| |
| |
| |
Spiegel van de Nederlanden
| |
| |
| |
Van Noord en Zuid
De bond van Nederlandse Volksuniversiteiten
In het ‘Algemeen Dagblad’ werd een vraaggesprek opgenomen met de heer M. Faassen, directeur van de Bond van Nederlandse Volksuniversiteiten. Daarin komt tot uitdrukking dat de 93 volksuniversiteiten in Nederland in het afgelopen seizoen meer dan een half miljoen cursisten bereikten. De Bond bestaat thans zestig jaar. Men is tevreden over de bereikte resultaten, maar de vraag wordt gesteld bij het bestuur van de Bond, of de juiste mensen met de cursussen worden benaderd. Vrij aanzienlijke groepen Nederlanders, zo'n 5 tot 6% moeten worden gerekend tot de semi-analfabeten, aldus de heer Faassen. Daarboven is er nog een groep die de taal zo slecht beheerst dat men enorme problemen heeft met het invullen van de eenvoudige ambtelijke formulieren. De meerderheid van de cursisten blijkt afkomstig te zijn uit de sociale middengroepen. Hoewel er een groeiende belangstelling merkbaar is in de lagere sociale milieus. De samenstelling van het publiek is grondig aan het veranderen, aldus de heer Faassen.
| |
Beleidsmedewerker Brabants Centrum voor Amateurtoneel (Tilburg) benoemd
Op voorstel van gedeputeerde staten van Noord-Brabant hebben de provinciale staten, naast een subsidie voor de activiteiten van het Brabants Centrum voor het Amateurtoneel (B.C.A.) te Tilburg, tevens een subsidie verleend voor de aanstelling van een beleidsmedewerker. De belangstelling voor en de deelname aan de activiteiten van het toneel in Brabant nemen steeds toe. Deze ontwikkeling voor het amateurtoneel was voor het B.C.A. in 1977 aanleiding om een speciaal Toneelcentrum, gevestigd te Tilburg, op te richten, teneinde vanuit dit centrum de activiteiten op toneelgebied in Brabant beter te kunnen organiseren en samen te binden. Per 1 april jl. werd de heer J. Brosens uit Zundert, als coördinator benoemd. De heer Brosens is voorheen werkzaam geweest in het bedrijfsleven, maar heeft zich in zijn vrije tijd op een uitgebreid terrein dienstbaar gemaakt voor het culturele gebeuren in Zundert.
| |
Ambassadeur
Onlangs is mr. Jan Herman Odo Insinger benoemd als ambassadeur van Nederland in België. Mr. Insinger was voordien ambassadeur in Madrid. Daarvoor was hij hoofd van de directie van culturele samenwerking van het departement van buitenlandse zaken in Den Haag.
| |
Prof. dr. H. Fayat spreekt op dag van de Guldensporenherdenking
Prof. dr. H. Fayat houdt op dinsdag 27 juni, de dag van de Guldensporenherdenking, te Brussel een gelegenheidstoespraak. Traditiegetrouw organiseren de Brusselse Fondsen, de Conscienceclub en het Vlaams Komitee voor Brussel de Guldensporenherdenking te Brussel. De herdenking zal plaatshebben in het Auditorium van de Doorgang 44. Op het programma staan: Della Bossiers, Senne Rouffaer, het Vlaams Kamerorkest van Brussel onder leiding van Arie van Lysebeth.
| |
Nederlandse provinciepenning voor dr. Roppe
Dr. J. Kremers, commissaris van de koningin in de Nederlandse provincie Limburg heeft onlangs in Bokrijk de gouden medaille van zijn provincie aan eregouverneur dr. L. Roppe van Belgisch Limburg overhandigd. Bij de plechtigheid waren de leden van gedeputeerde staten van Nederlands Limburg en van de bestendige deputatie van Belgisch Limburg aanwezig. Dr. Roppe ontving de onderscheiding vanwege zijn vele verdiensten in de periode van zijn 28-jarig gouverneurschap.
