| |
| |
| |
Toen Formosa in het Nederlands bestuurd werd door een Brusselaar
De geschiedenis van de Nederlandse aanwezigheid op Formosa is een ongemeen fascinerend verhaal. Merkwaardig daarbij is het feit, dat ook Vlamingen een vrij belangrijke rol hebben gespeeld in de 17de eeuwse handelsbetrekkingen tussen Europa en Oost-Azië. En nog interessanter is wel, dat een van de Nederlandse goeverneurs op Formosa, François Caron, een rasechte Brusselaar was!
| |
Handel op China lokt
Het was de Nederlanders in Indië niet ontgaan, dat de Portugezen, door hun handelspost op het Chinese vasteland, Macao, sedert 1553 een zeer winstgevende bedrijvigheid hadden opgebouwd. Vanuit Batavia zonden zij schepen uit om zelf ook vaste voet te krijgen in China en de Portugezen uit Macao te verdrijven. Tot viermaal toe, in 1604, 1607, 1622 en 1627 mislukten hun invasiepogingen. In 1603 trachtten zij hun geluk te beproeven op de Pescadores, een eilandengroep tussen China en Formosa. De eerste poging leed schipbreuk, maar in 1622 slaagde een vloot van 17 Nederlandse schepen er in het gebied te veroveren en 600 Chinese vissersboten te bemachtigen. Twee jaar later vestigden zij zich in het zuidelijk deel van Formosa, waar het Fort Zeelandia werd gebouwd, in de omgeving van het huidige Tainan. Maarten Sonck werd de eerste goeverneur-generaal van de Verenigde Nederlandse Oost-Indische Compagnie op Formosa. Hij voerde het bevel over een garnizoen van 2.800 man.
De bedoeling van de Nederlanders was duidelijk: zij wensten van Formosa een belangrijke nederzetting te maken, die zou dienen als tussenstation voor de schepen die vanuit Indië naar de Nederlandse handelspost in Japan zouden varen. Maar tevens zou men trachten zo veel mogelijk onrechtstreekse handel te drijven met het Chinese vasteland, door koopwaar aan te kopen, die met jonken vanuit China werd aangevoerd. De plaatselijke bevolking op Formosa zelf zou haar inkomsten kunnen putten uit de verkoop van dierenhuiden (vooral van herten), vlees en vis aan de Nederlanders.
Formosa zou voor de Nederlanders ook een belangrijk steunpunt worden om de macht van Spanje (via de Philippijnen) en Portugal in te dijken en de handel tussen China en Japan te kontroleren. De hoop bleef bovendien bestaan vroeg of laat ook op het Chinese vasteland een stevig handelsknooppunt te vestigen.
| |
Een bloeiende nederzetting
Onze Noorderburen begonnen Formosa oordeelkundig uit te bouwen tot een belangrijke nederzetting. In 1626 kreeg de door hen gebouwde stad Providentia, die later óók Zeelandia werd genoemd, al enige vorm, en het fort werd versterkt. Bij dit alles liep men echter niet al te vlug van stapel. Men wou eerst zien welke winsten Formosa kon opleveren, vooraleer grote uitgaven te doen ‘opdat de voorloopende winst den naesmaeck van de lasten des te beter dragen mach’, zoals ik las in het verslag van 3 februari 1626 aan de dirigerende Heren XVII in Amsterdam.
Dat Formosa niet alleen voor de Nederlanders zeer belangrijk leek, maar ook voor de Spanjaarden, wordt dat zelfde jaar wel duidelijk. Vanuit Luzon, op de Philippijnen, landden Spaanse expeditietroepen in Keelung. Zij bezetten Yilan, Hsintsjoe en Tamsoei, waar zij rond 1630 een stevig kasteel bouwden, dat er ook vandaag nog steeds, onder de naam het Rode Fort van Santo Domingo, het stadsbeeld beheerst en (met zijn dikke muren en zijn vijf oude kanonnen in de tuin) heelwat toeristen aantrekt.
Door deze invasie was noord-Formosa in handen gevallen van de Spanjaarden, die vanuit hun nederzetting heelwat dichter bij de Chinese kust zaten en ook de handel met Japan in het noorden beter konden kontroleren. Het lag voor de hand, dat de Nederlanders zoiets niet zouden dulden en in 1642 werden zij dan ook uit al hun nederzettingen verjaagd.
