Een Nederlands perspectief voor de Vlaamse Beweging
In het Vlaamse staatsdenken van vandaag verliest men het Nederlandse perspectief nogal eens uit het oog. Is het ene een gevolg van het andere? We stellen de vraag, maar poneren niet dadelijk het antwoord.
Sinds mei 1977 zit de Vlaamse Beweging in een stroomversnelling. Ook hier kan men bezinning en dialoog niet langer uit de weg gaan. In het tijdschrift Alternatief is daarover een bijdrage verschenen die we onze lezers niet kunnen onthouden.
Degenen die in de naoorlogse jaren veertig gehoopt hadden dat het tot stand komen van een economische unie tussen Nederland, België en het Groothertogdom Luxemburg, - een unie die door een aantal mensen reeds voor de oorlog werd gepropageerd en waarvan de blauwdruk door de regeringen in Londen werd voorbereid - een uitkomst zou bieden voor hun groot- of heelnederlandse aspiraties, moeten zich nu wel erg bedrogen voelen.
De Benelux is er op papier gekomen. Sedert meer dan een kwarteeuw bestaat er een secretariaat van de Unie, er bestaat zelfs een parlementaire Beneluxraad en onze ministers komen regelmatig op regeringsniveau bijeen. Er werden ook, jaren geleden lijvige en wetenschappelijke tractaten geschreven over de enorme perspectieven van de Benelux. Maar als je de zaak op de keper beschouwt moet je constateren dat men op het gebied van de éénwording van de Nederlanden niet veel verder raakt dan de eenwording in E.G.-verband.
Wat men pleegt te noemen het vrij verkeer van personen en goederen is wellicht vergemakkelijkt en versoepeld, maar dat is ook het geval tussen België en de andere E.G.-Landen. Voor de rest leven wij in België en Nederland zeer ver van elkaar, de enen naar Den Haag en de anderen naar Brussel georiënteerd.
Wij hebben eigen media en voorlichtingsorganen en al kijken wij wel eens naar de Nederlandse televisie, toch weten wij van elkaar zeer weinig af. In mijn grensdorp Kemzeke zijn wij ten enenmale onwetend van wat er op cultureel en administratief gebied in Hulst, vier km hier vandaan, tot stand wordt gebracht. Wij trekken alleen de grens over als geïnteresseerde toeristen, maar wij ervaren geen eenheid in de Nederlanden.
De doorsnee-Vlaming voelt helemaal niet, dat Nederland deel uitmaakt van zijn groter cultureel erfgebied en dat datgene wat de Nederlanders van boven de rijksgrens anders maakt dan hij zelf is geworden, voor een niet gering deel het werk is van zijn eigen Vlaamse en Brabantse landgenoten, die in de 16e en 17e eeuw ‘vanwege het geloof’ naar het Noorden zijn uitgeweken.
En naargelang van hun aard en aanleg hebben de doorsnee-Hollanders die België bereizen, voor ónze landslieden alleen een tikje medelijdende sympathie over, ofwel een tikje minachting wegens ons onmogelijk taaltje, onze spreekwoordelijke slordigheid en ons gebrek aan omgangsvormen. Zelden brengen zij enige interesse op voor de Vlaamse strijd voor culturele integriteit, of waardering voor de culturele ontwikkeling die de Vlamingen in de loop van de laatste decennia tot stand hebben gebracht in vaak zeer moeilijke omstandigheden. Ook zij beseffen niet dat er ooit een eenheid is geweest tussen de lage landen en evenmin dat het Noorden zijn onafhankelijkheid ten dele te danken heeft aan de calvinistische Vlaamse en Brabantse (en ook Waalse) activisten, die samen met de vendels van Prins Willem en Maurits en Frederik Hendrik van Oranje de Spaanse tercio's van Farnese hebben bevochten. Zij weten niet dat zij hun gouden eeuw in niet geringe mate te danken hebben aan de emigranten uit het Zuiden en... dat de Vlaamse en Brabantse dialecten de basisbestanddelen waren van de Nederlandse taal zoals die in de Statenbijbel haar definitieve neerslag heeft gekregen. En inmiddels doen de Hollander- en Belgenmoppen het nog steeds.
Het is een onloochenbaar feit, met hoeveel tegenzin wij dat ook aanvaarden, dat de rijksgrenzen een zeer belangrijke medebepalende factor zijn bij de wording van naties. Dat hebben wij de laatste eeuw kunnen ervaren in Afrika, waar de koloniserende Europese mogendheden grenzen hebben getrokken, zonder ook maar in het minst rekening te houden met de etnische groepen die het bevolkten, en vaak die etnische groepen over twee en drie staten hebben verdeeld. En deze grenzen bestaan nog steeds, ook na het proces van de dekolonisering, en zij worden zelfs door de Organisatie voor Afrikaanse Eenheid voor sacrosanct verklaard, wanneer bepaalde volkeren ernaar streven om over deze grenzen heen hun eenheid te herstellen en secessiebewegingen in het leven roepen.
Recentelijk stellen wij eenzelfde verschijnsel vast na de scheiding van de beide Duitslanden en de beide Korea's, waar het geweld der wapenen eff der strategie, evenals in de Nederlanden van de XVIe eeuw, staten in het leven heeft geroepen, die meer en meer van elkaar vervreemden en waarvan de eenmaking met de dag moeilijker en problematischer zal worden.
Grenzen, van welke aard ook, hebben steeds divergerend gewerkt. Zelfs de dialecten en de talen en hun