Een sombere toekomst?
Er gaat bijna geen dag voorbij of het NOS-journaal geeft een overzicht van het aantal bedrijven in Nederland dat met sluiting wordt bedreigd. Zelfs een speciale aankondiging op het scherm dient als titel voor deze berichtgeving: ‘sociaal economised nieuws’. In de dagen dat er met de werkgelegenheid geen vuiltje aan de lucht was, werden dergelijke berichten te hooi en te gras tussen het overige nieuws gestrooid. En die mededelingen over de sociaal-economische situatie waren heel wat optimistischer. Maar tegenwoordig is de aangehaalde titel nummer één voor de kijkers op het scherm. Het tekent de tijd en niet minder de zorgelijke toestand. Weliswaar is het elders in de wereld niet veel beter. Voor onze Vlaamse lezers is dit beeld derhalve evenmin nieuw.
In een onlangs verschenen rapport van het Nederlands Christelijk Werkgeversverbond (NCW) wordt een pessimistische schets getekend van de werkgelegenheid in de komende vier jaren. Wie het stuk heeft gelezen komt tot de slotsom dat de werkgelegenheid in 1981 behoorlijk in de knel zit; de werkloosheid zal, volgens de samenstellers, groter zijn dan tot nog toe werd geraamd. Het laatste slaat op een studie van de Centrale Economische Commissie (CEC). En juist die verhandeling is de basis geweest voor het opstellen zowel van het regeerakkoord van de P.v.d.A., D'66 en het CDA als dat van de huidige regeringscombinatie CDA-VVD. De economen van het NCW hebben nieuwe cijfers in hun berekeningen gebruikt omdat hun studie later uitkwam dan die van de CEC. In het NCW-rapport schrijft men dat de financieringstekorten van de overheid in Nederland zullen toenemen en de winsten voor het bedrijfsleven minder rooskleurig worden. Uit het bovenstaande mag de conclusie worden getrokken dat het NCW de ontwikkelingen minder optimistisch tegemoet ziet dan de regering.
Nu zijn de geleerden het niet dikwijls met elkander eens. En die stelling gaat ook op voor ekonomen. Vooral wanneer de toekomst in het spel is. Zo zijn er al stemmen vernomen, o.m. van de top van het Centraal Planbureau, dat de berekeningen van het NCW de werkelijkheid tekort doen. De deskundigen van het Centraal Planbureau vinden het onjuist om bij het maken van een toekomstanalyse van een voortgaande opwaardering van de gulden uit te gaan. Hoe het ook moge zijn, het beeld is somber. Afgezien dat dergelijke rapporten van grote betekenis zijn voor de economisch geschoolden, kan ook de leek die interesse heeft voor het politieke gebeuren er zijn voordeel mee doen. Want hij leert daaruit dat de nationale regeringen hun huishoudingen niet meer geheel en al in de hand hebben, maar dat zij afhankelijk zijn van de wereldeconomie. We hebben daar vaker op gewezen. De kwestie van lonen en prijzen, de investeringen en winsten of verliezen van het bedrijfsleven, het beschikbaar aantal arbeidsplaatsen, de positie van de handelsbalans en niet minder van de gulden vinden hun oorzaak in hetgeen zich nabij of ver over de landsgrenzen afspeelt. Overigens is dit gegeven niet van vandaag of gisteren. De Nederlandse regering kan hoogstens bijsturen, zoals momenteel wordt gedaan met het enkele tientallen miljoenen van guldens beschikbaar stellen voor de verwezenlijking van arbeidsplaatsen-overeenkomsten: de ‘apo's’, een nieuwe term in Nederland, waarvan de schoolkinderen al op de hoogte zijn. Daarom is het ook onjuist om de schuld van de hedendaagse crisis toe te schrijven aan het beleid van welke regeringscombinatie dan ook. Wanneer dit inzicht zou doorbreken, dan zou de grote massa een realistischer kijk hebben op wat de politieke partijen en de sociale organisaties voorstellen en doen om uit de moeilijkheden te geraken. Anders gezegd: men zou die voorstellen op hun verwezenlijking kunnen toetsen. En een scheiding kunnen maken tussen wat wèl en wat
nièt te hanteren is. Iets voorspiegelen in een democratische samenleving over oplossingen waartoe men niet over de middelen beschikt is fataal. Ontgoocheling is dan het resultaat.
Verschillen van inzicht zullen blijven bestaan. Ook in de politiek. Zo loopt het niet allemaal even soepel in de machinerie van de regeringscombinatie. Toen de CDA met de VVD het bondgenootschap aanging traden verontruste CDA-ers uit en stichtten een Evangelische Progressieve Volkspartij. In het kamp van de P.v.d.A. is opnieuw gepleit voor meer maatschappelijke hervormingen. En op het onlangs gehouden congres van deze partij werd de huidige regeringscoalitie ‘het kabinet van het slechte geweten’ genoemd omdat, naar het oordeel van oppositieleider drs. J. den Uyl het kabinet in twee maanden tijd vier maal van positie veranderde. De tegenstellingen zijn scherp, over en weer vallen harde woorden, maar dat behoort nu eenmaal tot het wezen van een parlementaire staat als Nederland, evenals het respect hebben voor elkanders inzichten en de wil in de gezamenlijkheid naar oplossingen te zoeken. Met verharding van standpunten en met zwart-wit tekeningen is de democratie niet gediend.