| |
| |
| |
De Belgische marine en de militaire integratie
De indienststelling in 1978 van de geleide-wapen-fregatten van de ‘Wielingen’ klasse en het feit dat thans iemand met de rang van vice-admiraal aan het hoofd staat van de Belgische marine zijn de tekenen, dat die marine in een nieuwe faze van haar bestaan is gekomen, namelijk een die leidt naar een volwaardige behartiging van de maritieme defensiebelangen van ons grotendeels verwante buurland. Sedert de tweede wereldoorlog, toen er opnieuw een Belgische marine ontstond, had men in België zich vrijwel alleen met de mijnenbestrijding in de directe aanloopwegen van de zeehavens bezig gehouden.
| |
Na bijna anderhalve eeuw veronachtzaming
In de bijna anderhalve eeuw van het bestaan van het koninkrijk België is daar de marine enige malen opgericht en opgeheven geweest en heeft dan nog ten opzichte van het leger de rol van ‘Assepoester’ moeten spelen. De eerste schepen, na de oprichting op 15 januari 1831, waren twee brigantijnen, de ‘Congres’ en ‘les quatre Journées’ plus nog enige oude Nederlandse kanonneerboten. Later kwamen erbij de topzeilschoeners ‘Louise-Marie’ en ‘Duc de Brabant’. Doch de kleine oorlogsvloot werd door achtereenvolgende regeringen verwaarloosd en op 11 april 1862 zelfs opgeheven. In 1870 echter werd onder de indruk van de Frans-Duitse oorlog opnieuw een marine gevormd ter bescherming van de kusten, waarbij zelfs de oprichting van een compagnie mariniers werd overwogen. Deze plannen mislukten door gebrek aan militair personeel. Bij het uitbreken van de eerste wereldoorlog werd weer een marine opgericht, maar verdween ook weer spoedig. Op 28 januari 1917 werden in het niet bezette deel van België enige staatsschepen bewapend en marinepersoneel aangeworven, terwijl na de wapenstilstand van november 1918 een aantal Duitse torpedoboten werden overgenomen en deze vloot kreeg de naam van ‘Korps der Torpedisten’. Dit korps werd evenwel op 6 juli 1920 weer afgeschaft. Het duurde tot december 1938 - ook weer onder de druk van een oorlogsdreiging - alvorens werd besloten tot oprichting van een marinekorps, dat op 15 september 1939 als onderdeel van de landmacht werd gemobiliseerd en was bestemd voor de kustbewaking en voor de mijnenbestrijding en grotendeels bestond uit gemilitariseerde loodsboten. Na de bezetting van België werd in 1941 uit 300 naar Engeland ontkomen Belgische zeelieden, afkomstig van koopvaardij, visserij en loodswezen, een marine in het leven geroepen die in de ‘Royal Navy’ werd opgenomen als ‘Belgian Section’.
Na de tweede wereldoorlog werd de ‘Belgian Section’ omgedoopt in Belgische Zeemacht en ondergebracht bij de afdeling zeewezen van het ministerie van verkeerswezen. Op 1 maart 1949 werd eindelijk de Belgische Zeemacht zelfstandig krijgsmachtdeel onder het ministerie van landsverdediging, gelijkwaardig met de andere krijgsmachtdelen, als hoedanig zij thans nog fungeert.
| |
België: staat met twee volken
Uit deze historische samenvatting blijkt, dat in bijna anderhalve eeuw van het bestaan van het koninkrijk België de marine als een ‘quantité négligeable’ is behandeld. Bij de gelijkwaardigstelling in 1949 ontstond nog niet direct een volwaardige marine, die aan alle taken van de Belgische maritieme belangen kon beantwoorden. Een moderne marine bouwt men niet op van vandaag op morgen. Er werd begonnen met de mijnenbestrijding, die geleidelijk is opgebouwd gezamenlijk met de Nederlandse marine en ten dele ook met de Franse marine. Daarbij hebben een belangrijke rol gespeeld voormalige koopvaardijofficieren en vooral commodore Robins. Men zal zich onwillekeurig afvragen hoe het mogelijk is, dat waar langs de Belgische kusten, evenals langs de Nederlandse, de drukst bevaren scheepvaartweg van de wereld loopt, die mede toegang geeft tot een van de grote wereldhavens, Antwerpen, de maritieme belangen van het land, althans tot de tweede wereldoorlog schromelijk zijn veronachtzaamd? Om die vraag te beantwoorden, moeten we ons in de eerste plaats realiseren, dat België een staat is in politiek-juridische zin, niet in ethnische zin. De Belgische staat omvat sedert de oprichting twee volken, nl. de Nederlandstalige Vlamingen en de Franstalige Walen. Een Belgische natie bestaat er niet. Toen een Waalse senator in 1912 aan koning Albert in een brief de woorden schreef: ‘Sire, il n'y a pas de Beiges’ (er zijn geen Belgen) constateerde hij niet meer dan een feit. De kustprovincies van België zijn uitsluitend Vlaamse provincies en de bevolking waaruit het potentieel voor de zeevaart moet worden geput is Vlaams en Nederlandstalig.
