| |
| |
| |
Venster op de wereld
| |
| |
| |
Vlamingen in de wereld
De resoluties vervat in onderhavige tekst zijn de samenvatting van het algemeen verslag handelend over het internationaal congres ‘Vlamingen in de Wereld’ dat door België in de Wereld v.z.w. van. 18 tot 22 oktober 1976 te Brussel werd gehouden.
Dit congres werd opgeluisterd door de aanwezigheid van Hunne Majesteiten de Koning en de Koningin. Alsook onder meer Mevrouw de Minister R. De Backen, Mijnheer de Minister R. Van Etslande, Senator J. Bascour, Voorzitter van de Nederlandse Cultuurraad. Deze tekst beoogt een handig werkdocument te zijn, waarbij rekening wordt gehouden met het onmiddellijk haalbare en het prioritaire. Ingevolge de naamsverandering ‘België in de Wereld vzw’ in ‘Vlamingen in de Wereld vzw’ (ViW in afkorting) werd onderhavige tekst in die zin aangepast.
| |
Sociale problematiek
De Belgische wetgeving op de nationaliteit plaatst de emigranten voor ernstige problemen.
Voorgesteld wordt, de wetgeving te herzien in functie van het behoud der dubbele nationaliteit naar het voorbeeld van andere landen zoals bijv. Frankrijk.
Prioritair zijn:
a) Volgens de thans vigerende wetgeving verliezen onze emigranten hun Belgische nationaliteit wanneer ze, zelfs onder sociaal-economische druk, als meerderjarige een persoonlijk verzoek indienen om een vreemde nationaliteit te verwerven. Gevraagd wordt in dit geval de Belgische nationaliteit te mogen behouden.
b) Een gewezen Belg moet thans als een vreemdeling gedurende twee jaar in België gevestigd zijn vooraleer hij opnieuw de Belgische nationaliteit kan verwerven.
Gevraagd wordt een vrije nationaliteitskeuze zonder in casu aan een tijdsbeperking te zijn onderworpen.
| |
Immatriculatie
Wegens het niet verplichtend karakter van de immatriculatie is het onmogelijk een degelijke inventarisatie van onze landgenoten in het buitenland te verwezenlijken. Daardoor zijn georganiseerde contacten uiterst moeilijk.
Gevraagd wordt de immatriculatie, met opgave van plaats van herkomst, verplichtend te stellen.
| |
Parlementaire vertegenwoordiging
Gevraagd wordt dat de Vlamingen in het buitenland zouden vertegenwoordigd worden in het Parlement, hetzij door coöptatie, hetzij door rechtstreekse deelname aan de verkiezingen.
| |
Militie
Gevraagd wordt de bestaande moeilijkheden inzake militie te vermijden door een georganiseerde vroegtijdige informatie en door meer begrip op te brengen voor marginale gevallen.
| |
Pensioenen
Het verstrekken van een georganiseerde en regelmatig aangepaste informatie moet verder uitgebouwd worden.
Bilaterale akkoorden moeten toelaten het pensioen uit te rekenen op basis van een samengestelde loopbaan verspreid over verschillende landen.
In functie van moeilijkheden die er zich kunnen voordoen, wordt gevraagd een uitbetalingssysteem uit te werken dat tegemoet komt aan plaatselijke problemen.
| |
Studiebeurzen
De postgraduaten zijn niet toegankelijk voor de Belgische afgestudeerden die in het buitenland verblijven.
Gevraagd wordt een uitbreiding van het stelsel van het Nationaal Fonds voor Wetenschappelijk Onderzoek.
