| |
| |
| |
De Sint-Andrieskerk te Antwerpen: 450 jaar Nederlandse geschiedenis
Uit Enkhuizen
In geen enkele kerk te Antwerpen is de historische binding tussen Noord- en Zuid-Nederland zo sterk doorweven als in de Sint-Andrieskerk gelegen aan de Augustijnenstraat. Aan de oorsprong ervan liggen Saksische Augustijnen uit het Noordhollandse Enkhuizen.
Men noemde ze de Saksische kongregatie omdat ze bijna uitsluitend uit Nederduitsers en Noordnederlanders was samengesteld. Te Enkhuizen bestond hun klooster sinds 1490 en in 1510 zonden zij een missie naar Antwerpen, alsof zij een voorgevoel hadden van de naderende woelige tijden. In de spoedig daaropvolgende periode zou Enkhuizen als sleutel aan de Zuiderzee een belangrijke strategische rol spelen en na Den Briel als eerste stad in het Noorden de zijde van Oranje kiezen.
Hoe dan ook de afgevaardigden uit Enkhuizen droegen onder de lederen gordel van hun zwart habijt een aanbeveling mee voor de twee Antwerpse notabelen Judocus Hoens en Marcus Mussche. De Nederlandse paters genoten gul onthaal en mochten beschikken over een huis met grond gelegen tussen de Munt en de Boeksteeg, ongeveer op de plaats van de huidige Antwerpse Augustijnenstraat. De paters bouwden er een Drievuldigheidskapel die in 1513 in dienst werd genomen. Maar hun vestiging verwekte wrevel bij het O.L. Vrouwkapittel, dat klacht neerlegde bij zijn opperdeken, namelijk de deken van Sint-Pieters te Leuven, niemand minder dan Adriaan Floreszoon, de latere paus Adriaan VI. Hij beslechtte de zaak ten nadele van de Augustijnen en gaf ze bevel de kapel te sluiten. De paters, met prior Jan van Orbach, legden zich daar niet bij neer en deden een beroep op de Raad van Brabant. Aangezien Hoens en Mussche hun gronden vrijwillig hadden afgestaan, oordeelde de Raad dat de Augustijnen volle recht hadden op hun klooster en kapel. Toen de paters kort nadien ook de steun verwierven van de Antwerpse stedelijke magistraat, gaf het kapittel zich gewonnen. Het akkoord, bekrachtigd door de Augustijnen, die hiervoor speciaal ver-gaderden in aanwezigheid van opperdeken Adriaan Floreszoon, kreeg in september 1514 de zegen van paus Leo X. De paters mochten dus blijven maar vermits hun kapel daar te klein bleek, begonnen zij een nieuwe grote kerk te bouwen. Hiermee legden zij de eerste stenen van de huidige Sint-Andrieskerk.
| |
Lutheranen
De kerk, afgewerkt tot aan de kruisbeuk, droeg nog niet die naam toen eind-oktober 1517 de bekende Duitse ordegenoot van de Antwerpse Augustijnen, Maarten Luther, zijn 95 stellingen aan de Slotkerk te Wittenberg uithing. Zijn protest kreeg nog hetzelfde jaar instemming in het nog onafgewerkte klooster te Antwerpen, het eerste in de hele Nederlanden waar het protestantisme ingang vond. Ook na Luthers banvloek door de paus bleven sommige Augustijnen te Antwerpen, ondermeer hun prior, de nieuwe leer verkondigen. Hij werd aangeklaagd bij Karel V, vervolgd en in hechtenis genomen. Hij kon evenwel uit de gevangenis te Brussel ontsnappen en vluchtte naar Bremen. Erger verging het twee andere paters van het Antwerpse klooster, Jan van Essen en Hendrik Voes, die hun overtuiging op 1 juli 1523 te Brussel op de brandstapel met de dood bekochten. Zij waren de eerste Lutheranen die als kristelijke martelaars in de Nederlanden hun leven gaven voor hun geloof.