| |
Frans continentaal militair denken overheerste
Evenwel de Belgische staat heeft, van zijn ontstaan of bijna 150 jaar geleden, grotendeels onder dominerende invloed gestaan van de Franstaligen, hoewel zij een minderheid in de staat vormen. Deze Franstaligen, zowel de politici als de militaire leiders, stonden overwegend onder de invloed van het Franse strategische denken, dat vrijwel geheel continentaal was gericht. De namen van Lodewijk XIV, Napoléon en Charles de Gaulle zeggen in dit verband voldoende. Al vallen er ook elementen van maritiem denken aan te wijzen,
| |
| |
zoals bijv. admiraal Castex met zijn ‘Théories Stratégiques’ en ‘Synthese de la guerre sousmarine’ (1904-1940). Het was vooral bij de hoogste Belgische militaire autoriteiten voor en na ‘imitons les Parisiens!’ Dat heeft in de bijna 150 jaar België nimmer geleid tot een integratie van Vlamingen en Walen tot één volk. Integendeel, de beide volken staan scherper dan ooit tegenover elkaar: zij willen gewoon zichzelf zijn. De huidige constitutionele ontwikkeling in België is daarvan het sprekende bewijs. Die ontwikkeling leidt naar een soort dubbelstaat, ongeacht of die grondwettig een federale, confederale dan wel dubbelsoevereine vorm zal krijgen. Nog afgezien van de kleine zgn. taaipartijen, zijn drie grote partijen - chr. democraten, socialisten, liberalen - ieder volledig in twee-en gesplitst en de delen hebben afzonderlijk aan de jongste verkiezingen deelgenomen. Er wordt dan ook wel gesproken van een aparte Vlaamse en een aparte Waalse regering en parlement. Brussel is van oorsprong een Vlaamse stad, en de hedendaagse Brusselaars vormen geen afzonderlijk volk, maar zijn van oorsprong óf Vlamingen óf Walen (afgezien dan van buitenlandse ‘import’). De vraag is: wat zal Brussel worden, een federaal of confederaal district, dan wel de hoofdstad van Europa?
| |
Bewustwording van de Vlamingen
Hoe is dan een kentering gekomen in die langdurige veronachtzaming van het maritieme denken en doen? Welnu, daarvoor zijn twee oorzaken aan te wijzen, nl.: Ten eerste de bewustwording van de Vlamingen, die tevens is een bewustwording van maritiem denken. ‘De taal is gans het volk’ is het woord van een Vlaams dichter en schrijver. Dichters, schrijvers, journalisten, en in onze tijd niet te vergeten radio en televisie hebben in België in hoge mate bijgedragen tot het spreken van algemeen beschaafd Nederlands, zonder dat daardoor de waarden van streektalen en dialecten zijn verloren gegaan, evenmin als in Nederland. België's maritieme traditie is dan ook een Vlaamse traditie, die reikt van de Scheldemonding tot Duinkerken en stamt van vissers en zeerovers.
