De heer Dirk Van Sichem de Combe (Zoersel):
In een oud boek staat: ‘Zij hebben ogen maar zien niet, en ze hebben oren maar zij horen niet’.
Ik hoor of begrijp misschien niet altijd wat de anderen zeggen. Ik blijf dus nog altijd met wat problemen zitten.
Hoe komt het dat er niemand aanwezig is vanwege het Departement van Onderwijs en Wetenschappen?
Heeft de minister misschien schrik dat het een centenkwestie wordt?
Hoe komt het dat de betrokken onderwijsministeries in Nederland en Vlaanderen niet samenwerken, bijv. t.a.v. de vernieuwing van het basisonderwijs?
Inspecteur J.H. Van Geet:
De beide ministeries zijn op dit colloquium vertegenwoordigd.
Bovendien hebben deze vertegenwoordigers, nl. Mevr. Molenaar en de heer Baert, door hun referaten een belangrijke bijdrage geleverd.
Prof. Dr. E. Velema:
Een vraag die op dit colloquium herhaaldelijk werd gesteld is:
‘Hoe werkt het remediëren eigenlijk op dit ogenblik; welke zijn de wenselijkheden?’ Maar kan iemand mij informeren over het effect van remedial teaching tot dusver? Er zijn nl. een paar vragen in Nederland, bijv. omtrent het effect van LOM-scholen. Ik meen dat men wel wat vragen heeft.
Zou er niet wat indringender en zakelijker kunnen worden ingegaan op het effect dat we daarvan verwachten?
Kan men, naast datgene wat we allemaal willen, ook eens zeggen wat we eigenlijk kunnen op dit moment?
Na alles wat ik vandaag heb gehoord, vind ik dat de remedial teaching een aangelegenheid moet blijven voor het team met eventueel deskundigheidsaanvulling.
Maar het zou wel eens kunnen dat een kind met leer- en gedragsmoeilijkheden toch niet alleen geholpen kan worden met een liefdevolle houding, met intuïtlef aftasten van de problemen en met enige ervaring.
Het zou wel eens kunnen dat er ‘diepere’ vragen liggen achter de bedoelde leer- en gedragsmoeilijkheden. Is het dan niet wat gevaarlijk om deze arbeid alleen maar in de context van het schoolteam te plaatsen? Ik kan me voorstellen dat er in bepaalde gevallen medische, psychologische en zelfs psychiatrische aspecten aan de orde zullen komen.
Samengevat zijn mijn vragen dus:
a. | Wat is het effect van remedial teaching? |
b. | Hoe ziet onze ‘apotheek’ er uit als we met remedial teaching beginnen? |
c. | Moeten we de ‘knusheid’ in dit verband niet vermijden en in elk geval de deskundigheid inschakelen? Het kan toch niet zijn dat we de remedial teaching in Nederland en Vlaanderen organiseren om de werkloosheid te bestrijden!? |
Prof. Dr. J. Rispens:
De vraag naar het effect zou ik zo willen beantwoorden: Het effect van ons onderwijs is remedial teaching; het effect van remedial teaching is beter onderwijs.
Verder is de vraag naar het effect moeilijk te beantwoorden omdat de doelstellingen die bij de remedial teaching worden nagestreefd nog niet zo best zijn vastgelegd. Er is nogal wat onderzoek gedaan op dit gebied, met veel methodologische problemen. Ik denk dat remedial teaching in een aantal opzichten inderdaad effect heeft. Dat blijkt - voor zover mij bekend - uit onderzoek in landen waar het onderwijs niet zo best vergelijkbaar is met het onze.
Prof. Dr. E. Velema:
Ik ben blij dat U zegt dat vele problemen te wijten zijn aan het slecht functioneren van ons normaal onderwijs.
Remedial teaching blijkt dan toch een ‘kurieren’ aan de symptomen.
Ik denk dan toch dat we nog verder moeten denken en omzichtigheid betrachten, vooraleer we ons wagen aan een nieuwe organisatie en nieuwe opleidingen.
Als U zegt dat de remedial teaching effect heeft, dan is dat natuurlijk mooi meegenomen. Ik vind dat ook erg aardig. Dank U wel.
Insp. J.H. Van Geet:
Het is jammer dat we moeten eindigen, nu we precies tot zulk een fundamentele discussie zijn gekomen.
Ik dank de professoren, de werkgroepbegeleiders en de deelnemers, voor hun erg gewaardeerde medewerking.