Dr. Roppe werd op 10 maart jl. eervol ontslag verleend.
| |
Nederlandse zuilen en Vlaamse kijkertjes
Onder deze titel schrijft Leo Faber van ‘De Limburger’ hoe Vlaamse kinderen in de Belgische grensstreken veel interesse hebben voor de kinderprogramma's van de televisie. Van de jeugd kijkt 91,8 prorent naar de eerste zender van de BRT, maar tegelijkertijd kijkt ook 70,5 procent en 63,5 procent naar de uitzendingen van resp. Nederland I en II. Dat blijkt uit de eerste resultaten van een kijk-onderzoek dat de BRT sinds 12 november van vijf jaar geleden met behulp van rapporten van 438 kinderen tussen de 3 en 11 jaar heeft georganiseerd. Dat er zoveel kleine Vlamingen naar Nederlandse uitzendingen kijken verklaart de BRT in eerste instantie met de mededeling, dat de programma's in de eerste instantie in België te ontvangen zijn en ook, dat programma's in het Nederlands worden uitgezonden of tenminste met Nederlandse ondertitels. Maar men kan niet om het feit heen, dat de Nederlandse zuilen zeer populair zijn en programma's ‘zeer geliefd’. Zoals ‘Tom en Jerry’, ‘Calimero’, ‘Wicky de Viking’, ‘De Film van Ome Willem’ en ‘Stuif es in’. ‘Vader Abraham en zijn Smurfen’ behaalde het hoogste kijkcijfer.
Toch is er geen sprake van concurrentie tussen Nederland I of II en de BRT en wel om het simpele feit, dat in België van 18.00 tot 19.00 uur kinderprogramma's worden uitgezonden en in Nederland tussen 19.00 en 20.00 uur. De kinderen kunnen dus uit ‘twee ruiven eten’ aldus de onderzoekers van de BRT. Kinderen kijken gemiddeld een uur televisie per dag en ondanks hun leeftijd blijken ze zeer vertrouwd met het medium en weten ze feilloos de weg door het programmawoud. Met de waardering hebben de kinderen niet veel problemen; of een programma is heel goed, of een programma is heel slecht en daartussen zit niets. Taalproblemen zijn er ook niet, want als zowel de BRT als Nederland niets te bieden heeft, schakelt de jeugd zonder blikken of blozen om naar de Duitse of Franse zenders. Kijken alleen is al leuk genoeg. Luisteren hoeft er niet bij, zou je zeggen. Zo besluit Leo Faber zijn rubriek.
| |
Honderd jaar geleden werd Jul. Persyn geboren
‘Hoe men't ook wende, altijd zal men tot de slotsom komen dat de beste kunst immer is geweest en zal zijn de hoogst menschelijke poging om in het tijdelijke het eeuwige te vatten.’
Het zoeken naar de opperste schoonheid en waarheid in de eigen en vreemde literatuur, ter verheffing van de Vlaamse ziel, heeft de op 20 april 1878 geboren Jul. Persyn met onvermoeibare ijver en geestdrift als zijn roeping gevolgd tot hij vóór
| |
| |
zijn tijd aan het einde van zijn krachten op tragische wijze stierf.
Naast de 16 verschenen bundels ligt zijn werk verspreid over 26 tijdschriften en dagbladen en liet hij nog een omvangrijk archief na waarin een schat aan materiaal steekt voor zijn opzet: monografieën schrijven over de Europese literaturen belicht in hun onderlinge betrekkingen. Zware levensomstandigheden en een kwetsbare natuur hebben de verwezenlijking van dit plan onmogelijk gemaakt.
Zowel bij katolieken als andersdenkenden genoot hij in zijn tijd algemeen ontzag en waardering. De generatie na hem leverde wel kritiek op zijn kunstopvattingen en kritiekbeoefening, maar bleef toch zijn grote verdienste erkennen als gids en blikverruimer in de letterkunde. Sinds zijn Aestetische Verantwoordingen uit het middelbaar onderwijs verdwenen zijn, kennen de jongeren zijn naam misschien enkel nog uit vragen tijdens toeristische zoektochten. Bij deze verjaardag past het, leven en werk van deze voor zijn tijd belangrijke figuur terug onder de aandacht te plaatsen.