Maar was luitenant-admiraal Piet Heyn ook niet van huis uit een zeerover? De periode van 1830 tot 1940 is - maritiem gesproken - een mistsluier geweest over de Vlaamse provincies en over het maritieme denken in België. De maritieme bewustwording in België loopt duidelijk parallel met de Vlaamse bewustwording. De Walen die zich tot de zee aangetrokken hebben gevoeld zijn hoge uitzonderingen geweest. De vorming van de staat België heeft iets kunstmatigs gehad, nl. zij vond plaats door de druk van Frankrijk en de Franstaligen en door Nederlandse fouten. Deze historische ontwikkeling kan men nu eenmaal niet terugdraaien, maar anderzijds kan men een toekomstige ontwikkeling niet tegenhouden. En die toekomstige ontwikkeling ligt, maritiem gesproken, in de Vlaamse zee- en havenprovincies. De Franstaligen weigerden Nederlands te spreken of te leren, hoewel het de taal is van meer dan 60% van de bevolking. Ook thans nog weigert de overgrote meerderheid der Franstaligen dat, hoge uitzonderingen daargelaten. Alleen in de centrale overheidsfuncties worden zij thans verplicht daartoe, terwijl in een aantal gevallen zij er om commerciële redenen wel toe worden gedwongen.
| |
Lidmaatschap van de NAVO
Ten tweede, de andere oorzaak voor de kentering ten gunste van het maritieme denken en doen is het lidmaatschap van België in de NAVO. Het woord Noord-Atlantische Verdragsorganisatie zegt het reeds: het gaat om een verdedigingsgemeenschap van de landen rondom de Noordelijke Atlantische oceaan. Daarin is België op grond van zijn geografische ligging, zowel in economisch als strategisch opzicht niet alleen een continentale maar ook maritieme taak toebedeeld. Die ligging wordt voornamelijk bepaald door het deelgenootschap met Nederland in de grote delta van Rijn, Maas en Schelde, ook wel de ‘gouden delta’ genoemd. Door het lidmaatschap van de NAVO werden de leidende personen in België a.h.w. met de neus op de maritieme strategie gedrukt. Ze leerden zien dat het wereldleven zich pleegt te concentreren om een zee van grote omvang: dat was in de oudheid de Middellandse zee en in de nieuwe tijd de Atlantische oceaan en thans zijn dat alle wereldzeeën tezamen. Het wereldleven wordt beheerst door de verbindingswegen over die wereldzeeën, zodat zij de maritieme strategie niet langer als ‘quantité négligeable’ kunnen negeren. Toch wordt wordt nog te veel onder de overwegende invloeden van het continentaal strategisch denken - de continentaal-strategische denkers Napoléon en Hitier liepen beiden vast in de continentale ruimten van Eurazië - de kust- en havenverdediging gezien als die van een soort landsgrens aan zee. Natuurlijk is het noodzakelijk de kusten en haventoegangen te beveiligen, maar de levenslijnen van de landen van West-Europa voeren evenzeer door de ruimten van de oceanen. In 't bijzonder voor Nederland en België, want de gemeenschappelijke delta van Rijn, Maas en Schelde vertegenwoordigt voor beide een levensfunctie als een van de voornaamste pijlers van het bestaan, zo niet de voornaamste.
Want zij vormt de poort van Europa, waardoor de grondstoffen binnenkomen, de produkten van landbouw en industrie naar
| |
| |
overzee worden uitgevoerd en waar de overslag plaats vindt van en naar het grote Europese achterland.
| |
Oceanische taak
De bouw en indienststelling van de vier geleide-wapenfregatten ‘Wielingen’, ‘Westdiep’, ‘Wandelaar’ en ‘Westhinder’ - genoemd naar Vlaamse banken en zeegaten - is voor de Belgische marine een eerste stap naar een oceanische taak welke zij in het kader van het NAVO-bondgenootschap evenals en tezamen met de Nederlandse marine heeft te vervullen. Die oceanische taak is in de eerste plaats de onderzee-bootbestrijding en beveiliging van de scheepvaart op de aanvoerlijnen naar West Europa. In de Noordzee zullen onder oorlogsomstandigheden niet zo gauw vijandelijke onderzeeboten zich wagen, omdat in een zó ondiepe zee met de huidige detectiemiddelen een onderzeeboot niet onontdekt kan blijven.
