| |
| |
| |
Venster op de wereld
| |
| |
| |
Beleidsaanbevelingen buitenlands cultureel beleid
In de loop van 1978 werd in Vlaanderen TRANSOC (Transnationaal Sociaal-Cultureel Centrum) opgericht.
Stichtende leden waren het A.N.V.-Vlaanderen, de Beweging voor de Verenigde Staten van Europa, het Europees Vormings-centrum Rijckevelde, de Vlaamse Volkskunstbeweging Europeade en Vlamingen in de Wereld. Voor deze leden is Transoc een overleg- en coördinatiecentrum betreffende dat onderdeel van hun sociaal-culturele werking dat zich op het buitenland richt.
Op verzoek van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap heeft Transoc een aantal beleidsaanbevelingen opgesteld. Gezien het belang van deze aanbevelingen worden deze hierna in extenso afgedrukt.
De stichtende leden van Transoc, namelijk het Algemeen Nederlands Verbond-afdeling Vlaanderen, de Beweging voor de Verenigde Staten van Europa, het Centrum Rijckevelde, de Vlaamse Volkskunstbeweging - Europeade, en Vlamingen in de Wereld gaan uit van de vaststelling dat de privé-organisaties geroepen zijn om een eigen rol te spelen bij het buitenlands cultureel beleid.
Officiële instanties zitten vaak te vast aan nationale en internationale structuren en reglementeringen; de particulieren daarentegen blijven beweeglijker, vrijer t.o.v. politieke complicaties; ze vinden bovendien concrete verlengstukken in parallelle organisaties, filialen of zusterorganisaties in het buitenland; zij kunnen vaak een meer directe inbreng realiseren op het mensgebonden vlak.
Derhalve zijn de privéorganisaties ook een ondersteuning en een aanvulling van het officieel beleid.
Daarom formuleren de leden van Transoc in deze nota, in gemeenschappelijk overleg, elk vanuit de eigen doelstellingen, ervaringen en activiteiten, enkele beleidsaanbevelingen.
Deze beleidsaanbevelingen resulteren niet enkel uit een realistische bezinning, doch ook uit een streng verantwoordelijkheidsgevoel, wetend dat de auteurs ervan kunnen geroepen worden om de aanbevelingen te helpen realiseren.
| |
Aanbevelingen
1. Algemene beginselen
- De Overheid en het privé-imtiatief kunnen beiden zowel initiërend als complementair optreden. Met het begrip ‘cultuur’ wordt in deze nota bedoeld: alle uitingen van het maatschappelijk leven die mede bepalend zijn voor het ethos van een volk.
- Het doel van Vlaanderen's buitenlands cultureel beleid mag nimmer op de eerste plaats politiek of economisch bepaald worden, doch moet steeds uitgaan van de wil tot samenwerking tussen en wederzijdse verrijking van de volkeren.
- Het cultuurbeleid buitenland moet mentaal geïntegreerd worden in het binnenlands cultuurbeleid, hetgeen zowel de inspiratie als de efficiëntie ervan ten goede komt, en waardoor de ganse bevolking er dan ook gemakkelijker bij betrokken wordt, en dit op volgende niveau's:
- | Vlaanderen - Nederland |
- | Vlaanderen - Europa |
- | Vlaanderen - intercontinentaal |
- Voortaan dient Vlaanderen als deelstaat zelf zijn plaats - cultureel - in te nemen in het buitenland.
- Evenzo dient Vlaanderen zijn eigen rol te vervullen in het Europees eenwordingsproces, waarbij de verscheidenheid dient beveiligd en bevorderd te blijven.