| |
Begaafde harde werker
Jul. Persyn groeit op te Wachtebeke, een dorpje in de grensstreek van Oost-Vlaanderen en Zeeuws-Vlaanderen. Via een oom leert hij een grote bewondering voor de katolieke staatsman en letterkundige Schaepman en neemt zijn enorme belezenheid een aanvang. Eerst bij kapelaan De Vos, later in de kolleges van Lokeren en Eeklo was de jonge Persyn een schitterend leerling. Opgemerkt door Mgr. Stillemans, kan J. Persyn, die zich geroepen achtte tot het priesterschap, in het Collegio Belga te Rome verblijven. Hij maakt er kennis met Leo XIII en met de geschriften van Schaepman en wordt er gesterkt in zijn rotsvast geloof. Hij vat er tevens een grote bewondering op voor Dante.
In 1898, wanneer het hem duidelijk wordt dat in het priesterschap zijn roeping niet ligt, gaat hij te Leuven Germaanse filologie studeren. Als ernstige en hardwerkende student geniet hij bij zijn medestudenten de faam van de wandelende biblioteek. Uit een niet-volgehouden dagboek van 1898 blijkt dat hij er zich van bewust was dat hij veel te hard werkte en wat de gevolgen hiervan konden zijn. Hij had geen andere keuze, hij wilde ‘geheel leven ook al loop ik daarbij het gevaar mijn verstand te verliezen.’
Voor hij zijn taak in het onderwijs en de kritiek voltijds aanvat, werkt hij verscheidene jaren als ambtenaar in de afdeling Hoger Onderwijs van het Ministerie van Kunsten en Wetenschappen, bij het Beknopt Verslag van de Kamer en de vertaaldienst der kamerstukken en als privé-sekretaris van minister Schollaert. Hij wordt een echte werkbeul. Hij geeft les aan de Extension Universitaire en wordt leraar Nederlandse en Vergelijkende Letterkunde aan het Belpaire-instituut te Antwerpen. Dietsche Warande en Belfort neemt zijn eerste belangrijke bijdragen op. Een van zijn leerlingen, Laura Bloquaux, wordt in 1906 zijn vrouw. Zij zal hem 15 kinderen schenken. Elf ervan zijn momenteel nog in leven. Het jaar daarop wordt hij redaktiesekretaris van Dietsche Warande en Belfort. Tijdens de eerste Vlieberghleergangen te Leuven houdt hij zijn toen alom opgemerkte lezingen Kiezen, Smaken en Schrijven. Van nu af neemt zijn literaire arbeid een grote vlucht. Wanneer hij in 1909 leraar wordt aan het Rijkshandelsinstituut te Antwerpen verhuist hij van Brussel naar de Scheldestad. Twee jaar later wordt hij ook leraar aan de handelsafdeling van de universiteit te Gent. Een korte tijd neemt hij het voorzitterschap waar van de Vereniging voor Letterkundigen. In 1912 komt het eerste deel van zijn monumentale Schaepmanbiografie klaar en wordt hij briefwisselend lid van de K.V.A.
De eerste oorlogsjaren verblijft hij te Oxford, waar hij een werkje schrijft dat Vlaanderen in de wereld moet leren kennen: A glance at the Soul of the Low Countries. Om dichter bij Vlaanderen te zijn en omwille van zijn Schaepmanstudie verhuist het gezin Persyn in september 1915 naar Nederland. Vlaamse vrienden o.w. Lod. Dosfel komen er hem opzoeken om hem aan te sporen een leerstoel te aanvaarden te Gent. Hij aanvaardt principieel, na een ernstig gewetenskonflikt, maar trekt zijn kandidatuur terug in wanneer hij op de hoogte komt van een Duitse benoeming. De regering te Le Havre stelt hem dan aan tot lesgever aan de uitgeweken studenten te Utrecht. Bij de herneming van de kursussen na de oorlog vindt hij de poorten te Antwerpen en Gent voor hem gesloten. Het voorstel van de nieuwe regering om zijn betrekking te delen met zijn opvolger wijst hij van de hand. Voor de diepgeschokte man begint nu een zware tijd. Over vele leeropdrachten, medewerking aan bladen en voordrachten verdeelt hij zijn tijd om zijn gezin, dat in die tijd acht kinderen telt, te onderhouden. Hij verhuist in 1922 naar Broechem om zijn groefend gezin de nodige ruimte te bezorgen, de levensduurte de baas te kunnen en om zijn reeds beproefde zenuwen rust en afzondering te schenken. Voor groots werk rest er hem geen tijd. Niettemin slaagt hij erin, ter gelegenheid van de Sniedersfeesten, een biografie van August Snieders in drie delen klaar te stomen. Hij vermeldt in zijn dagboek: ‘ik heb het in het zwoegen nooit zoo bont gemaakt als thans’. 1924 is het jaar van zijn ontslag bij Dietsche Warande en Belfort en van de dood van drie goede vrienden: E. Vliebergh, A. Van de Perre en Lod. Dosfel. Hij begint vlagen van neerslachtigheid te krijgen. Bijna gelijktijdig bekomt hij zijn herbenoeming te Antwerpen en te Gent in 1925. Twee jaar later volgt hij als docent Moderne Letterkunde A. Vermeylen op te Gent.
