Vlaanderen-Nederland samen naar het buitenland toe
Een vakantiemaand is niet noodzakelijk een dode maand: dit heeft de voorbije maand augustus bewezen inzake Vlaams-Nederlandse culturele samenwerking over de grenzen heen.
In Amsterdam kwamen de professoren en docenten bijeen die Nederlands aanleren aan buitenlandse Universiteiten in de vijf continenten. Dit is een gemeenschappelijk privé-initiatief Vlaanderen-Nederland met de steun van beide regeringen.
In Zuid-Amerika werd door ‘Vlamingen in de Wereld’ (V.i.W.), van uit een Algemeen-Nederlandse belang-stelling als gevolg van de beleidsstuwingen binnen het Algemeen Nederlands Verbond, een omreis ingericht: alle Vlaamse en Nederlandse Clubs in Brazilië, Paraguay en Argentinië werden opgeroepen voor een gemeenschappelijke voorlichting- en ontspanningsavond. In niet minder dan twaalf centra traden Jos Ghysen en Miel Cools op voor een enthousiast gemengd Zuid- en Noord-Nederlands publiek, met een aangepast programma, - wat mogelijk was doordat Miel Cools de laatste negen jaar in hoofdzaak in Nederland werkzaam was, terwijl ook Jos Ghysen van op zijn grenspost bij B.R.T.-Hasselt de gevoeligheden kent aan beide zijden van die grens.
In een korte toespraak kon ik bij elk optreden van Cools-Ghysen de evolutie toelichten in het wordende Europa, waar momenteel historische wissels getrokken worden, en in het veranderende België waardoor een betere samenwerking tussen Vlaanderen en Nederland mogelijk wordt.
Deze samenwerking dringt zich op voor een gezamenlijke opstelling als cultuurgroep binnen het politieke en economische Europa. Deze samenwerking krijgt daarbij op het gepaste moment een goede kans, gezien de cultuurautonomie van Vlaanderen.
Tot voor kort was het voor het officiële Nederland moeilijk, zoniet onmogelijk via het officiële België met Vlaanderen - dat nog geen eigen officiële structuren bezat - een vlot en efficiënt regelmatig contact te onderhouden.
De nieuwe staatsstructuren in België laten dit thans wel toe, gezien Vlaanderen nu zijn eigen Cultuurdepartement bezit, zijn eigen Cultuurparlement, en zijn eigen Vlaamse deelregering. De contacten tussen de Nederlandse en Vlaamse Cultuurdepartementen, toevallig maar bevorderlijk elk met een Dame als titularis, worden intenser, en tussen de Nederlandse en Vlaamse parlementairen is een vaste contactcommissie opgericht voor het opstellen van een gemeenschappelijk beleid, ook naar buiten toe. Het Taalunieverdrag tussen Nederland en België, zal deze samenwerking in een ruim en concreet protocol vastleggen, - een Verdrag dat eerlang wordt ondertekend.
Het geheel van deze samenwerking zal bovendien nog rationeler kunnen aangepakt worden zodra het Vlaams Commissariaat Generaal voor Cultuurbeleid in het buitenland in werking zal treden: de oprichting ervan werd einde juli én door de Vlaamse Executieve én door de Kabinetsraad goedgekeurd.
Op het officiële vlak zijn derhalve de nodige structuren in vorming: het komt nu aan ons toe deze waar te maken. Het is een gunstig teken dat daartoe de nodige voorbereidingen getroffen worden op het privé-vlak. Een paar symptomen als voorbeeld:
In Vlaanderen hebben zich reeds een vijftal organisaties, die actief zijn in het buitenland, verenigd binnen ‘Transoc’ (Transnationaal Sociaal-cultureel Centrum, Blanchestraat 11, 1050 Brussel) om de eigen inspanningen te bundelen en gezamenlijk te oriënte