| |
2. Inventarisatie
Voor het voeren van een realistisch cultuurbeleid is het noodzakelijk een inventariserende studie te maken, die o.m. volgende elementen kan bevatten:
- | inventaris van wat tot op heden verspreid aan buitenlandse cultuurwerking door Vlaanderen ondernomen werd, officieel en privé; |
- | inventaris van wat terzake reeds gemeenschappelijk werd ondernomen door Vlaanderen en Nederland; |
- | overzicht - ter inspiratie en pilotering - van wat andere middelgrote cultuurge-meenschappen ondernemen; |
- | inventaris van de bestaande hulpmiddelen in binnen- en buitenland; |
- | inventaris van de Vlaamse aanwezigheid in het buitenland, met haar culturele infrastructuur en activiteiten (als hulpmiddel én als object); |
- | inventaris van het Vlaams kunstpatrimonium in het buitenland, voor een beleid van beweeglijk en maximaal gebruik; |
- | inventaris van Europese initiatieven en buitenlandse cultuurorganisaties waarop Vlaanderen zou kunnen inspelen; |
- | inventaris van de lacunes omtrent het imago van Vlaanderen in het buitenland. |
| |
3. Culturele accoorden
- het afsluiten en de inhoud van culturele accoorden worden bepaald door de concrete mogelijkheden en omstandigheden; zo zal bijvoorbeeld uitgesproken rekening gehouden worden met de Vlaamse aanwezigheid in Canada, wanneer met dat land een cultureel accoord wordt afgesloten; ze worden ook bepaald door geografische prioriteiten (cfr. Sub. 4);
- | bij het afsluiten en/of de uitwerking van de culturele accoorden wordt de nauwste samenwerking betracht tussen Vlaanderen en Nederland; |
- | de culturele accoorden dienen naar het brede publiek van de partner gericht te worden; |
- | de culturele accoorden kunnen, inhoudelijk en in hun bestaan, nooit afhankelijk gesteld worden van politieke implicaties; |
- | zowel bij het beleid als bij de uitvoering worden Vlaamse transnationale privé-organisaties betrokken. |
| |
4. Geografische prioriteiten
Het buitenlands cultuurbeleid van Vlaanderen dient pragmatisch uitgewerkt te worden volgens geografische prioriteiten, gedicteerd door bestaande bindingen:
- | Nederland: het buitenlands cultureel beleid van Vlaanderen dient in eerste instantie gericht te zijn op Nederland; bovendien zal het algemeen buitenlands cultuurbeleid waar mogelijk afgestemd worden op een samenwerking met Nederland; |
- | Wallonië en Duitstalig België: gezien de historische en feitelijke banden; |
- | de lidstaten van de Europese Gemeenschap in functie van de Europese éénwording, met speciale aandacht voor Vlaanderen's grensgebieden; |
- | taalverwante gebieden, nl. Zuid-Afrika, Frans-Vlaanderen, de voormalige Nederlandse overzeese gebieden; |
- | Zaïre, Rwanda, Burundi: wegens de historische bindingen; |
- | de landen waar grotere Vlaamse emigrantenconcentraties zijn: de V.S.A., Canada, Frankrijk, Zuid-Afrika, Argentinië, Duitsland, Nederland, Australië. |
| |
| |
| |
5. Europees beleid
- | het buitenlands cultuurbeleid van Vlaanderen dient de uitbouw van de gemeenschappelijke Europese cultuur- en taalpolitiek met waakzaamheid te volgen; |
- | de Europees-gerichte groeperingen, die wezenlijk volksverbonden zijn, dienen als basiselementen betrokken te worden bij de uitbouw van een Europees cultuurbeleid, staatsburgerlijke bewustmaking niet uitgezonderd; |
- | de Europese politici kunnen slechts geloofwaardig overkomen in de mate dat zij verbonden blijven met hun eigen volksgemeenschap. |
| |
6. Infrastructuur en hulpmiddelen
Om een efficiënt buitenlands cultureel beleid te kunnen voeren is een aangepaste infrastructuur nodig, officieel en privé met een wederzijds inspelen. Deze structuur dient in veel gevallen een doortrekken te zijn van de binnenlandse wetgeving en structuren (mentale integratie), die derhalve zoveel mogelijk grensoverschrijdend moeten zijn.
