[Nummer 3]
De Vlamingen tussen twee stoelen
De Vlamingen hebben blijkbaar enige moeite om zich in hun geregionaliseerde eigenheid met een passende naam te tooien. Uiteindelijk hebben zij voor een Belgische en niet voor een Nederlandse naam gekozen. Immers, de naam ‘Vlamingen’, als aanduiding voor de gehele nederlandssprekende bevolking van België is een uitvinding van het nu nog maar 150 jaar bestaande Belgische regime dat in 1830 meteen alle niet-franstaligen - en dat waren toen de Vlamingen, de Brabanders en de Limburgers - als vlaamse dialectsprekers klasseerde en ze voor die gelegenheid allemaal ‘Flamands’ noemde: Vlamingen dus. De Noord-Nederlanders werden Hollanders. De Zuid-Nederlanders Vlamingen. Het deel voor het geheel. De scheiding compleet.
Het is een van de wondere resultaten van de Vlaamse Beweging dat zij de onverholen Belgische aanslag op haar Nederlandse eigenheid door het nastreven van een bewuste Nederlandse taaleenheid te boven is gekomen. Zoals het ook de verdienste is van de nogal gemakkelijk misprezen Vlaamse Beweging dat zij in België structuren heeft gecreëerd - en nog aan het ontwikkelen is - waarbij de nederlandstaligen zich nu tamelijk complexloos in een dus niet meer zo verfoeilijk België als Vlamingen kunnen gedragen.
Zo complexloos zelfs dat zich nu het merkwaardige feit voordoet dat precies diegenen die zich vijftien à twintig jaar terug Belgen noemden en toen duidelijk met hun niet te loochenen Vlaamse identiteit verveeld zaten, nu juist de tenoren zijn van de Vlaamse identiteit, en niet van de nederlandse cultuurverwantschap.
Het wekt dan ook enige verwondering dat de Vlaamse Beweging bij het zoeken naar een gepaste naam voor een stuk opnieuw verworven eigenheid een van de laatste bochten heeft gemist. En hoe! De grondwetsherziening van 1971, waarover het Vlaamse heir ook niet unaniem opgetogen was, had dan toch de verdienste van een goede verpakking: drie gewesten, tot daartoe: een Vlaams, een Waals en een moeilijk te verteren Brussels gewest, maar dan toch ook de erkenning van twee ‘grote’ kultuurgemeenschappen, een Nederlandse en een Franse, plus nog een aparte Duitse. Applaus op alle banken, geen bezwaar en aangenomen. En alles wees erop dat de Vlamingen daar nog lang en gelukkig hadden kunnen mee leven, met hun ministers voor de Nederlandse Gemeenschap, met hun Nederlandse cultuurraad, met hun Nederlandse Raad voor de Sport, enz. Lees bv. maar deze onverkorte versie van het taaldecreet van 1973 van de Nederlandse Cultuurraad:
Boudewijn, Koning der Belgen,
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
De Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap heeft aangenomen en Wij bekrachtigen hetgeen volgt:
Art. 1. De officiële benaming van de taal, gebruikt door de Nederlandse Cultuurgemeenschap van België is ‘het Nederlands’ of ‘de Nederlandse taal’.
Art. 2. Deze benaming wordt gebruikt in alle in die taal gestelde stukken, uitgaande van openbare diensten en daarmee gelijkgestelde diensten, inrichtingen van openbaar gesubsidieerd onderwijs, door de overheid gesubsidieerde verenigingen en instellingen.
Art. 3. Het gebruik van de termen ‘Vlaams’ of ‘Vlaamse taal’ tot aanduiding van de benaming van de taal gebruikt door de Nederlandse Cultuurgemeenschap van België, is beperkt tot die gevallen waarin zulks wegens historische, geografische of volkskundige redenen verantwoord is.
Art. 4. De Koning vervangt in bestaande wetten, de termen ‘Vlaams’ of ‘Vlaamse taal’ door de termen ‘Nederlands’ of ‘Nederlandse taal’.
Gegeven te Brussel, 10 december 1973.
BOUDEWIJN
Van Koningswege:
De Minister van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Aangelegenheden,
J. CHABERT
Gezien en met 's Lands zegel gezegeld: De Minister van Justitie,
H. VANDERPOORTEN
En wat krijgen we nu? De nieuwe grondwet van 1980 voorziet dat het (sociaal-economische) Vlaamse gewest zal samenvallen met de Nederlandse cultuurgemeenschap. Op zichzelf geen kwaad idee overigens. Maar een nieuw kind moet een nieuwe naam krijgen.