Even gruwelijke dood stierf de gewezen Augustijn, in de Katholieke Encyclopedie vermeld als Nicolaas van Antwerpen. Ondanks de keizerlijke plakkaten die een premie uitloofden voor het aanbrengen van Lutherse predikanten, predikte hij vanuit een mast op een timmerwerf bij de Schelde te Antwerpen. Twee vleeshouwers leverden hem over aan de Brede Raad, die de predikant ter dood veroordeelde. Op 31 juli 1525 naaide men hem in een zak en wierp men hem nabij het
Sint-Andries met haar lantaarnvormige toren, de eerste volledig gerestaureerde kerk van Antwerpen, die dit jaar haar 450-jubileum viert.
| |
| |
Kranenhoofd weerloos in de rivier. ‘Wie dit geweld durfde te bedillen werd met gespleten tong de stad uitgezet’, aldus de Antwerpse historicus Karel-Lodewijk Torfs in zijn ‘Geschiedenis van Antwerpen’ (1856).
| |
Adriaan VI
Aangezien het klooster van de Augustijnen een broeihaard was gebleven voor hervormingsgezinden, besloot de Antwerpse magistraat het te sluiten. Men metselde er de vensters van dicht, ommuurde de kerk en haalde de altaren neer. Zelfs verkocht men de inboedel van het klooster in openbare veiling. De kato
In deze kerk staat de meest ‘sprekende’ preekstoel (1822) van Antwerpen met de voorstelling van Kristus en de vissers Petrus en Andreas, naar de evangelietekst (Mattheus I, verzen 16-20): ‘Ik zal van u mensenvissers maken’.
lieke priester-historicus Floris Prims, tot aan zijn dood archivaris van de stad Antwerpen, schreef in dit verband (in Antwerpiensia 1939): ‘Men likwideert zo maar geen godgewijde gronden en plaatsen’.
Daarom rijpte de idee het gewezen kloostergoed om te zetten tot een parochiekerk’. Volgens Prims steunde goevernante Margareta van Oostenrijk dit opzet. Paus Adriaan VI, de enige Nederlander die ooit de stoel van Petrus te Rome beklom, ondertekende in de zomer 1523, slechts enkele maanden voor zijn dood, de oprichtingsbul van de nieuwe parochie, die ter ere van Margareta van Oostenrijk (en nog meer van Boergondië) onder het patronaat werd gesteld van Sint-Andries, patroon van Boergondië. Paus Adrianus’ handtekening op de stichtingsbul maakte Sint-Andries tot de meest Nederlandse katolieke kerk van Antwerpen.
| |
Katolieken en calvinisten
Volgens Prims ging de goevernante zelfs mee in de processie die op 10 oktober 1523 (Paus Adrianus was dan al gestorven) het Sakrament vanuit het gewezen klooster naar de Antwerpse hoofdkerk (nu O.L.Vr.-katedraal) droeg. Het duurde dan nog een vijftal jaren vooraleer de nieuwe parochiekerk kon worden geopend. Op 6 juni 1529 wijdde de suffragaan-bisschop van Kamerijk de nieuwe kerk. Die wijding, 450 jaar geleden, is aanleiding tot de huidige jubileumviering.
Een van de eerste pastoors van de nieuwe Sint-Andriesparochie, de Antwerpenaar Van Oprode (151-576) werd van hieruit in 1558 plebaan van de domkerk te Utrecht en nadien vicaris-generaal van het Utrechtse bisdom. Hij werd in 1576 in de dom te Utrecht begraven.
