Zeebrugge: tussen droom en werkelijkheid
Zeebrugge is een kleine, polyvalente haven met een jaarlijks goederenverkeer van 15 miljoen ton. Deze trafiek heeft vooral een groei gekend tussen 1967 en 1974 (van 2 miljoen ton naar 14 miljoen ton).
Dit was niet het gevolg van belangrijke infrastruktuurwerken, doch veeleer van een vlotte aanpassing aan grondig gewijzigde opvattingen inzake scheepvaart. De volledige uitvoering van het raamkontrakt voorziet in een zeewaartse voorhavenuitbouw van een westelijke en een oostelijke havendam tot ongeveer 3 km. buiten de kustlijn. Tussen deze dammen bevindt zich de vaargeul naar de nieuwe, in aanbouw zijnde zeesluis voor schepen tot 125 000 ton. De op zee gewonnen nieuwe havenoppervlakte bedraagt aldus 550 ha. Daarop hebben de Brugse havenverantwoordelijken momenteel al hun hoop gesteld, alsof een oude droom bij hen in vervulling gaat.
Zover is het echter nog niet. Alhoewel de werken aan de oostelijke dam reeds volop bezig zijn, wordt Zeebrugge uit schrik voor concurrentie door Antwerpen steeds tegengewerkt.
Het gaat feitelijk om de vraag of Zeebrugge al dan niet mag uitgewerkt worden als polyvalente diepzeehaven, zoals het door de plaatselijke politici gewenst wordt. De beslissing om Zeebrugge geschikt te maken als aanloophaven voor schepen met vloeibaar aardgas (L.N.G.-schepen) vormt echter een bedreiging voor het polyvalente karakter van de haven, wegens de grote risico's die ermee samengaan en de optie die daardoor genomen wordt op de ontwikkeling van een weinig milieuvriendelijke petro-chemische industrie, gebaseerd op de verwerking van aardgas.
Het is tevens zeer onwaarschijnlijk dat zo'n ontwikkeling verenigbaar is met bestaande functies zoals toerisme en visserij. Waarschuwende buitenlandse veiligheidsrapporten worden door onze hogere overheid terzijde geschoven. Tegen deze verkeerde gang van zaken wordt door de plaatselijke verantwoordelijken niet geprotesteerd, integendeel, men ziet in de bouw van de gevaarlijke L.N.G.-terminal een middeltje om een maximale uitbouw van de haven op nationaal vlak politiek aanvaardbaar te maken.
Ook de ontwikkeling van de achterhaven blijft een groot vraagteken. De werken aan de nieuwe 125 000 ton-sluis - die reeds in 1972 aangevat werden - duren, na onderbreking, nog steeds voort en het valt te betwijfelen of de sluis tegen 1982 klaar zal zijn (laatste officiële prognose). Bij verdere uitbouw van de achterhaven wordt in de toekomst een groot kanaaldok voorzien, dwars door de nog ongeveer 800 ha overblijvende vruchtbare poldergrond. Hier staan de Brugse havenbelangen diametraal tegenover de dwingende noodzaak om, waar het enigszins mogelijk is, op te houden met de aftakeling van onze natuuren landbouwzones.
Zeebrugge zal in de toekomst schepen kunnen ontvangen die wegens hun diepgang of omvang in Gent of Antwerpen niet binnen kunnen. Dit is de taak van de voorhaven en zal de mogelijke havenconcurrentie in België kunnen minimaliseren.
In de planning voor streekontwikkeling en havenuitbouw is de factor tewerkstelling van zeer grote betekenis. Ook hier durft de overheid luidop dromen, ditmaal over de cijfers van het Westvlaams Ekonomisch Studiebureau. Het betreft een voorspelde toename van 900 arbeidsplaatsen tegen 1990; wat een bruto-aanwinst is, d.w.z. dat deze raming geen rekening houdt met het eventueel verlies aan arbeidsplaatsen in de sektoren die nadeel zullen ondervinden van de geplande industriehaven (visserij, toerisme).
Uit een plaatselijke milieustudie, gedeeltelijk gebaseerd op de cijfers van het W.E.S., blijkt dat de inplanting van een L.N.G.-terminal slechts 155 nieuwe arbeidsplaatsen zou creëren. De 4000 arbeidsplaatsen, die kunnen resulteren uit de uitbreiding van het havenverkeer en de bijkomende diensten, zouden door de aanwezigheid van de L.N.G.-terminal in de voorhaven op de helling worden gezet. Een verwachte bezetting van 8 arbeiders per ha in een industriële achterhaven is een utopie, die reeds door de feiten achterhaald is.
Zeebrugge verdient beter dan uitgebouwd, of beter gezegd, gedegradeerd te worden tot een pure energiehaven. Dit is het nochtans waar de huidige plannen schijnen op aan te sturen.
Erik VEREECKE