Een bouwprogramma...
De redactie van het ‘Dagblad voor Noord-Limburg’ wijdde medio januari jl. een uitnemende beschouwing aan de publicatie die in ‘Neerlandia’ 1978, nr. 5 verscheen. Het artikel in ‘Neerlandia’ was van de hand van drs. M.J.A.R. Dittrich, voorzitter Nederland van het ANV onder de titel ‘De weg naar verdere integratie ligt open’. Het commentaar in de Limburgse krant, onder de kop ‘Een bouwprogramma voor de Nederlanden’ willen wij onze lezers allerminst onthouden. Ook al omdat het de openbare mening wakker maakt interesse te tonen voor de noodzaak de waarde van het eigene der Nederlandse cultuur sterker te beseffen en aandacht te schenken aan de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen.
Het commentaar in het ‘Dagblad voor Noord-Limburg’ begint met een korte verslaggeving van het ANV-colloquium van 4 november 1978 in Antwerpen over de vernieuwing van het basisonderwijs in Nederland en Vlaanderen. ‘Intussen is er in èn aan de relatie Nederland-Vlaanderen meer te doen dan alleen te streven naar de taaleenheid en de uitwisselingen van ervaringen en inzichten op het terrein van de onderwijsvernieuwingen’, aldus de krant.
Eén van de stellingen van drs. Dittrich luidde: ‘Naarmate de door Nederland gewenste Europese eenwording voortschrijdt, worden taal en cultuur steeds meer, voor de nationale identiteit van de zich politiek verenigde Europese volkeren, bepalend. Juist een typische staaisnatie met een zwak cultureel besef als Nederland loopt hierbij gevaar haar nationale identiteit te gaan verliezen. De publieke opinie in Nederland maakt zich hier tot dusver nauwelijks druk om...’
De redactie schrijft, dat zelfs binnen Nederlandse staatsgrenzen enghartig provincialisme veel duidelijker tot uitdrukking komt (in radio, pers en televisie) dan het besef, dat er grote veranderingen gaande zijn, die de historisch gegroeide eeuwenoude en door staatsgrenzen aangegeven denkkaders zullen doorbreken.
Vooral Noordelijke Nederlanders, die dezer dagen hun ‘Unie van Utrecht’ herdenken - de vorming van de statenbond der Zeven Provinciën - hebben door allerlei historische factoren (geografische ligging, oriëntatie op de zeevaart, overzeese handel en kolonialisme, staatkundige lotgevallen der Republiek, godsdienstige identiteit in een eigen gekleurd protestantisme) een vrij zwak ontwikkeld gevoel van verbondenheid met het continentale Europa. Dat bovendien ten opzichte van de verwante Belgische Nederlanden gekenmerkt wordt door de dominatie van een superioriteitsgevoel. Drs. Dittrich, aldus de redactie, citeert het boek ‘Noord-Zuid-Verbinding’ van dr. M. van Haegendoren en prof. dr. Hans de Vries Reilingh.
De kern van het citaat houdt de stelling in, dat Noord- en Zuidnederlanders hun verschillen, als mensen van een klein volk, die alleen als eigen cultuur erkennen hetgeen tot de eigen buurt behoort beoordelen. Deze kwaal is het meest boven de Moerdijk verbreid. Onder het mom van een internationale opstelling heeft men meer belangstelling voor het cultuurgebeuren in andere continenten dan wel bij zijn meest nabije buur.
De redactie tekent daarbij aan, dat dit historisch wel verklaarbaar is. Als men, gelijk de Republiek der Zeven Provinciën, in vroeger eeuwen danig zijn partijtje heeft meegeblazen in het concert der toenmalige grote aardse machten en een aanzienlijk koloniaal rijk gedurende drie eeuwen heeft beheerd, dan mist dat niet zijn uitwerking op de volksmentaliteit. Dat verleden blijft in het heden aanwezig. In de statige huizen aan de Amsterdamse grachten, in een rijke erfenis, welke er in musea ligt opgetast. Daar niet alleen, maar ook in het beeld van onze havens en in wereldwijde gespreide activiteiten en financiële deelnemingen. Vanuit die mentaliteit werd eerst de koopvaardij en later de KLM een nationaal statussymbool, dat ook het gewone volk aansprak. Dat alles heeft bijgedragen tot het gevoel, dat Nederland veel meer in de wereld te betekenen heeft dan overeenkomt met zijn feitelijke materiële macht en zelfs de rol van ‘gidsland’ heeft. Nu kan het niet langer die zending vervullen in uitgestrekte overzeese gebiedsdelen dan
alleen op ethisch gebied, zoals ontwikkelingshulp, kerkelijke religieuze vernieuwing, die een licht op de berg voor de hele wereld zou zijn.
De redactie stelt hoe dat verleden ook onmiskenbaar een handicap kan zijn om de veranderde werkelijkheid onder ogen te zien, zoals zich dat openbaart in o.a. kleinschalig politiek denken en illusies omtrent een binnen de nauwe vaderlandse grenzen te bewerkstelligen maatschappijhervorming, die slechts wereldvreemdheid verraden. Het is vanuit een overtrokken gevoel van eigen meerwaardigheid en belangrijkheid, vermengd met teleurstelling (wrok) over de staatkundige afscheiding, die in de vorige eeuw gestalte kreeg in de Belgische staatsvorming, dat Nederland weinig steun, zelfs nauwelijks belangstelling heeft betoond in de taalstrijd die Vlamingen, Brabanders en Limburgers gedurende anderhalve eeuw hebben geleverd tegen de juist zeer sterke Franse cultuurpolitiek.
Dat het Nederlandse taal- en cultuurgebied thans niettemin nog het grootste deel der ‘Zuidelijke Nederlanden’ omvat is dan ook een verdienste dier zuidelijke gewesten, waarvan de betekenis voor de totale Nederlandse cultuurgemeenschap erkend dient te worden. De wederzijdse ‘moppen’ en nog altijd geschreven artikelen met denigrerende opmerkingen ten spijt, ziet drs. Dittrich wel enig licht aan de horizon, aldus de redactie van het Dagblad voor Noord-Limburg.
De redactie wijst dan vervolgens op de nauwe contacten tussen Noord en Zuid, die de heer Dittrich in zijn artikel opsomt, alsmede op de rol voor de grensprovincies Zeeland, Noord-Brabant en Limburg enerzijds en de aansluitende Belgische provincies anderzijds.
Waar de heer Dittrich opmerkt dat cultuur in een breed verband moet worden beschouwd, waartoe ook de sociale en economische problemen, de vraagstukken van de taal, gelijkstelling van diploma's, het milieubeheer en het totale leefklimaat behoren, schrijft de redactie van het Dagblad voor Noord-Limburg: ‘Het past allemaal in het bouwprogramma, dat de Nederlanden, Noord en Zuid, voor hun plaats in Europa behoeven’. Vandaar de goed gekozen titel van het krantenartikel.
G.G.