De overwinning op de Spanjaarden versterkte het aanzien bij de plaatselijke bevolking, waarmee men aanvankelijk op goede voet stond, ofschoon de Europeanen er geen al te hoge dunk van hadden ‘synde doch een ongeregelt, woust, quaetaerdich, luy ende begerich volck’, waar men slechts na lange tijd en na de nodige aanpassing iets goeds van kon verhopen.
Het leek echter toch maar best hen zo veel mogelijk te vriend te houden en de uitbreiding van de landbouw verder mogelijk te maken, door hiervoor Chinezen van het vasteland aan te werven. Na enkele jaren werd Formosa voor de Nederlanders een zeer bloeiende nederzetting, die op eigen benen kon staan en een flinke winst opleverde.
| |
De Brusselaar François Caron wordt goeverneur van Formosa
Het aandeel van de Vlamingen in de Verenigde Oost-Indische Compagnie is werkelijk veel te weinig be- | |
| |
studeerd door onze historici. Het is zo belangrijk, dat het een grondig onderzoek dringend noodzakelijk maakt.
Tijdens de godsdienstoorlogen waren deze Vlamingen, of hun ouders, naar het Noorden uitgeweken, waar een aantal onder hen aktief werd als medewerkers van de Heren XVII in Amsterdam. Zo treffen wij Vlamingen aan als kooplui, maar ook als goeverneurs, bevelhebbers, admiraals, ambassadeurs en officieren in o.a. de Molukken, Indië, Ceylon, Malakka, Ambon, Perzië, Japan en... Formosa, zoals de in 1600 te Brussel geboren François Caron, die in 1644 goeverneur van Formosa werd.
Wie was Caron? Zijn avontuurlijk leven is zo boeiend, dat men er stof genoeg in zou kunnen vinden voor meer dan één spannende historische film, een televisiereeks en een serie jeugdboeken. Wie wat gegevens verzamelt over deze fascinerende 17de eeuwse persoonlijkheid, leert daardoor een man kennen met een stevige kulturele basis en een ruime geestelijke horizon.
Zijn levensschets min of meer volledig weergeven, valt vanzelfsprekend buiten de bedoeling van dit artikel, daarom wil ik trachten beknopt te zijn.
François Caron was een zoon van Calvinistische vluchtelingen uit Vlaanderen. In 1620 vertrok hij, denkelijk als koksmaat, met een der schepen van de Verenigde Oostindische Compagnie naar Japan, waar hij vlug promotie maakte: hij werd onderkoopman, koopman en in 1638 hoofd van de Nederlandse factorij te Firando (Kiusjoe), huwde met een Japanse, die hem vijf kinderen schonk en werd in 1641 Buitengewoon Raad van Indië te Batavia. Over zijn meer dan 20-jarige ervaring in Japan schreef hij het eerste boek dat ooit over dat land in onze taal werd uitgegeven, de ‘Rechte Beschrijvinge van het Machtigh Koningkrijck van lappan’, dat tal van herdrukken beleefde, en vertaald werd in het Duits, Engels en Frans. Het gold gedurende zowat een eeuw als het meest betrouwbare werk over de levenswijze, de handel, de geschiedenis en de administratie in Japan.
Als admiraal keerde Caron in 1641 terug naar Nederland en werd er benoemd tot Gewoon Raad van Indië, waarheen hij in 1643 opnieuw vertrok.
Als veldheer had Caron beslist ook talent, want in Ceylon slaagde hij er in de stad Negombo van de Portugezen voor de Nederlanders te veroveren in 1644.
Inmiddels was zijn Japanse vrouw overleden en hij hertrouwde met de dochter van Balthasar Boudaen, Raadsheer van Brabant. Zijn 2de echtgenote, Constantia, schonk hem zeven kinderen. Een eigenaardig toeval is wel, dat hij door dit huwelijk een van de voorvaderen zou worden van de Franse schrijver Beaumarchais, die eigenlijk Pierre Augustin Caron heette!
| |
Formosa wordt versterkt
Ofschoon François Caron reeds op 1 augustus 1644 in Batavia benoemd werd tot goeverneur van Formosa, zou hij moeten wachten tot 23 december om zijn eiland te gaan besturen, zoals we lezen in het verslag vanuit Indië aan de direktie van de Verenigde Oost-Indische Compagnie in Amsterdam: ‘Caron is met 135 soldaten en een lading van 708.195.142 gulden als gouverneur naar Thaiwan vertrokken’.