In augustus 1566 onderging Sint-Andries het lot van alle Antwerpse kerken. Zij werd door de baldadige beeldenstormers geplunderd. En in 1579, onder aartshertog Mattias, werd de helft van de kerk voor de calvinistische eredienst bestemd. Men bouwde toen een weinig oekumenische muur in het bedehuis en in maart 1570 kregen de katoiieken er geen toegang meer.
| |
Ballingen
De herovering van Antwerpen door de Spaanse troepen onder het bevel van Alexander Farnese (augustus 1585), met als noodlottig gevolg de scheiding van de
| |
| |
Nederlanden, ging gepaard met de grootste aderlating uit de geschiedenis van Zuid-Nederland. Tienduizenden Vlamingen en Brabanders, aanhangers van de nieuwe leer, zowel wetenschapslui, handelaars als kunstenaars, gingen het Noorden bevruchten met de inbreng van hun vlijt. Hun arbeidzaamheid paarden zij aan een onverzettelijke calvinistische overtuiging. Zij veroverden het nog grotendeels katolieke Noorden voor het calvinisme. Toen won het Noorden zijn nationaliteiten werd het de zelfstandige staat van de zeven provinciën. Het zuiden daarentegen verloor zijn nationale eigenheid, maar herwon zijn katoliek geloof.
In die periode toen men in de Nederlanden geschiedenis schreef met kristelijk broederbloed waren er ballingen om den gelovë in tegenovergestelde richtingen. In 1591 riepen dé kerkmeesters van Sint-Andries tot hun nieuwe pastoor E.H. Jan Boor, een Amsterdammer, die gevlucht voor de ‘hervorming, in het land van Kleef verbleef. Hij zou tot aan zijn dood in 1604 herder van Sint-Andries blijven en in deze Antwerpse kerk begraven worden. De te Weert geboren Willem Bruegel was een jaar pastoor van Sint-Andries toen hij in 1608 tot plebaan in de Antwerpse katedraal werd benoemd, waar hij nog gedurende 42 jaar pastoor-deken bleef. In Rubens' tijd was ook nog in Sint-Andries werkzaam een kanunnik van het Eindhovense kapittel, Petrus Rutger Moescops, uitgeweken wegens de geloofsvervolging in Noord-Brabant. Ook hij vond zijn graf in Sint-Andries. Van 1650 tot 1670 was herder van Sint-Andries Gisbertus de Moor uit 's Hertogenbosch. Later, in 1810, kwam de Fries Werenfried Wan-nus hier zijn priesterambt bekleden, in 1835 Frans Vandenvondervoort uit Uden en in 1850 priester Teir-lings uit Tilburg. Ten slotte was Paulus Blinkvliet, die van 1823 tot 1843 de parochie bestuurde een te Antwerpen geboren zoon van een Amsterdammer.
Zijn opvolger, de Antwerpenaar Petrus Visschers, pastoor van Sint-Andries van 1843 tot aan zijn dood in 1861, die een drieledige geschiedenis van zijn kerk schreef, was een persoonlijke vriend van Hendrik Conscience en Jan-Frans Willems, de vader van de Vlaamse beweging, en korrespondeerde met Guido Gezelle. In een tijd, kort na het ontstaan van de Belgische staat, toen men de beoefening van het Nederlands hier nutteloos achtte, schreef Visschers in de taal van het volk over grote figuren uit het Vlaamse verleden en ofschoon de briefwisseling met het Noorden sinds de scheiding van 1830 fel werd bemoeilijkt, was hij in korrespondentie gebleven met zijn vriend en medestrijder J.G. Le Sage ten Broek. Bovendien is het opmerkelijk dat in de bijlage van Visschers’ derde deel een lofdicht staat ter ere van Generaal van Merlen, de Antwerpenaar die in dienst van de koning der Nederlanden, in de slag bij Waterloo tegen Napoleon in juni 1815 sneuvelde. De verzen van A.J. Stips eindigden met het volgend bombastische rijm: ‘Zijn naem blijft in het hert van 't dankbaar Neerland leven, zoo lang de wentlend aerd zal om haer aspunt zweeven’. Te noteren dat Visschers dit lofdicht ter ere van de Nederlandse strijder opnam lange tijd na 1830.