Bij zijn 50ste verjaardag vergasten Broechem, Antwerpen en Wachtebeke hem op een grootse viering. Hij heeft een ernstige ziekte doorgemaakt en schijnt zich te herpakken. Na een heelkundig ingrijpen gaat hij zienderogen achteruit, vooral geestelijk. Van de voorgeschreven rust komt niets; hij kent rust noch duur. Op 10 oktober 1933 voltrekt zich het noodlot. De vaststelling uit zijn dagboek als student lijk bewaarheid te worden.
| |
Ruimdenkende gids
Zijn tijdgenoten hebben Jul. Persyn in een huldenummer van Dietsche Warande en Belfort en in een gedenkboek geprezen als een milde, ruimdenkende, entoesiaste criticus, kultuurgeschiedschrijver, als emancipator van de Vlaamse katolieke letterkunde, als een Groot-Nederlander en als een zachte goede bekommerde mens. Critici van dit ogenblik doen van dit beeld weinig af; ze wijzen er wel op dat sinds Persyn de evolutie niet stilgestaan heeft en dat zijn opvattingen en werkwijze verouderd zijn. Toch klinkt bij sommigen het heimwee naar het menselijk doorvoelde, naar de entoesiaste lezer die J. Persyn was.
Gerard Walschap, die ook aan het woord kwam in het huldenummer van Dietsche Warande en Belfort, neemt niets terug van zijn vroegere opvatting dat Persyn geen smaak had en vaak onnauwkeurig was. Wel beklemtoont hij dat Persyn voor hem van grote betekenis is geweest. Door J. Persyn en Dietsche Warande verkreeg hij
| |
| |
een belezenheid en georiënteerdheid in de letterkunde. Persyns bijdrage tot de erkenning van de tachtigers, de introduktie van de Skandinaven en de Russen rekent hij tot zijn grote verdienste.
Voor Marnix Gijsen is Persyn een uitstekend professor, een liberale geest en een warme sympatieke mens.
De huidige hoofdredakteur van Dietsche Warande en Belfort, Prof. Dr. J. Aerts (Albert Westerlinck) heeft zijn mening uitvoerig uiteengezet in een artikel Een zuil voor Persyn, geschreven naar aanleiding van de 20ste verjaring van diens overlijden. Wanneer hij Persyns kritiek vergelijkt met de huidige zegt hij dat met de wetenschappelijke veroveringen en studie-analyses er een vrieslucht over ons is gekomen. Persyn bezat volgens hem een ruime gevoeligheid voor het schone, een soepele ontvankelijkheid en een ruim gemoed. Zijn estetische kwaliteit was niet altijd feilloos. Zijn menselijke gulheid, goedhartigheid, zijn behoefte aan blijheid en entoesiasme lieten hem opbouwende kritiek schrijven. Een dergelijke houding lijkt niet meer toonaangevend.
Vol lof en met eerbied spreekt Ger. Schmook over Persyn. Ook hij meent dat het een zeer open figuur was. Bij de vaak geuite mening dat Persyn zijn energie verspilde aan tweederangsfiguren, kanttekent hij dat die zogenaamde tweederangsauteurs ook hun belang hebben als dragers van de kontinuïteit. Hij meent dat we Persyn niet mogen straffen met zijn eigen titels. Hij was een universeel mens, die op prachtige wijze de literatuur tot de mensen bracht.