Bij zijn aankomst kreeg de nieuwe goeverneur heel wat problemen op te lossen. Formosa beschikte inmiddels wel over een ruim ‘sieckenhuys’, maar dat was werkelijk niet overbodig, want op 31 december 1645 laat Caron weten: ‘De hete coortsen ende andere sieckten hebben op Formosa vrij geregeneert ende sijn in Tayouan ende Tamsuy over de 140 menschen gestorven... ende bleeff het sieckenhuys met nogh veel siecken beseth’.
Op dat ogenblik beschikt Caron over ‘een militaire macht van 629 coppen’ en hij meent dat ze wel nodig zijn ‘om alles in goede versekeringe ende ontsach te houden’.
Op 9 juli 1645 laat men Amsterdam weten, dat in Batavia de ‘bruyt van de gouverneur Caron met 't schip de Walvisch behouden geland’ is. Zij zou kort daarna naar Formosa vertrekken.
Vanuit Formosa werd druk handel gedreven met de chinese havensteden en de eilanden Amoi en Kemoi, maar ook met het gebied rond de golf van Tonkin, met Siam en Japan. Niet zelden kon Caron laten weten dat hij grote winsten had geboekt. Toch zou de onzekere verhouding met het chinese vasteland wel vaak voor problemen zorgen, omdat er meer dan eens interne oorlogen uitbraken en alle handelsverrichtingen dan niet zelden werden stopgezet.
| |
De geschiedenis herhaalt zich: vluchtelingen uit China
De gespannen toestand op het vasteland zorgde er in 1646 voor, dat heel wat Chinezen een toevlucht kwamen zoeken op Formosa, waardoor de bevolking in enkele jaren steeg van 30.000 tot 61.696 zielen in 217 dorpen met in totaal 12.737 huizen. Voor Caron ontstond hierdoor de mogelijkheid in één jaar tijd de landbouwgronden uit te breiden van zowat 3.000 tot 10.000 ha., wat de inkomsten voor de Verenigde
| |
| |
Oost-Indische Compagnie deed stijgen tot 122.000 gulden. Vooral suikerriet, rijst en bonen worden verbouwd, terwijl ook hardnekkige pogingen worden ondernomen om de teelt te bevorderen van zijdewormen.
Uit de verslagen kan men opmaken, dat de protestantse predikanten gunstige resultaten schijnen te boeken met hun bekeringswerk en dat steeds meer ‘rebellige dorpen tot gehoorsaemheyt gebracht’ worden.
Goeverneur Caron schijnt ook het onderwijs te hebben willen verbeteren. Hij liet Amsterdam weten dat er behoefte bestond aan mensen die kunnen zorgen voor de opleiding van schoolmeesters op Formosa en dat men hiervoor totdusver ook beroep had gedaan op soldaten. Maar die waren minder geschikt.
| |
François Caron wordt direkteur-generaal
In januari 1647 vertrok François Caron terug naar Batavia, waar hij bevorderd werd tot Direkteur-Generaal,
op één na de belangrijkste funktie voor Nederlanders in Azië. Niet iedereen was tevreden met deze benoeming. De invloedrijke Antoine van Diemen had hem liever in Formosa gelaten omdat hij ‘daer beter kan dienst doen, daer hij een vreemdeling is’. De Zuid-Nederlandse oorsprong van Caron was dus blijkbaar wel een hinderpaal.
Wat gebeurde er verder met hem? In Batavia moet hij zich beziggehouden hebben met handel voor eigen rekening. Zoiets was ten strengste verboden en zijn tegenstanders zorgden er voor dat hij in 1650 werd teruggeroepen naar Nederland. In 1652 kreeg hij eervol ontslag en ging in Den Haag wonen. Pogingen om hem terug in dienst te laten treden wees hij krachtig van de hand, maar toen hij vernam, dat de Fransen zélf een Oost-Indische Compagnie hadden opgericht, liet hij zich door Colbert overtuigen om vanaf 1664 als direkteur-generaal van de handel met Indië in dienst te treden van de Franse koning Lodewijk XIV, tot grote woede van de Nederlanders, die hem voor eeuwig uit hun land verbanden. Caron trok naar Madagaskar, en nam deel aan de aanval op... de Nederlandse vesting in Ceylon.
Rond deze tijd moet hij veel moeilijkheden hebben gehad met het Franse hof, een Perzisch koopman en de capucijner-pater Ambroise, die hem als protestant niet kon luchten. Caron keerde terug naar Frankrijk, maar bij het binnenvaren van de Taag bij Lissabon zonk zijn schip en hij verdronk op 5 april 1673.
