derhavige kan mijns inziens alleen slagen als de stand van het weten omtrent voor- en nadelen van een aantal modellen zodanig is toegenomen dat systematische implementatie op grote schaal verantwoord is.
De optelsom van ervaringen en ideeën uit het veld leidt niet automatisch tot een heldere omschrijving van functies, taken en doelstellingen. Onderwijsopvattingen vanuit de praktijk kunnen in vele gevallen niet uitsluitend richtsnoer zijn voor een beleid.
Soortgelijke opmerkingen zouden kunnen worden gemaakt bij de vakinhouden c.q. vakkengroeperingen. De kardinale vraag: Wat moeten kinderen aan het einde van een 8-jarige basisschool kennen en kunnen van welke dimensies van onze cultuur opdat de aansluiting op het voortgezet onderwijs redelijk verzekerd is, is zeer moeilijk te beantwoorden, maar de Nederlandse onderwijswereld zou er toch intensief mee bezig moeten zijn. Ook in dit opzicht zullen zeker termen als individualisering en zelfontplooiïng gerelateerd moeten worden aan de eisen van de samenleving en aan die van het voortgezet onderwijs. Scholen worden bevolkt door kinderen, die de rol van leerling hebben te vervullen! Soms krijg ik de indruk dat activiteiten die in het gezin en in de club volstrekt op hun plaats zijn, in de school een te centrale plaats dreigen in te nemen. Een realistisch evenwicht is in elk geval gewenst. Mogelijk kan de samenstelling van een schoolwerkplan zeer bijdragen tot herbezinning op dit punt.
De procesaspecten kunnen zeer ruim worden opgevat. Ik bepaal mij vooral tot de methoden van overdracht. Indien in het voorafgaande de nadruk is gelegd op meer duidelijkheid m.b.t. het kennen en kunnen der leerlingen is daarmede niet alleen een bepaalde hoeveelheid kennis en vaardigheid bedoeld.
Het komt mij voor dat in bijzondere mate aandacht moet worden geschonken aan het leren denken, het leren leren en het leren handelen.
Evenzeer is het van belang in te zien dat de verwisseling van de ene monologische didactiek, nl. die van de onderwijzer in de zgn. luisterschool, voor een andere monologische aanpak nl. die van de leerling in een extreme zelfwerkzaamheidschool, geen oplossing biedt. Van groot nut lijkt mij dat bij alle overdrachtsmethoden een scherp onderscheid moet worden gemaakt tussen onderwijzen, leiden, begeleiden en zelfstandig leren. De dialoog kan niet worden gemist, maar afhankelijk van de leerling en de leersituatie zal telkens weer bepaald moeten worden welk aandeel de leerling en welk aandeel de onderwijsgevende in de dialoog voor zijn rekening mag, kan en moet nemen.
Buitengewoon belangrijk lijkt mij in dit verband het systematisch gebruik van beoordelingsinstrumenten, die en de leerling èn de onderwijsgevende confronteren met lacunes in hun kennis en vaardigheid.