Op dezelfde plaats in het Antwerpse Sint-Andrieskwartier, ooit het allereerst in onze gewesten getekend door de bloedige 16de eeuwse woelingen, vielen in december 1832 de laatste schoten, waardoor de van 1815 tot 1830 tijdelijk herenigde Nederlanden weer uit-
Totaalbeeld van de kerk vanop het dokzaal. Midden: het cisterciénzerhoogaltaar. Rechts: de kansel. Vooraan: het Sint-Andrieskruis in de kerkvloer.
De zilveren reliekkast van de XXXVI heiligen.
| |
| |
Een gedeelte van het koorgestoelte (beeldhouwer P. Verbruggen-de-oude) met de paneeltjes (kunstschilder T. Boeyermans) van de 36 heiligen.
eenvielen. Naar het heet kwam koning Leopold I van Saksen-Coburg, vanop de Sint-Andriestoren de krijgsverrichtingen volgen, de aanval van de Franse maarschalk Gerard op het door de Nederlandse generaal Chassé verdedigde Zuidkasteel, namelijk de slag tussen twee legers die officieel niet eens in oorlog waren. Al dit geweld had een tragisch verloop. De helft van de stadswijk werd in puin gelegd.
| |
Kunstschatten
Niet alleen in de bediening van het kerkelijk personeel bestond er van eerstaf een wisselwerking tussen Noord en Zuid, ook in de ornamenten van de Antwerpse Sint-Andrieskerk was er doorheen de geschiedenis een inbreng uit Noord-Nederland te bespeuren. Een van de bezienswaardigheden en tevens een van de populairste sieraden van de hele kerk in de zilveren kast met de relieken van de XXXVI heiligen. Onder die relieken zijn er die van Gertrudis van Delft. De oorspronkelijk in de (verdwenen) Antwerpse Sint-Salvatorsabdij bestaande kast van 35, werd door bisschop Capello in 1671 aangevuld met een reliek van de H. Hatebrandus, die al veel vroeger in de abdij werd bewaard. Deze ‘zesendertigste’ heilige overleed in 1198. Hij was afkomstig uit Groningen en had de eerste benediktijnerabdij in Friesland gesticht. Na de verwoesting van het klooster te Feldworth werd zijn gebeente in 1619, door toedoen van de Antwerpse prior Van der Heyden, naar de Sint-Salvator bij de Schelde overgebracht. In het eikehouten koorgestoelte, gebeiteld door Pieter Verbrugge-de-oude (1615-86), herkomstig van de Antwerpse Augustijnenkerk, bracht men de paneeltjes aan met de afbeelding van de 36 heiligen. Deze paneeltjes ztjrt het werk van Theodoor Boeyermans (Antw. 1620-78), een kunstschilder die zijn jeugd doorbracht in Noord-Nederland en later als volgeling van Antoon van Dijck te Londen grote faam verwierf.
Een van de kostbaarste doeken ‘De marteldood van de H. Andreas’ werd speciaal voor deze kerk geschilderd door Otto Venius omstreeks 1594-98. Deze te Leiden (1558) geboren zoon van de latere burgemeester aldaar, zelf een verre telg van een bastaard van Jan III, volgde in de beroerdste periode van de Nederlandse geschiedenis de tegenovergestelde weg van vele Vlaamse kunstenaars en geleerden, die uit Vlaanderen naar het Noorden in ballingschap trokken. Otto Venius' kompas wees van Noord naar Zuid, waar hij sinds 1585 hofschilder van Farnese wérd, die hem tot ingenieur bij het Spaanse leger benoemde. Otto Venius, een van de eerste leermeesters van Rubens, stierf als oppertoezichter van de Munt te Brussel in 1629. ‘Als vleier van onze beheerschers vond hij tusschen al onze kunstenaars zijn weerga niet’, aldus het onverbloemde oordeel van J.F. van den Branden in zijn ‘Geschiedenis van de Antwerpse Schilderschool’ (1877).
