De betekenis van Anton van Wilderode voor de Nederlanden
Sinds de Vlaamse dichter Anton van Wilderode (Moerbeke 1918) uit de schaduw van zijn werkkamer werd gehaald, kwam in zijn eigen kring plots de publieke waardering als een niet te stuiten lawine over hem heen. Dertig jaar lang had de priester zijn dichtersschap en vorsingswerk beheerst en als een trage stroom uit die werkkamer laten sijpelen. Toen dan in 1974 zijn ‘Verzamelde Gedichten’ verschenen, werd men zich er plots van bewust dat hij altijd ‘aanwezig’ was geweest maar nooit met luide stem had geroepen.
Van Wilderode had ondertussen een persoonlijkheid opgebouwd die als een monument te voorschijn kwam. Vanaf zijn debuut met ‘De moerbeitoppen ruisten’ in 1943, waarmee hij meteen de Provinciale Poëzieprijs van Oost-Vlaanderen behaalde, werd zijn dichterschap aanvaard en erkend. De naoorlogse situatie met het Europese puin gingen daarna zijn tematiek bepalen die gesteund was op een klassieke denkkracht. Als er dan toch literaire vakjes moeten gemaakt worden, zien we hoe hij gesitueerd wordt bij de ‘Romantische
Classici’ waarbij ook Jos De Haes, Hubert Van Herreweghen, Christirie Dhaen en Reninca gerekend werden. Bij hen heeft Anton van Wilderode echter eèn geheel eigen plaats want vooral met ‘Najaar van Hellas’ zou hij zijn poëtische mogelijkheden bevestigen. Hier werd de band gelegd met het puin van de klassieke oudheid (Griekenland) en het nieuwe puin van het Wes-ten wiens kultuur hieruit was gegroeid.
Met ‘Het Land der Mensen’, verschenen in 1954, geeft hij zijn leven een geheel andere wending. De dichter Van Wilderode rukt zich los uit de treurzang om het ver-leden en zoekt aansluiting bij het heden.
Hij wordt de priester-leraar die zijn poëtisch scheppingsvermogen in dienst van zijn volk zal stellen. De pioniers van de Vlaamse televisie kunnen beroep doen op zijn pen, hij schrijft tv-cpelen waarbij o.m. ‘Het herdertje van Pest’ dat gericht is op de aktualiteit van de Hongaarse opstand in 1957. Samen met de komponist Jef Maes groeit een kameropera ‘De Antik-waar’ en het is vooral de betreurde, onstuimige, realizator Mark Liebrecht die dit alles in beelden vertaalde.
In de jaren zestig wijdt Anton van Wilderode zich vooral aan de studie van de Nederlandse literatuur en begint hij aan een zestien jaar durend gevecht met de Latijnse reus Vergilius. De leraar en vorser springt hier de dichter voorbij en van op dat moment wordt Van Wilderode belangrijk voor het gehele taalgebied. Zijn poëzie was reeds beïnvloed door Leopold, Boutens en Nijhoff. Een voorkeur voor Adriaan Roland Holst en de hele generatie belangrijke Nederlandse dichters is duidelijk maar Van Wilderode is wellicht de enige die de nederlandstalige poëzie in haar geheel grondig heeft bestudeerd.
De weerslag daarvan kwam in het lijvige, tweedelige studieboek ‘De Dubbelfluit’ dat in Vlaanderen en ook hier en daar in Nederland als leerstof voor het middelbaar onderwijs wordt gebruikt. Hierin ligt de gehele voedingsbodem van onze literatuur gevat zodat een soort van encyclopedie van de nederlandstalige poëzie en proza kan geraadpleegd worden.
Vergelijkingen met andere studieboeken vallen algauw in het voordeel uit van ‘De Dubbelfluit’ inzake volledigheid en objektieve weergave. Van Wilderode heeft zich niet laten leiden door een persoonlijke voorkeur of eigen filosofische overtuiging.
Hij heeft de tijd als scheidsrechter gebruikt en alleen de tijd is op dat vlak betrouwbaar. Dat de jongere generatie nog ontbreekt is hiervan alleen een bevestiging.
Voorlopig eindigt deze ‘Encyclopedie’ met het weerhouden van de Nedelranders Lodeizen, Lucebert, Andreus en Mulisch. Zij zijn de bouwstenen van het jongste vernieuwingsmoment dat reeds door de tijd werd geselekteerd maar er zijn ook de Vlamingen Claus, Ruyslinck en Snoek die de keuze evenwichtig maken. In de jaren tachtig zal Anton van Wilderode het aan zichzelf verplicht zijn dit werk verder te zetten want na de ‘Vijftigers’ is er toch alweer twintig jaar overzicht gegroeid.
Wanneer wij titelden: ‘De betekenis van Anton van Wilderode voor de Nederlanden’ komt het belang van de vertaler van het volledig werk van Publius Vergilius Maro zeker naast zijn studiewerk over de Nederlandse literatuur in eerste rangorde. Hij schiep hiermee een echte band met Nederland want sinds Vondel werd Van Wilderode de eerste die deze onvergankelijke klassieker eeh volledige hertaling naar het hedendaags woordgebruik heeft gegeven.
Van Wilderode heeft hiervoor in eigen land reeds gekregen wat hij verdiende. De Leuvense universiteit bedacht hem met een ere-doctoraat dat de voorheen nooit genoemde titel kreeg: ‘Doctor in de onderwijskunde’. Nadien viel hem voor dit werk ook nog de ‘Koopalprijs’ voor de beste vertaling te beurt en werd de vierdelige pocketuitgave onderwijsliteratuur. De uitgevers Orion-Brugge en Gottmer-Nijmegen