| |
a. Coördinatie:
- | het huidig officieel buitenlands cultuurbeleid ligt verspreid over meerdere instanties, wat tot overlapping en immobilisme leidt; een coördinatie van beleid en financiering dringt zich op; |
- | hetzelfde geldt voor de privéorganisaties, die onder een of andere vorm tot een coördinatie moeten komen (Transoc beoogt daartoe een eerste stap te zijn); |
- | dezelfde coórdmatiegedachte moet aan de basis liggen van een samenwerking tussen officiële en privé-instanties, zowel op het beleids- als op het executief niveau. |
| |
b. Culturele attachés:
Voor de uitvoering van een buitenlands cultuurbeleid dient Vlaanderen zijn eigen culturele attachés te hebben, tenminste in de prioriteitsgebieden; zij kunnen een transnationale bevoegdheid krijgen.
| |
c. Cultuurconsulenten:
Naast de culturele attachés, namens de
officiële instanties, moeten de privé-organisaties in het buitenland kunnen beschikken over cultuur-consulenten; deze kunnen uitgezonden worden of ter plaatse ge-recruteerd worden uit Vlaamse middens; deze cultuurconsulenten zijn prioritair nodig en nuttig in de gebieden waar een sterke Vlaamse aanwezigheid is, om tegen die aanwezigheid aan te leunen en om ze te valoriseren.
| |
d. Verenigingsleven:
| |
- | Vlaanderen bezit in zijn emigranten (en hun nakomelingen) bruikbare bruggenhoofden en antennes; |
- | waar een min of meer grote Vlaamse aanwezigheid is, is vanuit de basis meestal een verenigingsleven gegroeid; dit dient over dezelfde rechten en middelen te kunnen beschikken als het verenigingsleven in Vlaanderen zelf, krachtens het principe dat het buitenlands beleid een doortrekken is van het binnenlands beleid; krachtens een ethische solidariteit; en omwille van de efficiëntie: de verenigingen in het buitenland aanwenden voor culturele uitstraling naar en uitwisseling met hun gastlanden. |
| |
e. Vlaamse huizen of cultuurcentra:
In de voornaamste prioriteitsgebieden dienen Vlaamse huizen, instituten of cultuurcentra opgericht te worden, met een efficiënte opdracht, aangepast aan de plaatselijke mogelijkheden, noden en omstandigheden.
| |
f. Wereldomroep:
Een zeer belangrijk instrument is dit van de Werelduitzendingen. Deze kunnen hun culturele programma's richten op het buitenlands publiek en op de Vlamingen in het buitenland.
Daartoe is een aangepaste installatie nodig met een sterke draagkracht. Er kan eventueel gedacht worden om gebruik te maken van vreemde zenders en vreemde relaisstations, bv. dit van Nederland op Bonaire.
De Wereldomroep dient ook samen te werken met lokale radio-uurtjes die uitgaan van Vlaamse emigranten.
Er dient gestreefd te worden naar gemeenschappelijke uitzendingen Vlaanderen -Nederland’.
Secretariaatsadres: Transoc, Blanchestraat 11, 1050 Brussel.
| |
Congres ‘Welkom in Nederland’
Onder bovenstaande titel organiseert de stichting ‘Congres Nederlanders in het Buitenland’, opgericht op initiatief van de Vereniging ‘Nederland in den Vreemde’, een congres op 27, 28 en 29 augustus a.s. in het Congresgebouw in Den Haag. Voor 30 augustus staan enkele excursies voor de deelnemers(sters) op het programma. Het doel van het congres is tweeledig. Enerzijds kunnen de deelnemers een indruk krijgen van het huidige Nederland, waar vooral de laatste tien jaren zoveel is veranderd. Anderzijds zal het congres aandacht besteden aan de specifieke belangen van de Nederlanders in het buitenland, zoals medische verzorging, onderwijs van hun kinderen, belastingrecht, sociale voorzieningen, kiesrecht, nationaliteiten-problematiek e.d. Men is er in geslaagd de medewerking te verkrijgen van vooraanstaande personen uit de regering en de volksvertegenwoordiging, het bedrijfsleven en de vakbeweging om als inleiders op te treden en met de deelnemers van gedachten te wisselen. Daarmee kan het congres er toe bijdragen, dat Nederland zich meer bewust wordt van de betekenis van de Nederlanders in het buitenland en van het grote belang van de Nederlandse gemeenschappen in de wereld. Het congres wordt voor de eerste maal in Nederland gehouden en beoogt de deelnemers zo breed mogelijk te informeren, opdat deze bij terugkomst in het buitenland met de verworven kennis hun voordeel kunnen doen. Z.K.H. de Prins der Nederlanden is ere-voorzitter van het comité van aanbeveling, waarin voorts zitting hebben de minister-president, de vice minister-president en minister van binnenlandse zaken, de ministers van buitenlandse zaken en van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk, de voorzitters van de Eerste en Tweede Kamer, de commissaris der Koningin in Zuid-Holland, de burgemeester van Den Haag, de directeur van de KLM, de secretaris-generaal van de Raad van Kerken, alsmede de voorzitters van de werkgevers en werknemersorganisaties,
evenals de presidente van de Vrouwenbond, de voorzitter van het landbouwschap en van de Federatie van Nederlandse Kamers van Koophandel met het buitenland. Voorzitter van het Stichtingsbestuur is mr. J. Heusdens. De ontvangst is op maandag 27 augustus.