Bij het bepalen van het bedrag der studiebeurzen voor Belgische kinderen in het buitenland, gelden de Belgische normen. Wegens het verschil in levensstandaard in de gastlanden is deze berekeningswijze onrechtvaardig. Gevraagd wordt het aanvaarden van een aangepaste coëfficiënt per land.
| |
Statuut van de ViW-vertegenwoordigers en medewerkers
De functie van de ViW-vertegenwoordiger en -medewerker ter plaatse, zal gevaloriseerd worden door deze aanstelling te laten erkennen door Buitenlandse Zaken opdat tussen hen en de diplomatieke en consulaire posten een betere samenwerking zou groeien; en door hun aanstelling door de diplomatieke en consulaire posten aan de plaatselijke nationale en lokale overheden bekend te laten maken.
| |
Bezoeken aan het moederland
Het bezoek aan het geboorteland, in groep of individueel, is ongetwijfeld de meest gewaardeerde vorm van contact met het moederland. Deze initiatieven dienen gesteund en gestimuleerd te worden.
| |
Onthaal en begeleiding
Het is de taak van ViW om emigranten op te vangen naar aanleiding van een tijdelijke of definitieve terugkeer naar het moederland. Vooral emigranten met weinig of geen familie en kennissen in België, alsook de miliciens-emigrantenzonen verdienen onze bijzondere aandacht.
Van zeer groot belang is het sociaal en cultureel valoriseren van het verblijf in het moederland, vooral waar het groepen betreft. Hierbij kunnen sociale en culturele organisaties en ook overheidsinstanties ingeschakeld worden.
| |
Jeugduitwisseling
Uitwisseling van jongeren is één van de meest actuele vormen van culturele uitstraling en wederzijdse verrijking. Zeker voor emigrantenkinderen van de tweede, derde en volgende generaties is het een aangewezen middel om de band met Vlaanderen nauwer toe te halen. In eigen land kan de actie leiden tot een grotere belangstelling voor, en waardering van onze emigranten. De mogelijkheden op dit terrein zouden moeten onderzocht worden met de bestaande private en officiële instanties.
| |
Congressen
Een congres blijkt de meest efficiënte formule te zijn om:
a) een wederzijdse informatiestroom tot stand te brengen tussen vertegenwoordigers van de Vlaamse diaspora en de betrokken verantwoordelijken in eigen land;
b) via pers, radio en T.V. voldoende weerklank te krijgen bij de publieke opinie in binnen- en buitenland;
c) de ViW-vertegenwoordigers en -medewerkers uit een eventueel isolement te halen, te laten aanvoelen een levende scha- | |
| |
kel te zijn van een hechte band, en ervaringen van de anderen te laten benutten.
Gevraagd wordt de ViW-vertegenwoordigers en medewerkers om de drie jaar op een congres bijeen te brengen.
| |
Geschreven pers
Bestaande emigrantenbladen ondervinden moeilijkheden bij het bekomen van informatie van het moederland.
Gevraagd wordt een systeem uit te bouwen voor een aangepaste informatieverstrekking.
Men vraagt dat de Vlaamse bladen in het buitenland zouden gesteund worden door ze op te nemen in het kader van een aangepaste subsidieregeling.
| |
Wereldomroep
De captatiekwaliteit van de Wereldomroep in Noord- en Zuid-Amerika ligt beneden alle peil en de zendtijd is te kort om de programma's aantrekkelijk te maken.
Ook wordt gevraagd de Vlaamse inbreng in de multiculturele stations te ruggesteunen door een versteviging van de reeds bestaande logistieke steun, en door subsidiëring voor de aankoop van zendtijd.
| |
Cultureel materieel
Een groot gebrek aan cultureel materieel bestaat in de schoot van de clubs: boeken en tijdschriften, films, diapositieven, speelplaten, partituren...
Hulp vanweg de officiële instanties is absoluut noodzakelijk.
| |
Culturele manifestaties
a) De Vlaamse clubs in het buitenland, die waardevolle initiatieven wensen te nemen, moeten net als de groepen in het binnenland kunnen genieten van de subsidies van Volksopleiding.
b) Bij het uitzenden van artistieke groepen naar het buitenland, binnen of buiten de culturele akkoorden, moet rekening gehouden worden met de bestaande grote Vlaamse nederzettingen.
c) Een jaarlijkse officiële culturele programmatie ten gunste van onze Vlaamse emigranten is eveneens noodzakelijk.
| |
Onderwijs nederlands
Verstevigen van bestaande en stimuleren van nieuwe taalcursussen door subsidies en andere middelen; en waar mogelijk in samenwerking met Nederland.
| |
Vlaamse clubs
Vlaamse clubs verdienen evenzeer, wanneer ze beantwoorden aan de in het moederland voorgeschreven vereisten, een globale subsidie die onder meer de huur der lokalen zou dekken.
| |
De Oost-Indische Compagnie in de kijker: de ‘Batavia’ wordt gelicht!
