brek aan informatie is er zeker niet: als iemand werkelijk geïnteresseerd is in de Europese Gemeenschap en haar concrete beslissingen, dan kan hij alleszins genoeg informatie bekomen. Ik denk hierbij o.a. aan ‘EUROPA-BERICHT’, een maandblad uitgegeven door het voorlichtingsbureau van de EEG voor België en er zijn verder nog tal van publikaties die men in diezelfde voorlichtingsbureau's kan verkrijgen. Tevens vernoem ik hier het uitstekende tijdschrift van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking, ‘BZ’ waarin tevens een aantal heel inzichtelijke publikaties aangaande de Gemeenschap verschenen zijn.
Deze ongeïnteresseerde houding is ten dele een ontstemmende en spijtige consequentie van het feit dat de nationale politieke partijen de Europese Gemeenschap niet gebruiken in hun nationale verkiezingscampagnes, omdat ze - gelukkig maar! - nog geen vat hebben op het EEG-bestel.
Niettegenstaande dit nijpend tekort aan interesse kunnen wij er prat op gaan dat er binnen het kader van de EEG al heel wat bereikt is dat ons allen aanbelangt en dat ons grote voordelen biedt ten opzichte van de niet-leden in Europa. Hier bewijst de Gemeenschap dat zij noch treur-, noch blijspel is. Dit betekent: zij is geen gedramatiseerde fictie, maar wel een onversaagde realiteit. Neen, eigenlijk is het geen lachwekkende of betreurenswaardige onderneming, die Gemeenschap!
Want de verwezenlijkingen ervan durf ik belangrijk te noemen. Het zijn immers niet zomaar de dubieuze en vergankelijke vruchten van een meeslepend of ontroerend verbeeldingsverhaal dat ten tonele gebracht wordt en waarbij het publiek - de massa - een passieve rol speelt. Wel integendeel! Het zijn als het ware bewust geconcipieerde kinderen van de verschillende lidstaten. Het zijn ‘kinderen’ die door de EG verwekt werden en die precies helemaal tot leven gebracht worden of althans zouden moeten gebracht worden door de Europese burgers zelf. Deze laatsten nemen hier dus wel degelijk actief deel aan de handeling.
Welke zijn dan die zó belangrijke ondernemende verwezenlijkingen, zal men zich afvragen. Welnu, het zijn er al een hele reeks, eigenlijk téveel om allemaal op te sommen. Wij zullen hier alleen maar de drie belangrijkste aanraken.
Vooreerst is er binnen het ‘Europa der negen’ een vrijhandel die volledig ten goede komt aan de Europese consument, omdat hij aldus een grotere keuze aan produkten krijgt. Maar er is ook een schaduwzijde aan de vrijhandel. De EEG moet aan zijn consumenten vanzelfsprekend de verzekering kunnen bieden van kwaliteitsprodukten: hier blijft zij nog wel in gebreke, omdat ze lang niet alle rechten van de consument ten volle verdedigt.
Vervolgens is er hetgeen men noemt ‘het vrij verkeer van personen’. Hierdoor wordt het o.a. mogelijk om in gelijk welk ander land van de Gemeenschap te gaan werken, zonder dat men daardoor zijn sociale zekerheden kwijtspeelt en zonder dat men een aantal formaliteiten moet ‘ondergaan’, die niet-EEG-leden zich wel zullen moeten getroosten.
Tenslotte is er ook een gemeenschappelijk landbouwbeleid tot stand gekomen. Zo wordt de mogelijkheid geschapen om ook aan de landbouwers een verzekerd inkomen te geven; wij zouden het min of meer kunnen vergelijken met het minimum-inkomen van de industrie. Maar tevens komt dit ten goede aan de consument, want ten gevolge van de gemeenschappelijke markt worden redelijke prijzen verzekerd door de Gemeenschap.
Zo zou men nog tal van realisaties kunnen opnoemen, maar deze drie zijn wel de belangrijkste. Ik verwijs toch nog eventjes naar het gemeenschappelijk beleid dat men nastreeft in verband met energie, milieuzorg, ruimte enz.
Maar goed, men mag zich zeker niet voorstellen dat alles onmiddellijk van een leien dakje loopt als men lid wordt van de EEG. Zeker niet! Men moet zich aanpassen aan de andere lidstaten! Ik zou bijna durven beweren: wel integendeel. Wanneer men lid wordt, dan moet men weten dat een natie zichzelf bepaalde verplichtingen zal moeten opleggen. Bovendien staat de Gemeenschap zelf pas in haar kinderschoenen. Deze verwezenlijkingen, die ik als belangrijk durf bestempelen, zijn pas aan het begin van een rijke Gemeenschap te situeren. Het zijn de eerste onwennige pasjes die in het eenheidsbeleid en in het eenwordingsproces gezet worden. En inderdaad: alle begin is moeilijk.
Ook de Gemeenschap maakt hierop geen uitzondering; dàt kan iedereen wel zien. De EG staat nog niet stevig op haar benen: er is nog een permanent gevaar dat de broze samenhang in onze Gemeenschap bedreigt, en wel het nationalisme.
Tal van nationalistische tendenzen kortwieken inderdaad op tijd en stond de té optimistische gemoederen. Brengen wij hier bijvoorbeeld heel eventjes 1973 terug in onze herinnering. Er dreigde in West-Europa een ernstig olie-tekort door de boycot van de Arabische olie-exporterende landen. Deze crisis had de cohesie-kracht tussen de Europese ‘moleculen’ zozeer aangetast en verzwakt dat een ontbinding van de Europese Unie zelfs nakend kon genoemd worden. Frankrijk had al een bilateraal akkoord en ook andere landen zouden de minste gelegenheid met beide handen aangrijpen... Een andere niet onaardige slag voor