkbaar zonder een klasse van ondernemende kooplieden, die een onafhankelijke positie innamen ten opzichte van de geestelijke en wereldlijke machten van die tijd. In de veertiende eeuw verplaatst het zwaartepunt van het economisch leven zich van het platteland naar de stad. De kruistochten hadden de opkomst der steden bevorderd. De handel met het Oosten nam toe en daarmee groeide ook de betekenis van het verkeers- en transportwezen binnen Europa. Deze ontwikkeling stimuleerde uiteraard de geldeconomie.
De adel zag zich geplaatst tegenover een steeds machtiger wordende burgerij. Een teken aan de wand was de Guldensporenslag (1302) waarin het adelsleger het onderspit moest delven tegen de legers van de Vlaamse steden. In dit verband kan ook nog gewezen worden op het opmerkelijke feit dat de Engelse wol en de Vlaamse wolnijverheid een rol hebben gespeeld bij de aanvang van een schijnbaar dynastieke oorlog, de Honderdjarige Oorlog (1339-1453). Ook de vorsten worden meer en meer afhankelijk van de burgerij. Dank zij deze burgerij konden in Noord-Europa steden tot ontwikkeling komen als Lübeck, Bremen, Danzig, Nowgorod, Kampen en Brugge. Het kerngebied van de Hanze was de Oostzee en de Noordzee, de grondslag van zijn bestaan de zeevaart en handel, de wortels van zijn bloei de ondernemingszin van een machtsbewuste burgerij. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Het begrip ‘hanze’Het woord hanze (Duits Hanse) vindt zijn oorsprong in het latijnse hansa, het recht dat vreemde kooplieden verschuldigd zijn om een bedrijf te mogen uitoefenen in een land, een heerlijkheid of een stad. Dit recht dateert reeds uit de twaalfde eeuw en wordt verleend door de koopliedengilden in de steden. Het woord hanze krijgt daardoor op den duur de betekenis van koopmansgilde. De activiteiten van een dergelijk koopmansgilde strekken zich vaak uit vèr buiten de eigen stad. Er ontstaan bepaalde vormen van samenwerking, waarbij de kooplieden van verschillende steden elkaar ‘vrijheid van de hanze’ schenken. De oudste koopliedencorporatie van dit genre werd in Londen gevormd. Reeds in de twaalfde eeuw bezaten Keulse kooplieden hier privileges en een eigen gebouw, later de Staalhof (Steelyard) geheten. Kooplieden uit Westfalen, het Nederrijnse gebied en Groningen stichtten tegen het einde van de twaalfde eeuw in Visby op Gotland de ‘Gotlandse Vereniging’.
Ook elders, in het Russische Nowgorod, op Schonen in Zuid-Zweden, in Brugge, in het Noorse Bergen werden nederzettingen en kantoren gevestigd: Door een gemeenschappelijk optreden wist men verschil- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 110]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
lende privileges te verwerven. Vorstelijke vrijbrieven gaven recht op vrije handel in het betreffende gebied en bijzondere bescherming bij het vervoer van produkten. Voorts streefden de Hanzen naar verlaging van douanetarieven, instelling van eigen rechtbanken en opheffing van het strandrecht, dat kustbewoners het recht gaf zich gestrande schepen of aangespoelde goederen toe te eigenen. Langzamerhand ging de leiding van de handelspolitiek van de koopliedenhanzen over naar de steden, waaruit de verschillende groeperingen van kooplieden afkomstig waren. De kooplieden-hanzen werden in de veertiende eeuw steden-hanzen, hetgeen tot gevolg had nauwere contacten en tenslotte een hechtere aaneensluiting van verschillende steden met als doel de verdediging van gemeenschappelijke belangen op het gebied van navigatie en negotie. Zo kwam in de jaren 1356 tot 1359 de Duitse Hanze tot stand. De drijvende kracht achter deze Hanze was het snel in betekenis toenemende Lübeck. De ‘dudesche Hense’ bleef een los verbond al waren de beslissingen van de vergaderingen, de ‘Hansetage’ bindend. Niet-nakoming van besluiten leidde tot ‘Verhansung’ (uitsluiting).
Een gemeenschappelijke vloot of een staand leger bezat de Hanze niet. In geval van oorlog leverden alle steden schepen en troepen. Overigens hebben de oorlogen, die de Hanze voerde, steeds uitsluitend commerciële doeleinden gehad. De afkeer van de oorlog blijkt uit een uitspraak van de burgemeester van Lübeck: ‘Lasset uns verhandeln; denn es ist leicht das Fähnlein an die Stange zu binden, aber schwer, es in Ehren wieder einzuholen...’
Het aantal deelnemers aan de Hanzedagen wisselde. Het drukst bezocht was de Hanzedag van 1447, waaraan 39 steden deelnamen. De verslagen van de Hanzedagen, de zogenaamde ‘recessen’ geven een goede indruk van de activiteiten van de Hanze en vormen een onmisbare bron voor het historisch onderzoek naast stadsrekeningen, oorkonden, acten en andere bescheiden. Overigens betekende het feit, dat een stad deelnam aan de Hanze-vergaderingen nog niet dat deze als lid van het Hanze-verbond kon worden beschouwdGa naar voetnoot(1). Naar schatting kon de Hanze in zijn bloeiperiode 70 tot 80 steden als lid beschouwen. Ook de bekende Duitse Orde had zich bij de Hanze aangesloten. Lange tijd gaven de Duitse ridders de Hanze in de ogen van het feodale Europa een zeker prestige. De vier belangrijkste Hanze-kantoren, gevestigd in niet-Hanzesteden waren die van Nowgorod (St. Petershof), Bergen (‘Die Deutsche Brücke’), Londen (de Staalhof) en Brugge. Merkwaardig genoeg was de organisatie van deze kantoren veel nauwkeuriger vastgelegd dan die van de Hanzesteden zelf. Ieder ‘Kontor’ had een eigen rechtspersoonlijkheid en een eigen zegel. Het kantoor in Nowgorod moest nadat Iwan III de vrije stad aan het Ilmenmeer had veroverd reeds in 1494 worden gesloten. Van de vier kantoren was het Brugse ongetwijfeld het belangrijkste zodat we op de positie van Brugge nog terugkomen. Opgemerkt moet nog worden, dat de kooplieden van de Hanze zich naar hun streek van herkomst in drie afdelingen, zgn. ‘Drittel’ hadden gegroepeerd, een Lübecks-Saksisch ‘Drittel’, een Gatlands-Lijflands ‘Drittel’ en een Westfaals-Pruisisch ‘Drittel’ met Keulen als belangrijkste Hanzestad. Bij dit laatste ‘Drittel’ sloten de meeste Nederlandse hanzeaten zich aan. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Karakter van de hanzehandelDe hanzeatische handel concentreerde zich langs de as Londen - Brugge - Hamburg - Lübeck - Reval - Nowgorod. De Hanze verenigde de westelijke, noordelijke en oostelijke handelswegen. Het ging in deze Oost-West-handel in het begin vooral om bont en bijenwas enerzijds, laken en zout anderzijds. Later gingen veel meer produkten een rol spelen: koper en ijzer uit Zweden, Boven-Silezië, Hongarije en het Karpatengebied, vis van het Zweedse schiereiland Schonen, Noorwegen en IJsland, graan (vooral rogge) en hout uit Pruisen, Litouwen en Polen, wijn uit Zuid-Duitsland en zout van de Franse kust en Portugal, linnen (uit Westfalen) en bier.