Acht mannen en één vrouw van het West-Australisch Museum, gingen voor enkele maanden scheep met het twaalf meter lange bergingsschip ‘Henrietta’, om de geheimen te ontsluieren van één der oudste Hollandse Oost-Indië-vaarders, tevens een van de belangrijkste die schipbreuk leden in de Zuidelijke Zeeën. En zo begon een expeditie om een der interessantste wrakken uit de na-Middeleeuwse tijd te bergen. Het betreft de ‘Batavia’, eens het vlaggeschip en de trots van de Nederlandse Oost-Indische Compagnie, dat in 1628 Nederland verliet met bestemming Batavia, hoofdstad van het eiland Java. De tocht eindigde toen het schip op de verraderlijke klippen te pletter liep. Een wilde muiterij volgde en tientallen onschuldige mensen, waarbij vrouwen en kinderen werden vermoord. Het schip rust sedert bijna 350 jaar in de groene golven van de Indische Oceaan en een eerste expeditie bracht een groot aantal opmerkelijke goed bewaarde restanten boven.
De leden van het expeditie-team staan onder leiding van Jeremy Green, een geboren Engelsman en conservator van de maritieme archeologische verzamelingen in het Museum van West-Australië. Zij verbleven vijf maanden op het eenzame Beacon-eiland op zes uren varen van de westaustralische kuststad Geraldton.
Hier liep de ‘Batavia’ in 1629 op de riffen van de Wallabigroep in de Houtman Abrolhos-Archipel. ‘Abrolhos’ is een vervorming van het Portugees woord dat ‘Pas op!’ betekent.
Het wrak is in meerdere opzichten merkwaardig. Het is eerst en vooral nog in zeer goede staat, iets wat wel zeldzaam is, en het oudste van de achttien gezonken Hollandse Oost-Indië-vaarders die men weet liggen. Anderzijds ook het enige schip in zijn soort dat uitsluitend voor studiedoeleinden zal dienen. Inderdaad, ingevolge een overeenkomst tussen de Australische Commonwealth, de West-Australische en de Nederlandse regeringen, zal het wrak niet verkocht worden. Gewoonlijk gebeurt dit wel: ten bate van de explorateurs die premies opstrijken, en de rest komt in de Nederlandse schatkist.
In de loop van de voorbije jaren heeft Jeremy Green met zijn ploeg de expeditie voortgezet die in 1973 startte. De reisweg liep van Fremantle noordwaarts naar de eilandengroep. Daar begonnen de mannen met het oprichten van het onontbeerlijke onderdak voor woonst en werk. Zij bouwden op Beacon Island een vast verblijf, bestaande uit woonbarakken, een werkplaats met laboratorium, een opslagmagazijn voor levensmiddelen en een havenpier. Daar er geen zoet water op het eiland is hebben de gebouwen schuine daken voor de drinkwatervoorziening: het aflopende regenwater wordt opgevangen in vergaarbakken.
Nadat men géinstalleerd was, stelden de duikers uit afzonderljke foto-opnamen een mozaïek samen van de plaats waar het wrak ligt. Daarbij legt men een net uit metaaldraad boven de vindplaats om te vermijden dat de kamera door de golfbeweging heen en weer zou wiebelen en de opnamen vervormen. Jeremy Green houdt zich met dit werk bezig. In het laboratorium voor Archeologische Opzoekingen van de Oxford-Universiteit heeft hij deelgenomen aan de ontwikkeling van metaal-detektoren en magnetometers voor onderwater-archeologie. Vooraleer hij in 1971 naar West-Australië kwam zocht hij met meerdere Middellandse Zee-expedities naar Grieks-Romeinse wrakken vóór de kust van Cyprus.