Formosa heet nu Taiwan. De kleinschalige ontmoeting van twee culturen mag dan al sporadisch bevruchtend hebben gewerkt, maar niets ontziende oorlogen en een eenzijdige economische exploitatie hebben veel tenietgedaan.
| |
| |
| |
Chinezen en Formosanen leren Nederlands
Hoe was de toestand nu verder geëvolueerd op Formosa? In de verslagen lezen wij voortdurend, dat de inlandse bevolking erg ontevreden is over de Chinese belastingontvangers, die het recht tot het heffen van belastingen pachtten van de Nederlanders. Deze Chinezen zouden voor het merendeel echte afzetters zijn geweest, die de dorpelingen op een overdreven manier uitbuitten.
Voor de Nederlanders zelf liep alles vrij vlot. De inkomsten op Formosa namen toe, de belastingen stegen van 1600 realen in 1642 tot 23.000 realen in 1649 en de handel tussen Formosa, Siam, China, Japan enz. leverden grote winsten op.
Op het Chinese vasteland heerste rond die tijd, als gevolg van de oorlogen, voortdurend hongersnood, waardoor de stroom van vluchtelingen naar Formosa nog sterk toenam.
In een verslag van 18 januari 1649 lees ik, dat er op dat ogenblik 500 vrouwen en meer dan 1.000 kinderen uit China waren aangekomen. De Chinese vluchtelingen waren daardoor al met meer dan 20.000 en er wordt op aangedrongen het garnizoen gevoelig te versterken om de snel groeiende bevolking onder kontrole te kunen houden.
Op dat ogenblik waren er op Formosa al een flink aantal scholen en zowel de volwassenen als de kinderen worden in de Nederlandse ‘spraeck geoeffent door de neerstigheyt ende goeden ijver der predicanten’, die overal vaststellen, dat iedereen ‘niet alleene genoechsaem bequaem, maar geneyght ende
Koning Mao (midden tussen Mgr. A. Riberi en pater A.J. Jacques) na zijn doopsel, samen met 150 onderdanen.
gewilligh tot leersaemheid’ is. Er bestaat echter wel een groot gebrek aan Nederlandstalige schoolboekjes en de Heren XVII in Amsterdam worden met aandrang ‘versoght om eenige duysent ABC-boeckgens, daer-van U Ed(ele) 5 à 6 duysent gelieft te senden, vermits (zij) tot bevorderinge van dat goede werck seer nodig geacht werden’.
| |
Donkere wolken boven fort Zeelandia
Uit het bovenstaande mag men niet opmaken, dat het Nederlandse tijdperk op Formosa steeds even zonnig en probleemloos zou geweest zijn. Voortdurend waren er moeilijkheden met de plaatselijke bevolking en met de Chinezen. Oproer was schering en inslag. De felste opstand had plaats in 1652, toen een zekere Fayet of Bumet (zijn Chinese naam was Kwo-Wai-Ji) gebruik wou maken van feest, dat hij voor hooggeplaatste Nederlanders in zijn woning had georganiseerd, om in opstand te komen. Het plan lekte uit en Fayet besloot toen Fort Zeelandia zelf aan te vallen. De strijd duurde drie dagen maar Fayet werd, samen met 6.000 Chinezen, gedood.
In maart 1661 dreigde echter een groter gevaar: de Chinese veldheer Tsjeng Tsjeg Koeng (die de Nederlanders Koxinga - in het dialekt van Amoi: Kok Seng Ja - noemden) veroverde met een vloot van honderd schepen en een leger van 25.000 man de Pescadores en trok op naar het zuiden van Formosa. Na een strijd van negen maanden moesten de Nederlanders, onder leiding van de Zweed Frederik Coyet
Drukke winkelstraat in Taipeh.
| |
| |
(een schoonbroer van François Caron), de capitulatie tekenen op 1 februari 1662. Hierdoor eindigden 38 jaar Nederlands bewind in Taiwan.
In 1664 trachtte Baltasar Bort in opdracht van de Verenigde Oost Indische Compagnie met een vloot van 16 schepen Formosa opnieuw te veroveren. Deze poging mislukte.
| |
Wat blijft nog over?