De lucratieve lakenhandel nam in de hanzeatische handelsoperaties een belangrijke plaats in. Uit de Oostelijke gebieden (Rusland, Lijfland, Litouwen en Polen) betrok men zoals gezegd bont en bijenwas (van belang voor de kaarsenfabricage). Bont was een veelbegeerd handelsprodukt.
De grote behoefte aan zout o.m. voor het zouten van boter en haring (van belang als vastenspijs), waarborgde een regelmatige handel in dit produkt. Lüneburg had een monopolie-positie als producent van zout. Later werd veel zout aangevoerd uit Frankrijk, | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 111]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
m.n. de Baai van Bourgneuf ten zuiden van de Loiremonding. Granen, vooral rogge, bezetten met zout een steeds belangrijker plaats in de Hanzehandel. Hout werd aangevoerd uit Polen, Litouwen en Pruisen. De belangrijkste uitvoerhaven van dit voor de scheepsbouw en woningbouw onmisbare produkt was Danzig.
Maar ook de bijprodukten van hout waren zeer gezocht: as (gebruikt bij het verven van textiel), pek, teer en hars, nodig bij het kalefateren van schepen. Lijfland leverde vlas. Bier was een eigen produkt van de Noordduitse Hanzesteden, met name de vrije rijkssteden Bremen, Hamburg en Lübeck en voorts Wismar, Rostock en Danzig. De export hiervan richtte zich op Noorwegen, Schonen en meer oostelijke gebieden, maar ook op de Nederlanden. Onder de verhandelde metalen namen koper en ijzer, voornamelijk afkomstig uit Zweden en Hongarije, de voornaamste plaats in. Westfalen was een belangrijke producent van linnen. Specerijen speelden in de hanzeatische handel een betrekkelijk geringe rol. Het betrof hier vooral peper en gember. In feite heeft de Hanze slechts een korte periode van werkelijke bloei gekend, nl. van 1350 tot 1400. Nadien treedt langzamerhand het verval in en is van expansie geen sprake meer. Het aantal leden van de Hanze wisselde en het is niet mogelijk dit aantal precies vast te stellen. Onder de banier van de Hanze verenigden zich steden in het Oostzeegebied (Riga, Dorpat, Reval, Elbing, Danzig, Stralsund, Rostock, Wismar, Lübeck), steden aan de Noordzeekust (Hamburg, Bremen, Emden) maar ook steden veel meer landinwaarts gelegen zoals Münster, Keulen, Dortmund, Hildesheim, Braunschweig, Göttingen, Breslau (Wroclaw), terwijl Krakau (Kraków) en het Russische Nowgorod als vooruitgeschoven posten van het Hanzeverbond konden worden beschouwd. Kapitein Richard Chancellor, die als eerste Engelsman in 1554 de zeeweg om het Russische schiereiland Kola ontdekte en aan de mond van de Dwina voor anker ging, schreef over Nowgorod: ‘Ten zuid-westen van Cholmogory ligt de stad Nowgorod; daar in de omtrek groeit prachtig vlas en hennep; er komt ook was en honing vandaan. De Hollandse kooplui hebben in Nowgorod hun eigen pakhuis...’ Een Russisch spreekwoord luidde: ‘Wie vermag iets tegen God en het grote Nowgorod’. Helaas maakt de verovering van Nowgorod in 1471 door grootvorst Iwan III een einde aan haar bloei. Reeds in 1494 werd het Hanzekantoor in Nowgorod gesloten.
Verschillende steden danken hun ontstaan en groei aan de bedrijvigheid, die de Hanze schiep. Riga kreeg in de dertiende eeuw betekenis dank zij verschillende handelsactiviteiten en dit geldt evenzeer voor Estische steden als Reval (nu Tallinn, gesticht in 1219) en Dorpat (nu Tartu, gesticht in 1030) en Wismar (1229) in Mecklenburg. Ondanks de rivaliteit van steden als Hamburg, Riga en Danzig ontwikkelde Lübeck, het eindpunt van een belangrijke handelsweg door Holstein, zich tot het knooppunt van alle handelsstromen van de Zuiderzee tot Nowgorod. Conflicten van de Hanze met Denemarken, dat de toegang van de Noordzee tot de Oostzee beheerste, bleken naarmate de macht en invloed van de Hanze groeide, onvermijdelijk te zijn. Toen de Deense koning Waldemar IV in 1360 Schonen had veroverd op de Zweden en zich
Het koggeschip
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 112]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
in 1361 ook meester maakte van het eiland Gatland en in 1362 een deel van de Hanzevloot vernietigde, vormden vele steden van Amsterdam tot Elbing (thans het Poolse Elblag) in 1367 de Keulse Confederatie. Zij veroverden Kopenhagen, Schonen en Helsingborg en zagen bij de vrede van Stralsund in 1370 hun handelshegemonie in het noorden verzekerd. De volgende Nederlandse steden namen deel aan de Keulse Confederatie: Kampen, Staveren, Harderwijk, Elburg, Amsterdam, Dordrecht, Brielle, Zierikzee, Zutphen en Deventer. Kampen leverde voor de gezamenlijke vloot één kogge en twee Rijnschepen met 150 man, de overige Nederlandse steden tezamen drie koggen, met driehonderd man. Hieruit blijkt wel de betekenis van Kampen. De confederatie, een belangrijk fenomeen in de geschiedenis van de Hanze, kwam in Keulen tot stand omdat deze metropool aan de Rijn gemakkelijk bereikbaar was voor de Nederlanders wier deelneming onmisbaar was voor het welslagen van de onderneming. | ||||||||||||||||||||||||||||||
