Een inventaris na dertig jaar Benelux
Geschiedkundige achtergrond
Een eerste vaststelling, die moet gemaakt worden, is dat de Benelux-Gedachte - de gedachte dat de landen van de Gouden Delta een geografische en daardoor ook een geo-economische en geo-politieke eenheid vormen - vergroeid is met de geschiedenis van onze landen en gewesten. Reeds in 1339 bracht Artevelde een eerste economische Unie tot stand waarbij Vlaanderen, Brabant, Holland, Zeeland en Henegouwen betrokken werden.
In de daaropvolgende decennia wordt de lijn doorgetrokken op het politieke vlak. De XVII Nederlanden komen onder eenzelfde gezag en krijgen gemeenschappelijke instellingen met behoud nochtans van hun interne autonomie. Deze eenheid gaat gepaard met een zeer hoge bloei op economisch en cultureel gebied.
De scheuring in de tweede helft van de XVIde eeuw veroorzaakt de teloorgang van het Zuiden terwijl Holland en de zeven geassocieerde provincies op verbluffende wijze de weg der ontwikkeling blijven opgaan - politiek, economisch en cultureel. Dan komt ook de deemstering van de Republiek, innerlijk vermolmd en, naar buiten, erg verzwakt.
Het herstel van 1815 was goed bedoeld maar politiek slecht geconcipieerd. Er werd m.i. te veel rekening gehouden met de toen opgeldmakende Franse staatkundige denkbeelden en te weinig met de Noord-en Zuidnederlandse realiteiten en gevoeligheden.
In de Noord-West Europese ruimte, waar vroeger XVII gefedereerde gewesten een hoge bloei hadden gekend, krijgen wij dan drie Staten - eigenlijk drie Natie-Staten naar XIXde eeuws concept.
Alles bijeengenomen hebben deze Staten het niet zo slecht gedaan. Zij vermochten echter niet de Nederlanden hun vroegere positie en bloei terug te schenken.
Nochtans werden in België de toestanden erg scheef getrokken door de aanhoudende economische en culturele achteruitstelling van de noordelijke provincies in verhouding met de uitzonderlijke industriële ontwikkeling van de romaanse gewesten.
Uit dit onevenwicht ontstaat de Vlaamse Beweging, eerst met een loutere taal - culturele bekommernis, veel later met ook een sociaal - economische motivering.
In de Vlaamse Beweging is het bewustzijn van een ruimere culturele, economische en politieke verbondenheid met Nederland nooit volkomen afwezig geweest.
Dit bewustzijn bleef echter steeds erg zwak.
Er waren enkele mooie uitspraken zoals deze van Gezelle: ‘Van de Kwinte tot de Dollart leeft één volk’. En deze van een Vlaamse voorman: ‘Het doel, het natuurlijke doel van de Vlaamse Beweging is de hereniging van de Nederlanden van Friesland tot Kales’.
Maar het bleef bij dergelijke platonische verklaringen.
Men zocht naar concrete en onmiddellijke oplossingen binnen de Belgische Staat. Men zoekt nog steeds naar oplossingen binnen de beperkte Belgische ruimte en de onwezenlijke Belgische grenzen. Hopeloos en tevergeefs.
In de dertiger jaren is er een nieuwe strekking ontstaan die aanstuurde op een verruiming der horizonten.
Men begon in te zien dat de scheuring in de XVIde eeuw de verbrokkeling van een natuurlijke eenheid had veroorzaakt.
Ook groeide het besef dat, indien de Nederlanden in globo nadelen ondervonden van hun verscheurdheid, de Vlaamse, Brabantse en Limburgse gewesten bovendien nog leden aan de gevolgen van hun eigen opdeling. Men sprak toen van wingewesten.
In steeds ruimere Belgische kringen werd aangedrongen voor een nauwere samenwerking met Nederland op diverse gebieden en - om te beginnen - op het economische. Het was ook de tijd dat men in België meer begrip begon op te brengen voor de goede kanten van het beleid van koning Willem.
Deze nieuwe strekking tekende zich af en won aan invloed terwijl de omliggende grote landen steeds meer hun toevlucht namen tot nationalistisch protectionisme, waardoor de kleine landen in de verdrukking kwamen en ertoe gedwongen werden naar een wisseloplossing te zoeken voor hun eigen beperktheid.
De Benelux-gedachte is de vrucht van dit zoeken naar een verruiming der markten. De conferenties van Oslo, Ouchy en Den Haag in de jaren 1930 - 1932 - 1936 zijn de eerste stappen naar de vorming van een vrijhandelszone, althans om te beginnen onder de kleine landen. Een eerste douane-unie trad reeds in werking op 1 januari 1948.
Wanneer later ook bij de gewezen Europese grootmachten het besef van hun beperktheid doordringt zijn zij gaan rekening houden met het voorbeeld van de Benelux.
Toen, tijdens de laatste oorlog, de Nederlandse, Belgische en Luxemburgse regeringen te Londen besloten een Benelux-Unie tot stand te brengen, heb ik zoals velen gemeend dat de zaak der Nederlanden er goed voorstond. De geleidelijke éénmaking zou door de officiële instanties worden ter hand genomen.
Met een schaar vrienden hebben wij ons toen in de Kempische actie gestort. Wij meenden dat de wonde uiteindelijk zou moeten geheeld worden daar waar zij open ligt t.t.z. aan de grenzen.
Daar scheen men van officiële zijde niet zoveel belangstelling voor over te hebben.