Ook de gebroeders Jan en Robrecht Colyns de Nole kwamen in dezelfde periode van het Noorden naar het Zuiden. Men noemde ze de ‘sculptores Hollandos’, ongetwijfeld omdat hun wieg (vóór 1570) te Utrecht stond. Zij vervaardigden het monument waarvoor Engelse toeristen te Antwerpen speciaal de Sint-Andrieskerk bezoeken, namelijk een epitaaf ter ere van Mary Stuart, opgericht in 1620 luidens testament van haar twee naar Antwerpen gevluchte en er overleden hofdames Elizabet Curie en Barbara Monbray.
| |
Jordaens en Vondel
Tenslotte mogen we wijzen op het onrechtstreekse verband tussen Jakob Jordaens en de Sint-Andrieskerk, namelijk een vermelding in het kerkregister van september 1630. Toen betaalde men aan drukker Geeraard van Wolschaten, schrijver ondermeer van het ‘Antwerpsch Lusthofken’ zestien gulden en twee stuivers voor het leveren van vijfduizend beeldekens. Geeraards moei (of tante) was Barbara van Woeschaten, de moeder van Jakob Jordaens. En hiermede nemen wij de gelegenheid te baat om in dit Vondeljaar 1979 een parallel te maken tussen de komplete tijdgenoten Vondel en Jordaens, die beiden in hun kunstwerk prins Frederik-Hendrik verheerlijkten. Joost van
| |
| |
den Vondel verliet het Antwerpen van zijn voorgeslacht nog voor zijn geboorte, namelijk door de vlucht van zijn Luthersgezinde ouders naar Keulen. Vondel zou in het protestantse Noorden overgaan naar de katolieke kerk. Jordaens verliet Antwerpen pas bij zijn begrafenis in Hollands-Putte. In het weer katoliek geworden Zuiden was hij naar het calvinisme overgegaan. Hoewel Vondel en Jordaens in de geschiedenis van Sint-Andries geen rol speelden, werd hun bewogen leven getekend op dezelfde manier als de nu jubilerende kerk te Antwerpen, die achtereenvolgens een katoliek, lutheraans, calvinistisch en weer katoliek merkteken ontving.
Ook is dit bijna symbolisch te noemen: uit de voormalige abdij Sint-Bernaert-op-'t-Scelt (Hemiksem) erfde de Sint-Andrieskerk haar prachtig cisterciënzerhoogaltaar en uit de parochiekerk van Wouw in Noord-Brabant haar koorgestoelte (tijdens de jongste oorlog deerlijk gehavend).
| |
Artus Quellin
Het monument met de grootste kunstwaarde van de hele Sint-Andrieskerk is het puike Petrusbeeld, volgens wijlen dr. Juliane Gabriëls een van de merkwaardigste beelden van Vlaanderen. Het werd in 1659 gebeeldhouwd door Artus Quellin-de-oude (1609-68). Enkele jaren eerder had zijn Quellin-stijl de hoogste bloei gekend in het stadhuis te Amsterdam (thans koninklijk paleis op de Dam), in 1656 opgericht tot vereeuwiging van de Vrede van Munster. De verheerlijking van Frederik-Hendriks streven naar de éne Nederlanden vond daar in het aandeel van de Vlaming
Het Petrusbeeld van Artus Quellin-de-oude, het kostbaarste kunstwerk van de hele kerk
Quellin haar meest verheven kunstzinnige uitdrukking. Is het bij dit alles dan niet méér dan toevallig te noemen dat het 450-jarig jubelfeest te Antwerpen in de Sint-Andrieskerk werd ingezet met een koncert door het Sint-Michaëlmuziekkorps uit het Nederlands-Limburgse Thorn. Ook hier bleef de wisselwerking Noord/ Zuid in deze aloude Antwerpse kerk bestendigd.
A. GOOVAERTS
Over de Antwerpse Sint-Andneskerk verscheen zopas een fraai geïllustreerd boekje, waarin niet enkel de geschiedenis van de kerk wordt belicht maar dat tevens als wandelgids kan dienen. Uitgave De Vlijt, boekhandel, Nationalestr. 58 - 2000 Antwerpen (pr. 000-0077814-20). Prijs 120 fr. + 10 fr. verzendingskosten.
|
|