Vlaanderen fraai gelaat
Onbekend is onbemind.
Vastgeroeste, vaak verkeerde opvattingen beheersen nogal dikwijls onze gedachtengang wanneer wij het over vreemdelingen hebben, meestal omdat wij niet voldoende over hen zijn ingelicht.
Hetzelfde geldt voor de buitenlanders die maar al te weinig weten over wat bij ons destijds gebeurde en wat er nu hier aan 't geschieden is.
Getuige de vele flauwe hollandermoppen die wij te horen krijgen en de even talrijke - vaak dezelfde - moppen die door onze noorderburen over ons getapt worden.
Onwetendheid, wanbegrip, vooringenomenheid zijn er de oorzaak van; daar kan enkel aan verholpen worden door degelijke voorlichting.
Met haar ‘Fair Face of Flanders’ heeft Patricia Carson het engelslezend publiek een overzicht over Vlaanderen en 't Vlaamse volk geschonken.
Onze vrienden uit het Noorden kunnen dank zij de nu voorgestelde Nederlandse versie VLAANDEREN FRAAI GELAAT een beter inzicht krijgen in de geschiedenis, alsook in de problemen van ons land en volk.
't Is wel noodzakelijk! Laat me toe, om dit te illustreren, U te vertellen wat mij, te Amsterdam, een zeer vroege junimorgen, zowat 20 jaar geleden overkwam. Logerend vlak bij het Vondelpark, dichtbij het Rijksmuseum, het Concertgebouw en de Stadsschouwburg, wandelde ik doorheen dit park naar 't Overtoom om na te gaan of daar soms niets te zien was in de aard van het Gents Rabot.
Niet ver van Vondels beeld zat een man van middelbare leeftijd zich in de prille zon te koesteren.
Op mijn vraag naar de weg stond hij recht, wees me de goede richting, uitte het vermoeden dat ik Vlaming was en wilde wel eens weten hoe het met Vlaanderen ging.
Zou het waar zijn dat 't Vlaamse volk nog steeds zo achterlijk is, met zijn heiligenverering en alles wat daarbij komt?...
Bijzonder kittelorig ben ik niet. Maar de nogal hautaine toon, de bijna schampere manier waarop dat gezegd werd en de neerbuigende houding van de spreker - hij mat minstens 1.85 m. - zette mij de borstels recht.
Ik zei dat ik als agnostieker geen partij was in 't debat. Daarna - misschien gesterkt door Atons vriendelijkhelpende zonnestralen, de Zomerzonnewende van St.-Jan of de geest van Anna Bijns - ging ik over tot een apologie van de ‘Roomse Bijenkorf’, van zijn vele brave heiligen die ons sedert zoveel eeuwen geregeld verlofdagen bezorgen, met kermissen en jaarmarkten, processies en bedevaarten; evenzoveel gelegenheden tot folkloristisch feesten, tot vreugdevol breugeliaans, ja rabelaisiaans vertier.
Wordt trouwens St.-Niklaas, patroon van kinderen en handelaars in het Noorden niet gevierd?
Zou 't leven van het ‘achterlijk’ volk uit Kassel, Dranouter, Wakken en Wechelderzande, spijt de neiging tot ‘afgodenverering’ en ‘superstitie’, niet heel wat gezelliger en aangenamer zijn dan dat van de ‘verlichte’ sukkels uit Staphorst?
Toegegeven! Het cultuurpeil bij ons lag wat lager dan in 't Noorden! Maar kende Meneer de oorzaak van 't niveauverschil?
Wist hij wel waardoor hij was wat hij geworden was? De Watergeuzen die op 1 april 1572 Alvas ‘Bri(e)l’ afnamen, die - in naam van Oranje - de poort van Vlissingen en Vere deden openen waren toch ook voor een groot deel mensen van bij ons!
De broeders Boisot (Boyschot) uit Brussel, Jacob Symonsz, de Rijk en de Hembyses uit Gent waren wel voor hem geen onbekenden?
Had hij de 's zondags gezongen psalmen niet aan Datheen uit Kassel te danken?
Wordt het statige, diepontroerende ‘Wilhelmus’ niet aan Marnix van St.-Aldegonde uit Brussel toegeschreven?
De voornaamste medewerkers aan de vertaling van de Statenbijbel waren toch wel Vlamingen:
Willem Baudart(ius) van Deinze, de Bruggelingen Herman Fauckel(ius) en Frans Gomaer(us), Jacob Roland(us) (Roelandt), Antoon Thys(ius) uit Antwerpen en de Gentenaar Antoon Walaeus (v.d. Walle); terwijl nog Sebastiaen Damman en Johannes Polyander (v.d. Kerchove) beiden van Gent, alsook de Komenaar Joost van Laren erbij betrokken waren.
Had Simon Stevin niet voor vestingbouw gezorgd, en voor bevoorrading der troepen van Prins Maurits om de vrijgevochten steden verder te beveiligen?
Had die Bruggeling bovendien met zijn ‘Havenvinding’ de scheepvaart niet vergemakkelijkt, zoals die ook zou bevorderd worden door de cartografen Pieter Plancius (Plaetevoet) uit Dranouter, Jodocus Hondius (de Hondt) uit Wakken, en Pieter Kaerius (v.d. Keere) uit Gent?
Op de grachten staan o.a. het ‘Huis met de Hoofden’ van Louis de Geer en het ‘Trippenhuis’ van zijn beide neven Louis en Hendrik Trip (alle drie voorvaders van belangrijke koopmansgeslachten) gebouwd door een lid van de familie Vingboons uit Mechelen, die de meeste - en tevens mooiste - patriciërswoningen heeft opgericht welke aan de Amsterdamse grachten hun typisch uitzicht geven.
En was het Paleis op de Dam niet gebouwd door de Brabander Daniël Stalpaert, stadsarchitect van Amsterdam, naar de door hem lichtgewijzigde plannen van Jacob van Campen; waarbij het beeldhouwwerk