Belangstelling voor Nederlands in Duitsland groeit
In de maand juni van 1978 werden in de op Duits gebied tegenover Enschede gelegen Westfaalse stad Gronau examens Nederlands voor beginners en gevorderden afgenomen. Voor het afleggen van het eerste examen was ook al in 1977 die mogelijkheid geopend; het examen voor gevorderden werd dit jaar voor het eerst georganiseerd. Waren er het eerste jaar een 17-tal kandidaten, voor de tweede keer hadden zich voor beide examens ongeveer 50 gegadigden aangemeld. Ze waren niet alleen uit Gronau of uit de direkte omgeving van die stad afkomstig, maar kwamen ook uit o.a. Recklinghausen. Deze verheugende ontwikkeling is een alleszins gegronde reden om in dit tijdschrift enige regels aan ontstaan, doel en inhoud van deze examens Nederlands te wijden.
De belangstelling voor het Nederlands is de laatste jaren in Duitsland steeds groter geworden, getuige het feit, dat het vak nu op de meeste universiteiten daar gedoceerd en geëxamineerd wordt. Ook kan het nu als examenvak in het voortgezet onderwijs in de deelstaten Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen door de leerlingen gekozen worden. Een zelfde groei in de belangstelling constateren we op de Duitse volksuniversiteiten, waar, in het bijzonder in de genoemde deelstaten, de cursussen Nederlands goed bezocht worden. Vakantie-houden in Nederland en België, het opbouwen van een kring van zakenrelaties in het buurland, familiebezoek - dit laatste vooral in het grensgebied - zijn belangrijke motieven die tot het volgen van de cursussen aanzetten.
Onder de leraren Nederlands aan deze instellingen leefde reeds geruime tijd de wens om de cursisten, net zoals al lang voor de andere op de Duitse volksuniversiteiten onderwezen moderne talen het geval was, een cursusafsluitend examen aan te bieden. Een van de beweegredenen voor de invoering van een kennistoets was en is nog steeds de pragmatische overweging, dat een onderwezen vak in de regel door een leerling pas als volwaardig beschouwd wordt, als het ‘examinabel’ is. Een andere reden is het feit, dat van een dergelijk examen een uniformerende uitwerking zowel op de leerstof als op de didaktische aanpak van het vak kan uitgaan. In dit verband zij gewezen op een in december in Bad Honnef gehouden congres, waar deze aspecten onderwerp van uitvoerige discussies vormden. Een ander - misschien wel het belangrijkste - argument, dat voor het organiseren van een examen pleitte was wel het feit, dat op deze wijze aan de wens van veel leerlingen tegemoet gekomen werd, die hun kennis via een officieel getuigschrift wilden laten bevestigen.
Deze behoefte aan toetsing van kennis op het niveau van het aan de Duitse volksuniversiteiten gegeven onderwijs leefde sterk in het gebied van de z.g. Euregio. Onder deze naam gaat een samenwerkingsvorm van Nederlandse en Duitse gemeenten schuil. Deze omvat aan deze zijde van de grens gemeenten in Twente, de Achterhoek en de Graafschap en op Duits gebied gemeenten in Nordrhein-Westfalen en Niedersachsen. Het doel van dit samengaan, dat onlangs door de instelling van de Euregio-raad, het eerste ‘Regionalparlement in der EG’ op bestuurlijk ge-vorm gekregen heeft, is het aanknopen en het onderhouden van nauwe, grensoverschrijdende contacten met de betrokken gemeenten, en wel op economisch, maatschappelijk en cultureel gebied.
Omdat de kennis van elkanders taal de basis vormt voor onderlinge communicatie werd de Mozer-commissie - genoemd naar Alfred Mozer, een der eerste voorvechters van een verenigd Europa - in het leven geroepen om met name de studie van het Nederlands in het betrokken Duitse gebied te stimuleren. Voor het Duits was dit naar het oordeel van de commissie niet zo urgent, daar onderwijs in deze taal in Nederland al op elk niveau in ruim voldoende mate aanwezig was.