Maar om onderzeeboten te kunnen bestrijden, moet in vredestijd tegen onderzeeboten worden geoefend. De Belgische marine beschikt echter niet over onderzeeboten. Voor dat doel zullen telkens geleide-wapenfregatten van de Belgische marine bij het Nederlandse eskader worden ingedeeld. Voor de eerste maal zelfs twee tegelijk, namelijk de ‘Wielingen’ en de ‘Westdiep’ en voor het vervolg telkens een. Zo kan de Belgische marine op het gebied van de oceanische onderzeebootbestrijding ervaring opdoen, alsook ervaring in de bescherminig van de zeewegen tegen oppervlakteschepen, waartoe kan worden geoefend met het ‘Exocet’ geleide-wapen-systeem. Intussen hebben de Belgische fregatten reeds oefeningsreizen gemaakt over de verschillende wereldzeeën.
| |
Nieuwe personeelsopbouw
De intrede van de geleide-wapen-fregatten in de Belgische marine heeft ook consequenties gehad voor de personeelsopbouw met het oog op de specialisaties in de verschillende wapen-, detectie-, communicatieen vuurleidingssystemen (waaronder dat van de Hollandse Signaal in Hengelo). Gelijk met het in bouw geven van de fregatten is men ook met de opleiding van het betreffende personeel begonnen. Daarbij o.m. geholpen door de Nederlandse marine, waarbij verscheidene officieren en onderofficieren regelmatig worden gedetacheerd voor het opdoen van ervaring met onderzeebootbestrijding en met geleide wapens. Kenmerkend voor de personeelsopbouw, is dat thans de Belgische marine de vlagofficiersrangen heeft ingevoerd, nl. sedert 1970 toen de gedachten begonnen uit te gaan naar schepen voor een oceanische taak. Tot die tijd was de hoogste rang die van ‘commodore’ overeenkomend met de Nederlandse rang van commandeur (later met die van schout-bij-nacht), doch het is nimmer geheel duidelijk geweest of die rang de hoogste hoofdofficiersrang moest voorstellen, dan wel de laagste vlagofficiersrang.
| |
Taalprobleem
Bij de benaming van de nieuwe vlagofficiersrangen kwam, zoals bij alle Belgische aangelegenheden het taalprobleem weer om de hoek kijken. In 't bijzonder was de moeilijkheid de schout-bij-nachtsrang, die tweetalig moest worden vastgesteld. In de Franse marine heet de laagste vlagofficiersrang ‘contre-amiral’, in de Nederlandse marine commandeur. Schoutbij-nacht komt overeen met ‘vice-amiral’ in de Franse marine, terwijl de Nederlandse vice-admiraal overeenkomt met de Franse rang ‘vice-amiral d'escadre’. Om verwarring te voorkomen heeft men in België de volgende oplossing gevonden en tevens een zekere gelijkluidendheid in de beide talen weten te bereiken: Men heeft de rang van schout-bij-nacht aangegeven met ‘divisie-admiraal’ voor het Nederlands en ‘amiral de division’ in het Frans. Vice-admiraal blijft ‘vice-amiral’ in het Frans dus gelijkgesteld met ‘vice-amiral d'escadre’ in de Franse marine. Op zichzelf is dat geen bezwaar omdat de Franse marine geen deel meer uitmaakt - sedert de Gaulle - van de militaire organisatie van de NAVO en in de overige NAVO-landen die rang gelijkluidend is. Het personeel van de Belgische marine, dat evenals in de Nederlandse marine voor het overgrote deel beroepspersoneel is, bestaat althans voor de onderofficiersrangen en daar beneden voor 80% uit Nederlandstaligen afkomstig uit de Vlaamse provincies. Voor de officiersrangen is de verhouding Nederlandstalig tot Franstalig 60: 40. Er is echter een tendens dat het aantal Nederlandstaligen groter wordt, omdat met de groeiende bewustwording van de Vlamingen ook hun belangstelling voor hogere militaire en met name maritieme loopbanen groeit. Tweetaligheid is voor de officiersrangen verplicht.
Vice-admiraal J.P.L. van Dijck is de eerste Belgische zeeofficier van die rang. Hij is chef van de marinestaf en vleugeladjudant van de koning. Geboortig uit de havenstad Antwerpen, moge hij worden gezien als een gunstig voorteken voor de toekomst van de marine in België en het zich meer bewust worden van de maritieme belangen van de Lage Landen bij de zee.
M.A.C.
|
|