| |
| |
Op dinsdag 28 augustus opent de Prins der Nederlanden het congres. Mr. M. van der Stoel, oud-minister van buitenlandse zaken spreekt dan over de politieke situatie in Nederland; prof. dr. F.W. Rutten, secretaris-generaal van het departement van economische zaken behandelt het onderwerp ‘De economische situatie van Nederland’ en mevr. M. Gardeniers-Berendsen, minister van Nederlandse cultuur spreekt over ‘Cultureel leven in Nederland’. Op woensdag 29 augustus spreekt mevr. Hannie van Leeuwen over ‘Sociale voorzieningen’ en prof. dr. Brenninkmeijer over ‘Onderwijs’. Een forum onder leiding van dr. Anne Vondeling, Voorzitter van de Tweede Kamer behandelt het thema ‘De positie van de Nederlander in het buiten-land’.
| |
Grensregio Rijn-Maas-Noord
Er is een grensregio Rijn-Maas-Noord tot stand gekomen. Volgens de Limburgse persberichten ‘is daarmee de laatste schakel in de keten van grensoverschrijdende samenwerkingsverbanden in de Limburgse grensstreek gesmeed’. De constituerende vergadering heeft inmiddels plaatsgehad. Tot de nieuwe regio behoren: het Gewest Noord-Limburg, het Streekgewest Weert, het Stadsgewest Roermond, de Kreis Kleve, de Kreis Viersen, Krefeld en Mönchengladbach en voorts de Kamers van Koop-handel en Fabrieken te Roermond, Venlo, Krefeld en Duisburg. De grensregio beoogt de coördinatie, de stimulering van de sociaal-economische, culturele en infrastructurele ontwikkeling van haar Nederlands-Duits grensgebied. Men zal zich beijveren voor informatieverschaffing aan en samenbundeling van de denkbeelden en plannen van de leden (de instanties) om aldus initiatieven te ontplooien en aanbevelingen door te geven en te verschaffen.
| |
Het Certificaat Nederlands als vreemde taal
De meeste van onze lezers moeten we het Certificaat Nederlands als Vreemde taal niet meer voorstellen. Toch nog even het geheugen opfrissen: dit getuigschrift werd door het Belgisch Ministerie van Nationale Opvoeding en Nederlandse Cultuur én door het Ministerie van Onderwijs en Wetenschappen in het leven geroepen ten behoeve van studenten Nederlands in het buitenland, voor wie een internationaal erkend getuigschrift als erg nuttig werd beschouwd. Op het Vijfde colloquium neerlandicum (1973), een driejaarlijkse bijeenkomst van docenten Nederlands aan buitenlandse universiteiten, werd het plan uitgewerkt en als wens naar de overheid toe geformuleerd.
Er zijn drie niveau's van taalbeheersing, telkens met een erbijhorend certificaat: elementaire kennis, basiskennis en uitgebreide kennis. Op het ogenblik worden alleen de examens elementair niveau afgenomen.