Na het fotograferen in de zware golfslag - bij meer dan drie meter hoge baren moest het werk onderbroken worden - begon men aan de volgende opdracht. Met een elektrische windas aan boord van de ‘Henrietta’ haalden de mannen 120 grote zandsteenblokken uit de diepte, die naar hun vorm te oordelen voor een prachtige zuilenhalle in een koloniale woonst ergens in Nederlands Oost-Indië moesten dienen. Na drie dagen lagen alle blokken op het eiland om er tekeningen van te maken en ze te catalogeren.
Men bracht ook vijf kanonnen boven water, die elk rond de 1.800 Amsterdamse ponden wogen (ongeveer 750 kilogram). Er was een ongewoon wapen bij, een zogenaamde ‘Minion’: een buitenste koperen
| |
| |
cylinder met daaronder een dikke loodlaag; nog daaronder liggende ijzeren banden omsluiten een andere sterke loodmantel, terwijl een koperen cylinder binnenin, de loop van het wapen is.
Vervolgens heeft het team de goedbewaarde scheepsribben (spanten) die op de zeebodem begraven lagen, van zand en koraalbrokken gereinigd. Tot nog toe konden zowat negen ton spanten geborgen worden. Nadat vooraf een nauwkeurig plan van hun ligplaats gemaakt was, werden de tien tot vijftien meter lange dekplanken in gemakkelijk te hanteren stukken gezaagd, ge nummerd en aan land gebracht, waar men ze nogmaals fotografeerde en terug aan mekaar maakte.
De scheepsromp was typisch voor die tijd (17e eeuw): de buitenkant was als een ijzeren ‘pantser’ van 25 centimeter lange bouten met platte koppen van 3 centimeter diameter.
Deze werden rechtstreeks in de spanten gedreven en omgaven het schip als het ware met een metalen omhulsel. Vlak daaronder bevond zich een ‘huid’ van dennenhout, die het vernielend werk van de vraatzuchtige Toredo-wormen moest beletten. Dan volgden twee dikke lagen planken, die met nagels en bouten aan de spanten bevestigd waren. Deze hadden aan hun binnenkant tenslotte nog een bekleding van sterke planken. Het hout is zelfs na 344 jaren verblijf op de zeebodem zo goed bewaard gebleven dat de sporen die de zagen en bijlen van de scheepsbouwers achterlieten, nog zichtbaar zijn. Iedere afzonderlijke laag en alle voegen zijn met aardpek en koe-haar dichtgemaakt; ook daarvan kon een groot gedeelte geborgen worden. De meeste nagels zijn door oxydatie opgelost, maar men denkt evenwel dat men ze kan namaken door de vorm van de gaten af te gieten.
Voor het reinigen van het wrak gebruikt men een buis uit kunststof, die van de zeeoppervlakte neerdaalt tot op de zeebodem. Daar is er een luchtkamer waarin lucht gepompt wordt door een compressor die op de ‘Henrietta’ staat. Als deze lucht in de buis omhoog stijgt, vormt er zich een vakuum, dat zand en kleine koraalschilfers aan de oppervlakte zuigt. Daar worden per uur twee tot drie tonnen zand in een fijngemaasde korf gezeefd. Grotere overblijfselen die een of ander uit het wrak zouden kunnen bevatten, worden beneden in een metalen korf gelegd en door een windas boven gehaald.
Op deze manier kon reeds een belangrijke reeks kunstvoorwerpen geborgen worden, waaronder de scheepsklok van de ‘Batavia’. Graadmeters en ander navigatiegereedschap, de loop van een koperen donderbus, kostbaar gerei in blauw verglaasd aardewerk uit Duitsland, messingen en koperen schotels, Bellarmine-flessen, glazen flessen en kruiken, lepels en een zegel met de sierlijk gesneden initialen ‘G.B.’. Als de ‘Batavia’ te pletter liep bevond zich ook de Hollandse priester Gysbert Bastiaensz aan boord, en men vermoedt dat dit zegel hem toebehoord heeft. Het zal nog drie tot vier jaar duren om elk onderdeel van de vindplaats te onderzoeken en nadien nog tien jaren vooraleer alles wat men vond gereconstrueerd en ontleed is.