De KoggeEen belangrijke bijdrage tot de bloei van de Hanze leverde het gebruik van een bepaald scheepstype: de kogge. Tegen het einde van de twaalfde eeuw kwam dit schip van groot formaat in Noord-Europa in gebruik. Het laadvermogen van het nogal lompe schip bedroeg meer dan honderd last, d.w.z. acht- of tienmaal zoveel als van oudere schepen. De gemiddelde grootte van een kogge bedroeg 30 bij 7 meter met een diepgang van drie meter. Het schip voerde slechts één zeil. Vermoedelijk is de kogge ontworpen door Friezen. De kogge gaf de hanzeaten een grote voorsprong op hun concurrenten. Eén van de grootste specialisten op het gebied van de geschiedenis van de Hanze, Rörig meent zelfs dat de superioriteit van de Hanzekooplieden berust op het door hen gebruikte scheepstype van de koggeGa naar voetnoot(2). In de 14de en ook nog in de 15de eeuw is de kogge het Hanzeschip bij uitstek. Langzamerhand werd de kogge verdrongen door de hulk met een platte bodem en ronder van vorm dan de kogge. Na het midden van de 15de eeuw kwam ook nog de snel zeilende karveel met drie masten in gebruik maar de hulk bleef tot in de 17de eeuw het meest populaire scheepstype bij de hanzeaten. Voor de binnenscheepvaart werden allerlei soorten kleinere schepen gebruikt. | ||||||||||||||||||||||||||||||
Brugge en de hanzeTen aanzien van de Hanze kunnen in de Nederlanden drie sectoren worden onderscheiden:
De Nederlanden waren grote afnemers van graan, bont, koper, hout, bijenwas, ijzer, vlas, amber en wijn. Bekend is welke belangrijke rol Brugge in de hanzeatische handel heeft gespeeld. In de veertiende eeuw werd Brugge de stapelplaats voor het gehele gebied van de Nederlanden. De stad was gunstig gelegen aan het Zwin en ontwikkelde zich in de dertiende eeuw tot de belangrijkste haven in Europa na Florence. Door de ligging tegenover Engeland lag het voor de hand de wolstapel voor de Engelse wol in Brugge te vestigen (1313). De Vlaamse lakenindustrie verkreeg een grote faam. Evenals Engelsen en Venetianen onderkenden de Hanze-kooplieden al spoedig de betekenis van deze Vlaamse stad voor de Noordeuropese handel en vestigden zij er in het midden van de veertiende eeuw een ‘Kontor’. Het was Hanzeleden op straffe van ‘verhansing’ (uitsluiting) verboden bepaalde waren, in het bijzonder kwaliteitsprodukten uit Oost- en West-Europa ergens anders te verkopen dan in Brugge. Dit stapelrecht vormde een tegenprestatie voor de privileges aan de Hanzeleden, die een handelsmonopolie voor alle produkten uit het Oostzee-gebied bezaten. Hollanders en Scandinaviërs waren uitgesloten van deze handel. Het hoogwaardige Vlaamse laken mocht alleen door Hanzeleden in Noord-Europa verhandeld worden. De hanzeaten voerden graan, hout en pelzen aan, de Engelsen hun wol, de Venetianen zuidvruchten en specerijen en later kon men ook Afrikaanse produkten zoals ivoor en peper in de stad aan het Zwin aantreffen. En uit Frankrijk kwamen er wijnen en ook zout uit de Baai van Bourgneuf. Om een indruk te geven van de betekenis van Brugge zij slechts vermeld dat alleen al in 1368 20.000 stuks Vlaams laken van Brugge naar Lübeck en het Oostzeegebied werden uitgevoerd. In de veertiende eeuw telde Brugge rond 35.000 inwoners (naar middeleeuwse maatstaven een metropoliet!) en 52 gilden. Nog in 1486 liepen hier op één enkele dag 150 vreemde schepen binnen. Toch was de bloeitijd van Brugge toen al voorbij. Veel historische schoonheid uit de Hanzetijd is in Brugge gelukkig bewaard gebleven. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 113]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Aan de Hanze zelf herinneren nog de overblijfselen van het ‘Oosterlingenhuis’ (oosterlingen: kooplieden uit het Oostzeegebied). De ondergang van Brugge was onvermijdelijk. Oorzaken hiervan waren niet alleen de verzanding van het Zwin maar ook de achteruitgang van de geldmarkt en vooral ook het verval van de Vlaamse lakenindustrie als gevolg van de Engelse en Hollandse concurrentie. Omstreeks 1550 hield het Hanzekantoor in Brugge vanzelf op te bestaan. De hanzeaten vestigden zich in Antwerpen, waar zij het imposante maar helaas verdwenen ‘Domus Hansae Teutonicae Sacri Romani Imperii’ lieten bouwen. | ||||||||||||||||||||||||||||||
De Noordelijke Nederlanden en de hanzeDe IJsselsteden en de havens aan de Oostkust van de Zuiderzee konden zich door hun gunstige ligging tot bloeiende handelssteden ontwikkelen. De IJssel verbond hen met de Rijnvlakte, met Westfalen en Keulen. Dank zij de Zuiderzee wisten zij zich een plaats te veroveren in de hanzeatische handel van Londen tot Nowgorod. De IJssel vormde als verbindingsweg tussen Noord en Zuid in de dertiende-veertiende eeuw een hoofdader in de negotie van de Noordelijke Nederlanden. In dit gebied spelen in de veertiende eeuw vier steden nl. Deventer, Zutphen, Harderwijk en Elburg als leden van de Hanze een belangrijke rol. In de tweede helft van de veertiende eeuw had Kampen deze steden echter overvleugeld.
De opkomst van Kampen was te danken aan de deelname aan de ‘ommelandsvaart’, de zeevaart om Kaap Skagen en door de Sont naar de Oostzee. In 1394 leverde deze IJsselstad driehonderd man voor een Hanzeleger bestemd om zeerovers te bestrijden.
