Het rommelt in de Nederlandse politiek
Het rommelt in de Nederlandse politiek. Steeds meer komen de meningsverschillen naar buiten, wat binnen een democratisch bestel een gezonde zaak is. De oorzaken van de tegenstellingen zijn duidelijk aanwijsbaar. Met de dag stapelen de economische problemen zich op, in de sociale sector bekampen de werkgevers en de vakbonden elkaar, binnen de vakbonden is er geen eensgezindheid, getuige de gevoerde acties in de Rotterdamse haven en elders. Kabinet en oppositie verschillen van mening over het te voeren financieel, economisch en sociaal beleid. Een natuurlijke zaak overigens. Maar er worden over en weer wel argumenten naar voren gebracht, die eerder verwijzen naar de politieke toekomst, wanneer het kabinet de rit heeft uitgezeten (als het zover komt) dan naar de kwesties die om een oplossing vragen. Anders gezegd: men proeft in de debatten de komende verkiezingsstrijd en bovenal de vraag, wie gaat straks met wie het Catshuis binnen. Een verdeeldheid binnen de fracties van de partijen waarop het kabinet steunt, vraagt niet minder de aandacht. De standpunten lopen in sommige opzichten ver uiteen waar het de medewerking aan de NAVO-plannen betreft (opstelling van nieuwe kernwapens), het wel of niet sluiten van de kerncentrales, de houding tegenover de regering van de republiek Zuid-Afrika, de belastingen, het onderwijs. Op sommige punten zijn de tegenstellingen zo groot, dat het bestaan van het kabinet wordt bedreigd.
Nu wordt de soep nooit zo heet gegeten als opgediend. Want wie neemt in een moeilijke tijd als de huidige, de verantwoordelijkheid op zich een kabinet ten val te brengen? Wie daartoe besluit kan weten dat de rekening wordt gepresenteerd bij een verkiezingsuitslag. In het algemeen is geen enkele partij erg happig om in Den Haag de dienst uit te maken, want welke regeringscoalitie, welke in de studeerkamer geschreven partijprogramma's of op partijcongressen aangenomen resoluties dan ook, regeren is in onze tijd een uiterst ondankbare taak. Nogmaals, de opeenstapeling van de problemen, of het nu het mediabeleid of het welzijnswerk is, het onderwijs of de buitenlandse politiek, de volksgezondheid of de woningbouw, de indeling in nieuwe provincies of het politiewezen, de belastingen daarbij vooral niet te vergeten, om maar een paar dwarsstraten op te noemen, niemand kan het iedereen naar de zin maken. Het spook van de werkloosheid blijft dreigen, de jeugd heeft nauwelijks een toekomst, de spanningen in de internationale politiek zijn niet van de lucht. Lonen en prijzen roepen vraag-stukken op, het milieubederf en de ontwikkelingshulp niet minder. En dan zijn er nog de minderheidsgroepen in Nederland, de beroering in de omroepwereld, de onrust in de geledingen van de ambtenaren en het probleem van de sociale uitkeringen.