Alhoewel veel verslagen over de Hollandse Oost-Indië-vaarders uit de 17e eeuw verloren gingen, toch zijn er enkele geschreven documenten die nauwkeurig het tragische voorval van de ‘Batavia’ verhalen. Na de scheepsramp gelukte het de kapitein, Francisco Pelsart, en veel overlevende passagiers een naburig onherbergzaam eiland te bereiken waar ook geen drinkwater was. Hij liet het weinige water en het schaarse proviand voor de geredden en voer met de eigenaar van het schip, Adriaan Jacobszoon, in een der sloepen naar Batavia om hulp te zoeken. Pelsart kwam behouden in Batavia aan en organiseerde het nodige om de schipbreukelingen te redden. Als hij op het eiland terugkeerde zag hij hoe bij een bloedige muiterij 125 mannen, vrouwen en kinderen vermoord waren.
Her en der liggen nog wrakken van Nederlandse Oost-Indië-vaarders op de zeebodem. Drie in de buurt van de Shetlandeilanden vóór de noordkunst van Schotland, twee bij de Hebrieden bij de Schotse westkust, twee tegen Ierland, een vóór Noorwegen, drie bij Zuid-Afrika, een in de omgeving van Madagaskar en drie andere aan de kust van West-Australië. Er wordt nog naar een wrak gezocht bij Ierland. Zo blijft de Oost-Indische Compagnie ook vandaag nog in de kijker.
Yvo J.D. PEETERS
| |
Kunnen wij het West-Indisch huis behouden?
Aan de Haarlemmerstraat op nr. 75 staat één van Amsterdam's oudste monumenten met een kleurrijk verleden. Opgericht in 1617 als Vleeshal, diende het van 1623-1647 tot zetel van de West-Indische Compagnie (W.I.C.). Zo werd o.m. van hier uit Nieuw Nederland gesticht, nu Hudson Vallei, en in 1625 de stad Nieuw Amsterdam, nu wereldvermaard onder de naam New York. In 1653 werden haar vanwege de W.I.C. stadsrechten verleend. Piet Heyn's zilvervloot lag in de fraai gewelfde kelders van dit huis opgeslagen. Na de brand van het oude stadhuis in 1652 werden de Desolate Boedels- en Assurantie Kamers in het W.I. huis gehouden. Van 1657-1825 bood hetzelfde pand logies aan de gasten van de stadsregering en heette toen N.Z. Herenlogement. Daarna werd het geschikt gemaakt tot het huisvesten van wezen en bejaarden, totdat het in 1954 het hoofdkantoor werd van een groothandel in textiel. Een vuurpijl van spelende kinderen zette de gehele dakverdieping in lichter laaie. Dat was 16 december 1975, einde Monumentenjaar! Het gebouw kwam nu leeg te staan.
De gemeente kon het niet aankopen. Een Stichting uit de burgerij, opgericht met het doel het pand te kopen, te laten restaureren en een passende bestemming te geven, heeft zich over het gebouw ontfermd. Het is een merkwaardig Amsterdams gebouw, dat een typisch voorbeeld biedt, hoe gedurende 3½ eeuw een pand vele doeleinden heeft kunnen dienen en dat, na restauratie in vertrouwde vorm, alsnog een belangrijke plaats in de oude stad zal kunnen blijven innemen.
De Stichting - zonder winstoogmerk - wil en kàn dat, als zij de steun krijgt van brede lagen uit de burgerij.
De overheid heeft restauratie-subsidie toegezegd, maar dan moet wèl vóór februari 1978 de Stichting zelf één miljoen gulden ter tafel brengen. Dat is veel, zeer veel, maar het kàn bereikt worden, als zeer velen op postgiro 15.3.79 een bijdrage overmaken. Doét het en u smaakt de voldoening, dat door uw medewerking een stukje oude stad gered en behouden wordt.
De Stichting Het West-Indisch Huis
Ton Koot, voorzitter
Geurt Brinkgreve, secretaris
Mr. B.H. Vroom Azn., penningmeester
Drs. W. de Vrijer, vice-voorzitter
Mr. J. Th. Scherpenhuizen, lid
|
|