Kampen nam een veel sterkere positie in dan het oudere Deventer. In 1495 verhief keizer Maximiliaan Kampen tot keizerlijke vrije Rijksstad. In de 16de en 17de eeuw werd de positie van deze IJsselstad evenwel verzwakt door de concurrentie van de Hollandse steden. Deventer was na Kampen de belangrijkste handelsstad aan de IJssel. In de vijftiende eeuw ging de handel achteruit maar dank zij zijn jaarmarkten kon Deventer in de zestiende eeuw zijn positie handhaven. Zwolle, geen IJsselstad, maar aan het Zwarte Water gelegen, had door de Overijsselse Vecht een verbinding met het voor de Hanze zo belangrijke Westfalen. Van Zwolle is bekend dat deze stad in 1407 opgenomen werd in de Hanze maar hier is sprake van een heropname. Nijmegen sloot zich in 1402 aan, Kampen eerst in 1441, maar ook hier kan gesproken worden van heropname. Staveren was reeds van het begin van de vijftiende eeuw Hanzestad, Arnhem en Roermond werden evenals Kampen in 1441 opgenomen. Zij waren de laatste grotere Nederlandse steden, die tot het Hanzeverbond toetraden. Later volgden nog kleinere steden als Doesburg, Venlo en Bolsward. De vraag rijst welke oorzaken er toe geleid hebben dat Holland en Zeeland buiten de Hanze bleven.
Allereerst moet worden opgemerkt dat deze steden onder het gezag van de graven van Holland minder zelfstandig waren dan de Oostnederlandse steden. Voorts bracht de bloei van handel, zeevaart en nijverheid de Hollandse steden ertoe zèlf, dus in concurrentie met de Hanze, hun grondstoffen (voornamelijk graan en hout) in het Oostzeegebied te kopen, waar zij ook een afzetgebied voor hun laken vonden. Toen de Bourgondische hertogen zich meester maakten van het Noord-Westen van de Nederlanden, kwam een duidelijke scheiding tot stand tussen Holland en Zeeland enerzijds en de Hanzesteden in het oosten van het land anderzijds. De grens van de Hanze viel in grote lijnen samen met die van het Oversticht en Gelre.
De betekenis van de Hanze voor onze oostelijke regio hing ook samen met de noodzaak het tekort aan voedingsgewassen aan te vullen met graan, afkomstig uit Pruisen. Naast graan werden uit de Oostzeelanden hout, haring, stokvis, traan, bont, huiden en vellen, talk, as, hars, pek en teer aangevoerd. Naar de Oostzeelanden werden uitgevoerd: zout, laken, wijn, verfstoffen, spijsolie, rozijnen, vijgen en specerijen (peper, muscaatnoten, kruidnagelen, safraan, gember). Zelf produceerde Oost-Nederland veeteeltprodukten (boter, kaas, huiden, leer) en vis (haring, schol, aal en bokking, verkregen in de Harderwijkse rokerijen).
Sinds de vijftiende eeuw werden 13 Nederlandse steden als volberechtigde Hanzesteden erkend: allereerst Zwolle en de IJsselsteden Kampen, Deventer, Zutphen die samen met Harderwijk, Staveren en Elburg bekend waren als de Zuiderzeesteden, voorts Groningen, Nijmegen, Arnhem, Roermond, Venlo en Bolsward.
De Zuiderzeesteden moesten bij voorkomende gelegenheden één achtste tot één negende van het totaal aan krijgsvolk en krijgsbehoeften aan de gezamenlijke Hanzesteden opbrengen, hetgeen hun betekenis duidelijk illustreert. | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 114]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
Conflicten met de Hollandse stedenDe scherpe concurrentie tussen de Hollandse steden en de Noordduitse Hanzesteden in de Oostzeehandel moest onvermijdelijk tot conflicten leiden. Hierin speelde Lübeck een belangrijke rol. Deze ‘Königin der Hanse’ deed omstreeks 1400 herhaaldelijk pogingen niet-hanzeaten uit te sluiten van de handel op de Hanzesteden. De maritieme en commerciële expansie van de Hollanders was evenwel niet te stuiten. Sedert 1350 gingen Hollandse schepen steeds meer Pruisische steden en ook Reval en Riga aandoen. Ze beperkten zich niet tot handel in produkten als graan en hout maar legden zich ook toe op handel in laken, zout en haring, waardoor zij de positie van Lübeck ernstig benadeelden. De Pruisische steden zagen de
Het Gotische Belfort van Brugge, een stenen toorts tegen de hemel gericht om aan de omringende steden de macht van de plaatselijke ambachten te tonen, werd door brand vernietigd en in 1280 herbouwd.
Dit Belfort, symbool der gemeentelijke vrijheden, is 83 meter hoog. (foto welwillend afgestaan door het Gemeentebestuur van Brugge). goedkope Hollandse vrachtvaarders graag komen. De polyglottische Hollanders waren gevreesde concurrenten voor Lübeck omdat zij door hun talenkennis geen bemiddeling nodig hadden en rechtstreeks contact zochten met hun afnemers zoals Zweden, Russen en Pruisen. Het ‘Schuldbuch’ van Riga uit de jaren 1286 tot 1352 bevat talrijke aanwijzingen over het handelsverkeer met de Nederlanden. Maar er was niet alleen sprake van commerciële relaties. Andreas Knöpfen, die de Hervorming naar Riga bracht, onderhield een briefwisseling met Erasmus. Nog in de zeventiende eeuw bestond er in Riga een kolonie van Hollandse kooplieden. Tekenend is ook dat tot 1815 in Riga Hollandse dukaten en daalders in omloop bleven. In 1417 werd aan niet-hanzeaten de handel op Lijfland, dus o.m. op Riga, door de Hanze verboden. Er mocht geen laken van te geringe kwaliteit worden ingevoerd, welke maatregel zich in het bijzonder richtte tegen het Hollandse laken dat van mindere kwaliteit en dus ook goedkoper was dan het Vlaamse. De toenemende spanningen moesten tot een openlijk conflict leiden. | ||||||||||||||||||||||||||||||
De Wendische OorlogIn 1426 hadden de zes Wendische stedenGa naar voetnoot(3) - Lübeck, Hamburg, Lüneburg, Rostock, Wismar en Stralsund - de oorlog verklaard aan de Deense koning Erik van Pommeren. De Hanzesteden blokkeerden de Sont en kwamen onmiddellijk in botsing met de Hollanders die hun gehele Oostzeehandel bedreigd zagen. Uiteraard opereerden de Denen en Hollanders sedertdien gezamenlijk tegen de Wendische steden, welke overigens geen steun kregen van Pommerse, Pruisische en Lijflandse Hanzesteden als Danzig, Elbing en Riga. De blokkade werd met kracht van wapenen door de Hollanders doorbroken. In 1428 liepen niet minder dan 116 Hollandse en Engelse schepen de haven van Danzig binnen. De Hollanders ontvingen hierbij krachtige steun van Philips van Bourgondië, toen heer van Holland en Zeeland. Weliswaar kwam het in 1435 tot een vrede tussen de Wendische steden en Denemarken maar de verhouding tussen de Hollanders en de Wendische steden bleef gespannen. In 1438 kwam het opnieuw tot een gewapende botsing. Kort vóór het uitbreken van de oorlog had de Lübeckse burgemeester Rapesulver gewaarschuwd voor acties tegen de Hollanders: ‘De leeuw slaept | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 115]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
nu, siet dat ghy hem niet en weckt, want weckt ghy hem ghy sult veel te doen hebben, eer ghy hem weder stilt’. In een groot aantal Nederlandse steden werd koortsachtig gewerkt om een sterke vloot op te bouwen: In Amsterdam, Alkmaar, Brielle, Beverwijk, Enkhuizen, Edam, Goes, Gorcum, Goedereede, Haarlem, Hoorn, Medemblik, Muiden, Vlissingen, Veere, Weert, Woerden en Westzaan. De IJssel- en Zuiderzeesteden, die lid van de Hanze waren, bleven neutraal, Workum en Hindelopen steunden de Hanze.