Veel herinneringen aan de tijd, toen men er nog Nederlands sprak, heb ik op Formosa niet meer aangetroffen. Koxinga had de vaste bedoeling zoveel mogelijk sporen van zijn vroegere tegenstanders te laten verdwijnen: hij bracht o.a. een duizendtal deskundigen over uit China, die begonnen met de bouw van een groot aantal Chinese tempels en scholen, terwijl een klein legertje vooraanstaande kunstenaars moest zorgen voor een soort Chinese culturele renaissance. Het gelukkige toeval wil nu echter wel, dat het jaar 1975 werd uitgeroepen tot jaar van het toerisme in de stad Tainan, die nog de meeste herinneringen aan de Nederlandse tijd bewaard heeft. Hieraan is het te danken, dat het Bureau voor Toerisme van Formosa de historische herinneringen nu meer en meer begint te beschouwen als belangrijke troeven voor het vreemdelingenverkeer en de gebouwen uit de Nederlandse tijd werden dus flink gerestaureerd.
In de Chen Chen Kong's Memorial Hall, het indrukwekkende Koxingamonument in Tainan, zijn een aantal archieffoto's en schilderijen te zien, van gebouwen die door de Nederlanders werden ontworpen, samen met Chinese en Nederlandse schilderijen en platen over de strijd rond de Forten Zeelandia en Providentia. Ook zijn er enkele foto's van Nederlandse archiefstukken over de capitulatie. Jammer genoeg verkeren deze stukken in een erbarmelijke staat. Een maquette van Fort Zeelandia geeft een tamelijk duidelijke indruk van het gebouw, zoals het in 1630 moet geweest zijn.
Een aardbeving verwoestte in 1862 het grootste deel van Fort Providentia, (op deze plaats staat nu de zeer fraaie Tsji Kan-Toren) zowat vijf kilometer verwijderd van Fort Zeelandia. Na het vertrek van de Nederlanders werd het gebruikt als arsenaal. De Japanners maakten er een hospitaal van. In 1965 werd het voor een deel gerestaureerd. Een flinke muur in rode baksteen en de grondvesten van Fort Providentia kunnen nog bezocht worden. Vandaag is er het Historisch Museum van Tainan gevestigd.
Het voornaamste bouwwerk uit de Nederlandse koloniale tijd op Taiwan is nog steeds Fort Zeelandia te Anping, op een paar kilometer van Tainan. Ofschoon de bovenbouw bijna totaal veranderd is in de loop van meer dan drie eeuwen geschiedenis, is dit machtig bouwwerk nog goed bewaard. De recente restauratie gebeurde zeer vakkundig. Zeelandia, dat door de Formosanen Tsoe Kan of Tsji Lon (Kasteel van de Roodharigen) wordt genoemd, werd gebouwd van 1624 tot 1630. De buitenste vesting kwam klaar in 1632. Het geheel werd opgericht in kleine rode bakstenen, terwijl gemalen schelpen, zand en kalk als bindmiddel dienden. Het gebouw bestaat uit drie verdiepingen en de grondvesten steken 3,30 m in de grond. Het is 841 m lang en vormt een groot vierkant, dat meer dan 20 m hoog is. In zijn bloeitijd was het bewapend met 15 kanonnen en was de verdediging in handen van meer dan 1.000 man.
In 1630 werd een vuurtoren gebouwd en kwam er een marktplaats bij. Buiten het kasteel stond een schandpaal en een kleine omwalde nederzetting, die zij ‘'t Hoorenwerck’ noemden en waarvan nog steeds een 66 m lange, 8 m hoge en twee meter dikke muur bewaard bleef.
Op 500 m van het fort was het ‘Chinees Quartier’ gevestigd, de woonplaats van de Chinese zakenlui, boeren en arbeiders.
In Fort Zeelandia overleed Koxinga in mei 1662 op 38-jarige leeftijd, een jaar na zijn invasie van Formosa en slechts drie maanden na de Nederlandse capitulatie.
Na zijn dood werd Koxinga door alle Chinezen vereerd als een nationale held, maar het Fort Zeelandia geraakte in de vergeethoek. Het werd een militaire opslagplaats en de ergste verwoesting kreeg het te verduren in 1869 door een beschieting van de Britse marine. In 1929 werd de woning van François Caron afgebroken door de Japanners, die er een kantoor van de douane bouwden. De ondergrondse verblijfplaatsen van de Nederlanders kregen de funktie van slaapzalen voor het personeel van de toldiensten.
Toen de Chinezen in 1947 terug in het bezit kwamen van Formosa waren zij Fort Zeelandia niet helemaal vergeten. Boven op het bouwwerk is nu een klein museum ondergebracht met een maquette, een groot schilderij en een aantal foto's over het verleden van de plaats.
HUGO RAU
|
|