We vroegen aan Daniëlle REULEN, medewerkster van het ‘Séminaire de Langue néerlandaise’ te Leuven, dat zich met het Examen (en het certificaat zelf) bezighoudt, hoe het nu zat met het verloop van die examens. Ze gaf ons volgend overzicht van de stand van zaken:
‘De examens worden jaarlijks uitgeschreven. De eerste werden in mei 1977 gehouden: 72 kandidaten hebben zich gemeld. Van die 72 kwamen er 46 uit Frankrijk, 6 uit Bulgarije, 5 uit Italië, 5 uit Denemarken, 3 uit Zweden en 7 uit de Verenigde Staten. 62 kandidaten hadden zich opgegeven voor een volledig certificaat (4 taalvaardigheden), de 10 overigen hadden zich slechts aangeboden voor één, twee of drie vaardigheden en hadden dus deelcertificaten op het oog. De deelcertificaten bleken echter ook voor de 62 anderen nuttig te zijn, want niet iedereen voldeed aan de eisen voor alle vaardigheden. Van de 72 kandidaten behaalden er 34 een volledig certificaat, 12 kregen 3 deelcertificaten, 6 behaalden er 2, nog eens 12 ontvingen 1 deelcertificaat en 8 kandidaten werden geheel afgewezen. De kandidaten die één, twee of drie deelcertificaten hebben behaald kunnen in de volgende jaren hun deelcertificaten aanvullen met het doel een vol-ledig certificaat te behalen. Per vaardigheid waren de aantallen geslaagden: leesvaardigheid 49 van de 72, luistervaardigheid 42 van de 66, schrijfvaardigheid 56 van de 67 en spreekvaardigheid 49 van de 65 deelnemers.
De tweede examens werden in april 1978 gehouden: 215 kandidaten hebben zich gemeld: 79 uit Frankrijk, 62 uit Indonesië, 42 uit Duitsland, 9 uit de Verenigde Staten, 7 uit Oostenrijk, 6 uit Zwitserland, 4 uit Canada, 3 uit Spanje, 1 uit Engeland, 1 uit Italië en 1 uit Portugal.
De examencommissie is nog niet klaar gekomen met het correctiewerk: i.v.m. de resultaten kunnen we dus nog geen informatie prijsgeven.
Er is met de uiterste zorg op toegezien, dat alle geleverde prestaties op precies dezelfde manier beoordeeld zijn. Dat is dan ook de bedoeling van de centrale correctie van al het examenwerk door één examencommissie.
De geslaagden kunnen voor hun prestaties vier beoordelingen krijgen: zeer goed, goed, ruim voldoende en voldoende.’ Dit is dus de toestand begin juni 78. Mevrouw REULEN voegt daar nog aan toe dat er verder gewerkt wordt aan de definiëring van het niveau basiskennis. Wie aan het examen wenst deel te nemen moet zich wenden tot een docent Nederlands die bereid is dit examen af te nemen. Die kan alle inlichtingen verkrijgen op bijgaand adres of ook nog telefoneren op nummer 016/23.72.45.
| |
Congres Europese gemeenten in Den Haag
Van 9-12 mei a.s. wordt in Den Haag het 13e Congres der Europese Gemeenten gehouden. Ditmaal in Den Haag. De plechtige openingszitting zal geschieden in aanwezigheid van H.M. Koningin Juliana en staat onder voorzitterschap van de internationaal voorzitter de heer Henry Cravatte. Georges Berthouin, internationaal voorzitter van de Europese Beweging, spreekt over ‘Van het technocratische Europa naar het democratische Europa’. De opening van het werkcongres geschiedt door minister-president mr. A.A.M. van Agt De volgende dag, donderdag 10 mei, wordt een politiek debat gehouden over het thema ‘Wat kunnen de lagere overheden verwachten van de Europese verkiezingen’. Voorzitter is dr. I. Samkalden, voorzitter van de Europese Beweging Nederland. Aan dit debat nemen deel woordvoerders van de grote politieke groeperingen, die meedoen aan de Europese verkiezingen. Hiervoor zijn uitgenodigd Willy Brandt, Gaston Thorn en Leo Tindemans. Op de derde dag worden commissievergaderingen en de slotbijeenkomst gehouden. Men komt bijeen in het Haagse Congresgebouw.
|
|