De Wendische Oorlog was begonnen en zou duren tot 1441. Het conflict kreeg het karakter van een kaperoorlog, waarbij de Hollanders schepen uit Pruisische en Lijflandse hanzesteden, ondanks hun neutraliteit, al evenmin ontzagen. In 1440 zetten zeventien van onze grootste schepen met duizend man krijgsvolk koers naar de Sont en bezetten Helsingborg en Helsingör.
Vlootvoogd was Hendrik van Borselen. Zijn beeld tooit één der nissen van het stadhuis van Veere. Onze eerste admiraal, in dienst van de koning van Frankrijk werd door Philips van Bourgondië tot ridder van het Gulden Vlies geslagen. Aan de Sont wapperden de standaards en banieren van de Hollandse Leeuw en het Bourgondische Huis. In Denemarken was koning Erik van Pommeren inmiddels afgezet en vervangen door Christoffel van Beieren, die gesteund werd door de Wendische steden. Maar de nieuwe koning begreep dat zijn belang het meest gediend was met een accoord met de Hollanders, die onbetwist meester waren in de Sont. Deze tegenslag voor de Wendische steden werd door nieuwe gevolgd.
Vijftien zwaar bewapende Hollandse baardsen drongen door tot de mondingen van de Elbe en Weser, maakten zich van de Hanzekoggen meester en vertrokken met rijke buit. In 1441 sloten de belligarenten in Kopenhagen een wapenstilstand voor tien jaar. De Wendische steden moesten de Hollanders vrijheid van handel in het Oostzeegebied toestaan. De Hollanders hadden het ‘mare liberum’-principe in de Oostzee doen zegevieren. De Hanze had een duidelijk echec geleden. Het aandeel van de Hollanders (‘de vrachtvaarders van Europa’) in de Oostzeehandel nam voortdurend toe: In 1500 namen zij 40% van de scheepvaart door de Sont voor hun rekening, een eeuw later 70%, waarbij het aandeel van de Hanze was gedaald tot 17,5%!
Dollinger merkt in zijn boek over de Hanze op: ‘Zonder overdrijving kan men zeggen dat de Hollanders vanaf het begin van de 15de eeuw de nachtmerrie van de hanzeaten geweest zijn - in de sage van De Vliegende Hollander heeft die nachtmerrie een poëtische vorm gekregen’. De Hollandse navale macht had duidelijk gestalte gekregen. Gelukkig stond de verhouding tussen de Hanzesteden en de bewoners van de Lage Landen niet alleen in het teken van Mars.
De commerciële contacten tussen Nederland en Noord-Duitsland leidden ook tot migratie in beide richtingen. De meest uiteenlopende Hollandse ambachten waren in het Hanzegebied vertegenwoordigd. In Danzig bouwden Hollandse bouwmeesters huizen en vestingen, anderen legden zich toe op waterbouwkundige werken (dijken enz.). In Hamburg vond men,
Deventer. Een doorkijk in het hartje van de stad, met het zicht op het huis ‘De Drie Haringen’ (herinnerend aan de haringhandel) uit 1575. Rechts de Waag, een schilderachtig laat-Gotisch gebouw van 1528 (foto Hakeboom, Deventer).
| ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 116]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
om slechts enkele willekeurige beroepen te noemen, Hollandse klokkengieters, molenbouwers en orgelbouwers. In de tweede helft van de zestiende eeuw trokken steeds meer Nederlanders naar Hamburg, vooral in de periode van de Tachtigjarige Oorlog. Aan de immigranten uit de Lage Landen herinneren in Hamburg nog straatnamen als ‘Holländischer Brook’ en ‘Holländische Reihe’Ga naar voetnoot(4). | ||||||||||||||||||||||||||||||
Verval en ondergang van de hanzeBij de Vrede van Stralsund (1370) na de oorlog met Denemarken, scheen de positie van de Hanze sterker dan ooit. Dit wil niet zeggen, dat het Hanzeverbond in zijn geschiedenis niet herhaaldelijk met ernstige tegenslagen en zelfs catastrofes geconfronteerd werd, ten dele van interne, ten dele van externe aard. Een catastrofe kan men zeker de pestepidemie van 1350 noemen. De ‘Zwarte Dood’ teisterde grote delen van Noord-Duitsland met name belangrijke Hanzesteden als Lübeck, Bremen, Hamburg en Elbing. Lübeck, een metropool onder de Hanzesteden, telde rond 90.000 slachtoffers en Bremen verloor ruim de helft van haar bevolking! De ontvolking van steden en platteland leidde niet alleen tot een stilstand van de Duitse emigratie naar het Oosten maar ook tot een sterke vermindering van de economische bedrijvigheid. Toch heeft de pestepidemie, die zich ook later, zij het op kleinere schaal, herhaalde, de groei van de Hanze slechts tijdelijk kunnen afremmen. Andere factoren, met name politieke, hebben naast het gebrek aan onderlinge solidariteit, op de lange duur een veel ongunstiger invloed gehad op de ontwikkeling van de ‘Städtebund’. De absolute vorsten stonden afwijzend tegenover privileges, die de voorwaarde vormden voor de bloei van de Hanzegenoten. Versterking van het centrale gezag beperkte de mogelijkheden van de vrije Hanzesteden. Bovendien werd de positie van de Hanze ondergraven door de mercantilistische politiek van een aantal staten, die de vrije handel belemmeringen in de weg legde. Gewezen werd reeds op de groeiende Hollandse concurrentie in de Oostzeevaart. De Wendische Oorlog liep voor de Hanze op een fiasco uit. De vereniging van de Nederlanden met Bourgondië leidde ertoe, dat de Hanze tegenover een steeds machtiger concurrent werd geplaatst, die bovendien de toegang tot de grote Duitse handelsweg de Rijn controleerde. Dollinger komt zelfs tot de conclusie: ‘In die vereniging van de Nederlanden onder het Bourgondische Huis moet men dan ook een van de voornaamste oorzaken van het verval der Hanze zien...’