Bernard Frans Van Vlierden (Bernard Kemp) noemt de voorbijgestreefde kritiek van Persyn voor zijn tijd zeer valabel. Als kind van het neo-tomisme en de laat-romantiek schrijft hij een kritiek die zoekt naar de eenstemmigheid tussen de kunstenaar en de lezer. Hij acht onze afgestudeerden technisch bekwaam; met struktuuranalyses en wetenschappelijke bewijsvoering raakt echter de liefde voor de letterkunde meer dan eens op het achterplan. Soms bekruipt hem het heimwee naar Persyns entoesiasme. ‘Daar spreekt een mens over zijn ervaringen, over zijn genot bij het lezen’ zegt hij.
Bij dit eeuwfeest kunnen we de volgende wens uiten: zou een jonge literatuurhistoricus zich niet aan het werk kunnen zetten om een biografie te schrijven van Jul. Persyn, als een herinneringsmonument voor de man wiens geschriften voor de Nederlandse kultuur zoveel merkstenen en wegwijzers hebben betekend?
IREEN CORNELIS
| |
Afscheid
De Nederlandse consul-generaal in Antwerpen, ir. J.L.H. Ceulen, heeft op de traditionele receptie ter gelegenheid van de verjaardag van Koningin Juliana op 30 april jl. afscheid genomen. Ir. Ceulen is benoemd tot Nederlands ambassadeur bij de H. Stoel in Rome. Twaalf jaar heeft ir. Ceulen de Nederlandse belangen in Antwerpen behartigd, waar hij spoedig een graag geziene persoonlijkheid werd en zich buiten de officiële relaties vele bekenden verwierf. Hetzelfde gold voor mevrouw Ceulen. Na het ingenieursdiploma in Wageningen te hebben behaald vervulde ir. Ceulen diplomatieke functies in Brussel, Frankfurt, Bonn, Praag, Saigon, Parijs en München. Hij was in Antwerpen niet alleen de aangewezen man op grond van zijn kennis en ervaring, maar ook omdat hij in Belgisch-Limburg werd geboren en een Nederlander als vader had en een Belgische moeder. Voor de toenadering van Noord en Zuid heeft ir. Ceulen veel gedaan.
| |
Wies Moens tachtig
De nu meer dan dertig jaar in Nederlands Limburg verblijvende Vlaamse dichter Wies Moens werd op 28 januari tachtig. Toen hem bijna 10 jaar geleden genade werd aangeboden, weigerde hij terug te keren naar Vlaanderen. De vraag van Gazet van Antwerpen-redakteur Erik Verstraete of hij zich niet eenzaam voelde zo ver van de Schelde waarin hij als jongen zwom en waaraan hij menig gedicht wijdde, wuifde hij weg ‘Ik lijd niet onder de eenzaamheid, het Vlaanderen van nu zegt mij niets meer’. Wies Moens is duidelijk vervreemd van de huidige Vlaamse strijd, stelde de redakteur vast.
Maurits Coppieters, voorzitter van de Kultuurraad voor de Nederlandse Kultuurgemeenschap, zond de dichter volgende huldegroet: ‘Onverwoestbaar trouw, een leven lang, voor spot noch leed noch banvloek bang, hebt gij uw heerlijk schoon geloof in het Volk der Lage Landen beleden.
Verwoord in onvergetelijke verzen, doorleefd in tijden van roem en beproefd in vervolging en ontbering, heeft uw trouw de Vlaamse gedachte tot kracht gemaakt voor de duizenden die door uw boodschap aangezet werden tot verzet en offer.
Elke ontvoogdingsbeweging kent momenten van triomf en uren van tegenspoed. Menselijk falen, misverstanden en ontgoochelingen kunnen de emancipatie van een volk vertragen. Maar in de geschiedenis en in het hart van het strijdende Vlaanderen blijft vooral de herinnering leven aan de dichters die de weg naar de bevrijding hebben geopend.’
|
|