De Wendische steden, Lübeck voorop, trachtten vergeefs de oude verhoudingen in stand te houden. Het conservatisme van Lübeck en de tegenslagen op het gebied van de buitenlandse politiek ondergroeven de positie van de Hanze steeds verder. Terecht merkt Dollinger op: ‘Lübeck incarneert wezenlijk de Hanze in haar grootheid en zwakheden...’
Vanaf het begin van de vijftiende eeuw neemt de Hanze steeds meer een defensieve houding aan en poogt het eenmaal verworvene te behouden zonder een nieuwe expansie na te streven. In de tweede helft van de zestiende eeuw valt er een opbloei in de handel van een aantal Hanzesteden te constateren, vooral veroorzaakt door de Tachtigjarige Oorlog, die de positie van de Hollandse en Zeeuwse concurrenten danig verzwakte. De opkomst van de Engelse ‘Merchant-Adventurers’, en bovenal de Dertigjarige Oorlog fnuikten evenwel de bloei van de Hanze.
In 1535 bracht Jürgen Wullenwever de Hanze een ernstige slag toe. Deze hervormde koopman wist het oude patriciaat in Lübeck uit zijn machtspositie te verdrijven en sleepte de stad mee in een noodlottige oorlog tegen de Denen en Hollanders. Lübeck leed een zware nederlaag waardoor deze ‘Königin der Hanse’ sterk aan prestige inboette.
De groeiende betekenis van Pruisen, de opkomst van steden, die een belangrijke rol gingen spelen als hoofdsteden van vorstendommen, zoals Berlijn en Hannover, hadden een ongunstige invloed op de positie van de oude Noordduitse Hanzesteden. De Hanze ontbeerde de steun van keizer of vorsten, die in deze stedenbond van rijke, min of meer onafhankelijke steden een bedreiging voor hun centralistische politiek zagen. Het is overigens de vraag of een dergelijke steun de Hanze had kunnen redden. Nieuwe handelswegen over land zoals de weg Frankfurt-Leipzig-Breslau (Wroclaw) gaven aan de handelsstromen een andere richting ten koste van de Oostzeehavens. De eens zo rijke visgronden bij Schonen leverden steeds minder haring, terwijl de Noordzeevisserij voortdurend belangrijker werd.
De situatie in Europa onderging bovendien veranderingen door de ontsluiting van de wereldzeeën in de zestiende eeuw, waarvan vooral de Engelsen, Hollanders, Spanjaarden en Portugezen profijt trokken. Toch zijn de grote ontdekkingen en de nieuwe ontwikke- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 117]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
lingen in de wereldhandel geen directe oorzaak geweest van het verval van de Hanze. Van betekenis is ook, dat de hanzeaten werden overvleugeld door grote bankiershuizen zoals de Duitse Fuggers. De Dertigjarige Oorlog (1618-1648) bracht evenwel de grootste slag toe aan de Hanze. Zweedse en Deense troepen bezetten Duitse steden en grote delen van het platteland werden ontvolkt.
Op den duur moesten Hanzekantoren worden gesloten. Het kantoor in Nowgorod werd reeds in 1494 opgeheven, terwijl het belangrijkste Hanzekantoor, nl. dat in Brugge in 1553 overgeplaatst werd naar Antwerpen. In 1569 verrees hier een indrukwekkend Hanzehuis, het ‘Domus Hansae Teutonicae Sacri Romani Imperii’. De bloei van de Hanze in Vlaanderen was evenwel voorbij. Het rad der geschiedenis kon niet worden teruggedraaid. Nieuwe steden ontwikkelden zich tot handelsknooppunten en stapelmarkten, veelal buiten het verband van de Hanze. De laatste Hanzevergadering vond plaats in 1669. De afgevaardigden van Lübeck, Hamburg, Bremen, Danzig, Rostock, Hildesheim, Braunschweig en Keulen kwamen overeen de belangen van de Duitse handel in de geest van de Hanze te laten behartigen door de eerste drie Noordduitse steden. Lübeck, Bremen en Hamburg hebben zich van deze taak zo goed mogelijk gekweten. Het optreden van de genoemde drie steden is van groter belang geweest dan men zou vermoeden.
Gezien tegen de achtergrond van de politieke verdeeldheid van het Duitse rijk waren de buitenlandse betrekkingen van de drie oude Hanzesteden voor geheel Noord-Duitsland van grote importantie. Toen Napoleon in 1806 de ontbinding van het Duitse rijk aankondigde, mochten Lübeck, Bremen en Hamburg zich ‘Freie Hansestädte’ blijven noemen en zij hebben tot op heden deze naam in ere gehouden. En de Nederlandse Hanzesteden? Ook zij hadden met tegenslagen te kampen. De aanslibbing van de wadden langs de Zuiderzeekust (men kent de legende van het vrouwtje van Stavoren!), de verslibbing van de IJssel, veten en oorlogen in Gelre en vooral de Tachtigjarige Oorlog maakten een einde aan de bloei van verschillende IJssel- en Zuiderzeesteden. Lang, nog tot 1615 hebben Nederlandse steden afgevaardigden naar Hanzedagen gezonden, zij het niet regelmatig in verband met de Tachtigjarige Oorlog. Nog in het begin van de zeventiende eeuw waren Nederlandse steden zich bewust van de betekenis van het Hanzeverbond. In 1613 was een alliantie tussen onze Republiek der Verenigde Nederlanden en de Hanze tot stand gekomen waarbij wederzijdse privileges inzake handel en scheepvaart op de Noord- en Oostzee werden gewaarborgd. Terecht concludeerden afgevaardigden van Hamburg naar aanleiding van dit verdrag: ‘Sedert oude, onheuglijke tijden hebben tot de algemene hanzeatische bond ook vele Nederlandse steden aan de Noordzee en Zuiderzee, aan Maas, Waal, Rijn, IJssel en andere naar Noordzee en Zuiderzee stromende wateren en rivieren behoord...’ | ||||||||||||||||||||||||||||||
Culturele aspectenTot slot nog enkele opmerkingen over de culturele aspecten van het Hanzeverbond. Het koopliedenpatriciaat heeft door de bouw van vele monumenten blijk gegeven een belangrijke Maecenasrol te kunnen spelen ook al waren zij hierin de minderen van kerk en vorsten. Helaas heeft de laatste oorlog ontstellend veel van deze monumenten uit de Hanzetijd vernietigd. De gebouwen uit deze periode zijn overwegend in baksteen uitgevoerd en deze baksteenarchitectuur vond zijn oorsprong in de Nederlanden. In vele raadhuizen krijgt de geest van de Hanzeburgerij een geheel eigen gestalte. Het stadhuis neemt naast de kerken een centrale plaats in. Het fraaie raadhuis van Lübeck, daterend uit de dertiende tot de vijftiende eeuw, is voor vele steden een bezielend voorbeeld geweest. Anderzijds schijnt de zware middeleeuwse poort in Lübeck, de ‘Holstentor’ (1477), geïnspireerd te zijn door het Gentse Rabat. Dan waren er de vaak indrukwekkende gildehuizen zoals de ‘Artushof’ in Elbing en Danzig, en het huis ‘Schiffergesellschaft’ (1535) in Lübeck. Nederlandse bouwmeesters introduceerden in het midden van de zestiende eeuw in Noord-Duitsland de renaissance-stijl maar de Dertigjarige Oorlog verhinderde de ontwikkeling van deze bouwtrant. Een opmerkelijk voorbeeld van de renaissance-stijl is de ‘Fürstenhof’ in Wismar, een baksteenbouwwerk met terracotta-ornamenten. In Danzig werden het Raadhuis, het Tuighuis, enkele stadspoorten en tal van woningen in Nederlandse stijl, met Nederlandse baksteen gebouwd. Verwonderlijk is dit niet, wanneer men weet dat zowel in Danzig als in Lübeck en Rostock Nederlanders zich als bouwmeesters vestigden. Naast raadhuizen en andere gebouwen moeten nog de waag en lakenhal in Brünswijk genoemd worden en de opmerkelijke ‘Gerichtslaube’ in het raadhuis van Lüneburg. Aandacht verdient ook de statiezaal in het stadhuis van Keulen, de ‘Hansesaal’ waar vermoedelijk de confederatie van Keulen tot stand kwam (1367).
De baksteengothiek drukt zijn stempel zowel op kerkelijke als profane bouwkunst. Men bouwt zowel hal- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 118]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
lenkerken als basilieken. Het laatste type vindt men vooral in de Wendische Hanzesteden (in Lübeck, in Mecklenburg en Pommeren). De fraaie Mariakerk in Lübeck was een inspirerend voorbeeld voor verschillende kerken in dit gebied. Andere typen van dit genre zijn de veertiende-eeuwse Mariakerk en Nikolaikerk in Wismar, de Mariakerk in Rostock (aanvang bouw einde dertiende eeuw), de Mariakerk in Stralsund (begonnen 1382) en de Nikolaikerk en de dom van Schwerin (1320-1350). Hallenkerken treden meer op de voorgrond in Brandenburg. Imposante hallenkerken zijn ook te vinden in het Poolse Thorn (St. Johanneskerk en Mariakerk) en in Danzig (Mariakerk,
Een der fraaiste voorbeelden van monumentale raadhuizen uit de Hanzetijd is dat van de Hanzestad Münster. In vele Hanzesteden was het raadhuis het meest representatieve gebouw.
rond 1300). De altaarstukken in verschillende Noordduitse kerken verraden Vlaamse en Bourgondische invloeden.
Opmerkelijk is de populariteit van de negen paladijnen, een merkwaardige verzameling van legendarische en historische figuren, die de ‘Hansesaal’ van de stadhuizen van Osnabrück, Keulen en Lüneburg sieren alsmede de beroemde Artushof in Danzig en een fontein in Hildesheim. Voor de paladijn van Karel de Grote Roland zijn in verschillende steden standbeelden opgericht: in Bremen, Halle, Riga, Halberstadt, Stendal en Brandenburg. Roland met zijn hoog opgeheven zwaard symboliseert de rechten en privileges van de steden tegenover de vorsten. Dank zij de relaties van de Hanzesteden met Engeland kreeg in Noord-Duitsland ook de legendarische koning Arthur grote populariteit als symbool van inspirerende ridderlijke idealen, getuige o.m. de Artushof (Artus = Arthur) in Danzig.
Brons is in de Hanzetijd een veelgebruikt materiaal blijkens de bronzen deuren van de Sofiakerk in Nowgorod (einde 12de eeuw), afkomstig uit Maagdenburg, die van de kerk in Hildesheim en de leeuw van Brunswijk (1166). De Lübeckse bronsgieters hebben in de Hanzeperiode grote faam verworven. Dan is er het houtsnijwerk, zoals de panelen, die de ‘Nowgorodfahrer’ aan de Nikolaikerk in Stralsund schonken, waarop o.m. baardige Russen als jagers zijn afgebeeld.
Een typisch hanzeatische kunstenaar is Bernt Notke (± 1440- 1509), die in Lübeck en Stockholm werkte en bekendheid verwierf door zijn geschilderde ‘Dodendansen’ in Lübeck en Reval en een 3,5 m. hoge houten beeldengroep ‘Sint Joris en de draak’ in de Nicolaaskerk in Stockholm (1489). De graftombe van de bekende koningin Margaretha van Denemarken, Zweden en Noorwegen in Roskilde is een schepping van een onbekende Lübeckse meester. Vele Hanzesteden kochten niet alleen kunstwerken van Duitse meesters maar ook van Vlaamse en Noordnederlandse kunstenaars. Memling is vertegenwoordigd met een retabel de Passie voorstellend in de dom van Lübeck en Het Laatste Oordeel in de Mariakerk in Danzig. Hans Holbein de Jongere, van wie ook een voortreffelijke tekening van een Hanzeschip bewaard is gebleven, heeft enkele bekende Hanzekooplieden geportretteerd zoals de Londense Staalhofkooplieden Hermann Hillebrant Wedigh afkomstig uit Keulen en Georg Giese uit Danzig. Een goed beeld van de ‘ghemene copman van de hense’ geeft Bernt Notke in zijn portret van een Hanze- | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 119]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
echtpaar. In de Noordduitse portretkunst komen Nederlandse invloeden tot uitdrukking. Het was een Nederlander, nl. Jacob van Utrecht, die de Lübeckse koopman Mathias Mulich portretteerde. Ook Dürer heeft toen hij in 1520 en 1521 in de Nederlanden verbleef, in Antwerpen portretten gemaakt van twee Hanzekooplieden, nl. Hans Pfaffrath en Lucas van Danzig. Op velerlei gebieden van kunst en cultuur kunnen onderlinge relaties en invloeden getraceerd worden. Verwonderlijk is dit niet. Het Hanzegebied valt ongeveer samen met die streken waar Nederduitse dialecten en Nederlands worden gesproken.
Van een taalbarrière, die de culturele betrekkingen belemmeringen in de weg zou kunnen leggen, is dus geen sprake. Van Brugge tot Narva kon het Nederduits dienst doen als lingua franca. Via Brugge en zijn Hanzekooplieden hebben over het gehele Hanzeterritoor verhalen als Floris ende Blanchefloer, avonturenromans maar ook geestelijke schrifturen (zoals het Hartebok of Herzbuch) bekendheid gekregen. ‘Reinaert de Vos’ werd door een Lübeckse monnik in het Nederduits vertaald en verscheen in 1498 in Lübeck. Even populair werd ‘Till Eulenspiegel’. Beide boeken bevatten bijtende sociale kritiek.
Reinaert is antimonarchaal en anticlericaal maar zijn spot richt zich ook tegen het patriciaat in de grote steden. De eerste ‘Till Eulenspiegel’ verscheen in 1500 in de Hanzestad Braunschweig. De eerste bijbelvertaling in het Nederduits kwam in Lübeck uit.
De verslagen van de Hanzedagen werden aanvankelijk in het latijn geredigeerd maar vanaf 1369 in het Nederduits te boek gesteld vooral dank zij de invloed van Lübeck. Ruim anderhalve eeuw was het Lübeckse dialect de officiële schrijftaal van de Hanze.
Philippe Dollinger merkt in zijn boek over de Hanze op, dat de kunst van Noord-Duitsland zo sterk beinvloed is door die der Nederlanden, dat zij in de zeventiende eeuw nog slechts een provincie hiervan vormt. Maar uiteraard zijn er ook invloeden in omgekeerde richting. Dit blijkt bv. uit het Huis met de Hoofden in Zwolle. De merkwaardige gevel van dit huis in de Goudsteeg, bekroond door pinakels, is van het Lübeckse type en wijst op contacten tussen Zwolle en de Hanze. Zwolle heeft meer huizen van dit Lübecker type gekend. Hanze-invloeden zijn ook terug te vinden in het stadhuis van Doesburg uit de eerste helft van de vijftiende eeuw. Aan de Hanzevaart op het Noorse Bergen herinnert de gewelfschildering in de kapel van de Bergenvaarders in de St. Lebuïnuskerk in Deventer, vermoedelijk zestiende-eeuws. Links is St. Olaf, patroon van Noorwegen en van de schippers afgebeeld. Het wapen is gedeeld in dat van Deventer en van het Hanzekantoor in Bergen, welk laatste wapen een vis toont. | ||||||||||||||||||||||||||||||
De hanze in hedendaags perspectiefDe geschiedenis van het Hanzeverbond is een inspirerend getuigenis van ondernemingszin, moed en fantasie. Voor de welvaart van vele middeleeuwse
Aan de Hanzevaart op het Noorse Bergen herinnert de gewelfschildering in de kapel van de Bergenvaarders in de St. Lebuïnuskerk in Deventer, vermoedelijk zestiende-eeuws.
Het wapen is gedeeld in dat van Deventer en het Hanzekantoor in Bergen, welk laatste wapen een vis vertoont. Voorts zijn St. Olaf (links), patroon van Noorwegen en van de schippers. alsmede St. Gertruud afgebeeld. (foto Hakeboom, Deventer). | ||||||||||||||||||||||||||||||
[pagina 120]
| ||||||||||||||||||||||||||||||
steden is de Hanze van beslissende betekenis geweest. Het is nu niet moeilijk de vinger te leggen op de feilen en zwakheden van deze kwetsbare liga.
Men zal echter ook moeten erkennen dat de Hanze een eerste aanzet vormde tot een Europese economische gemeenschap. Een belangrijk aspect is ook de groeiende macht van de burgerij, het patriciaat van de Hanzesteden in een overwegend feodale samenleving. Hoezeer de Hanze-traditie in vele steden nog leeft, blijkt uit de grote aandacht, die Zwolle bij de herdenking van zijn 750-jarig bestaan dit jaar besteedt aan de geschiedenis van de Hanze en de relaties met Zwolle. Naar aanleiding van de herdenkingsfeesten in Zwolle ontwierp de Amsterdamse beeldhouwer en medailleur Eric Claus een Hanzepenning. Aan één zijde is een koggeschip te zien, symbool van de Hanze, met de spreuk ‘Signum civitatum maritimarum’: zegel van de burgers der zeevarende steden. Op de keerzijde staat een herhaling van het koggezeil met een gestileerde aanduiding van de gevel van het Zwolse stadhuis.
De Hanze is nog steeds een symbool van internationale samenwerking. In de Hanzeperiode begint ook Nederlands maritieme macht zich sterk te ontwikkelen. Overigens is het aantal Nederlandse publikaties over de Hanze bepaald niet indrukwekkendGa naar voetnoot(5).
Daarom herinner ik in dit verband aan een uitspraak van de reeds eerder geciteerde Franse historicus Dollinger: ‘Eeuwenlang hebben de hanzeaten de volken van het oosten en het westen van de onmisbare voedingsmiddelen en van de voor hun ontwikkeling noodzakelijke produkten voorzien en ook hebben zij rondom de Oostzee het denken en de kunst van het westen verbreid, in het bijzonder die der Nederlanden...’
PETER KRUG | ||||||||||||||||||||||||||||||
Bibliografie:
Belangrijke bronnen vormen de verslagen van de Hanzevergaderingen de ‘Hanserezesse’ en het ‘Hansisches Urkundenbuch’. Voorts moeten nog genoemd worden de ‘Hansische Geschichtsblätter’ uitgegeven door de ‘Verein für Hansische Geschichte’ (vanaf 1872). |
|