| |
| |
| |
Benelux, vanwaar, waarheen?
Het zuiden is de aderlating in de 2e helft van de 16e eeuw, - waar het noorden zo ruimschoots van heeft geprofiteerd - weer geheel te boven gekomen. Echter niet verdwenen, gebleven is de scheiding, die na de val van Antwerpen een tragisch feit werd. Val, die voorafgegaan werd door de afschuwelijke moord op de Prins van Oranje op 10 juli 1584 te Delft. ‘Het pistoolschot van Balthazar Gérard’, zo heeft, meen ik, Eugeen De Bock in zijn magistrale werk ‘De Nederlanden’ het uitgedrukt ‘velde niet alleen Willem de Zwijger maar trof ook de Verenigde Nederlanden in het hart’.
Ik sprak van een scheiding, maar alvorens er sprake kan zijn van een scheiding moet er eenheid, moet er verbondenheid zijn geweest. En hiermede ben ik gekomen bij het onderwerp, waarover ik op verzoek van onze actieve voorzitter, vanavond een korte causerie zal houden. Een causerie, waarvoor ik als titel heb gekozen ‘Benelux, vanwaar, waarheen?’. Nu weet ik niet aan wiens toedoen het te danken is, - aan onze voorzitter of aan zijn secretaresse - maar in de door mij gekozen titel werd ‘vanwaar’ als één woord geschreven, terwijl het in de uitnodiging voor deze bijeenkomst in twee woorden uiteen is gevallen. Ook hier scheiding, waar eerst verbondenheid was en ook hier geef ik - evenals dit het geval is bij de verhouding tussen onze landen - zoals ik U in het volgende hoop duidelijk te maken - de voorkeur aan verbondenheid. Om niet op eigen taalkompas behoeven te varen, ben ik, in navolging van onze betreurde burgemeester Craeybeckx mijn licht gaan opsteken in de van Dale en daar bleek dat ‘vanwaar’ in één woord geschreven, - de verbondenheid dus - een grotere armslag geeft. ‘Vanwaar’ in één woord is niet altéén richting waar vandaan maar ook aanduiding van de beweegreden, grond, oorzaak, om welke reden enz...
Op de vraag ‘vanwaar Benelux’, zou ik dan ook kunnen antwoorden: omdat verbondenheid meer armslag geeft, grotere mogelijkheden opent. Maar er is meer. Kenmerkend voor Benelux, voor de samenwerking binnen de Lage Landen is, dat deze samenwerking wortels heeft in een ver verleden, zij het dat de groei verschillende malen werd onderbroken en daardoor het gegroeide moest verkommeren.
| |
Groei
Een samenwerking ook die stoelt op geografische gegevenheden, op een door de natuur geschapen situatie. Dit werd voortreffelijk onder woorden gebracht door Prof. Bernard, oud-hoogleraar aan de Krijgsschool te Brussel, een Waal en als zodanig in dit geval, - waar het gaat om de samenwerking in de Lage Landen, - een onverdacht getuige. Voor Prof. Bernard, wiens boek ‘Terre Commune’ een lange belijdenis is van zijn geloof in het te samen horen van de Lage Landen, The Low Countries, les Pays-Bas, is het duidelijk dat België, Nederland en Luxemburg gepredestineerd zijn tot innige samenwerking, tot de vorming van een Beneluxgemeenschap. Een predestinatie - een voorbestemd zijn - op basis van geografische én historische gronden. Na geschetst te hebben hoe het Carolingische tijdperk eenmaal voorbij, de Lage
Karel V bundelde de ‘landen van herwaarts over’ tot één geheel, de Boergondische kreits.
| |
| |
Landen in talrijke stukken zijn gebarsten, zoals een vaas, die gevallen is, vervolgt Prof. Bernard: ‘Néanmoins une force mécanique tend à les réunir, comme la force mécanique, - qui charrie l'eau de nos trois fleuves, - finit par mêler leurs alluvions. L'unification bourguignonne ne sera que le terme logique d'une évolution convergente. Deux fois, en 1548 et en 1814 Benelux se fera. Deux fois, il se rompra. Dans une autre forme, il renaîtra en 1944’.
1548 was het jaar, waarin Karel V van zijn machtspositie gebruik wist te maken om van de Rijksdag een regeling van de positie van zijn ‘Landen van herwaarts over’ in één kreits, de Boergondische kreits, te verkrijgen. En interessant is het vast te stellen, dat de Oostgrens van de Boergondische kreits, zoals Karel V die in 1548 vormde, de afbakening is geworden van de Nederlandse stam tegenover de Duitse, zoals die, op een hele kleine uitzondering na, ook nu nog bestaat. In 1549, één jaar na de regeling met de Rijksdag, kon Karel V de kroon zetten op zijn dynastieke streven in de Nederlanden. Kroon, die tevens de voleinding vormde van het spel der dynastieke krachten, dat de Lage Landen tot politieke samenhang bracht.
Op verzoek van Karel V zwoeren de statenvergaderingen en steden trouw aan zijn uit Spanje overgekomen zoon Philips, als hun toekomstige heer en tegelijk aanvaardden zij een éénparige regeling van de opvolging. Dat alles heeft niet kunnen voorkomen dat dit levenswerk van Karel V slechts van korte duur is geweest. Immers tegelijk met de voltooiing van de eenheld hadden krachten van verzet zich opgezameld, overal gistte ontevredenheid. Onder Karels zoon Philips zouden deze krachten spoedig tot uitbarsting komen. Wij allen kennen het resultaat van de strijd waarvan wij op school geleerd hebben dat hij in 1568 een aanvang nam. Ook de rol van den Prince van Oranje bij dit verzet is ons bekend. En zoals Prof. Geyl het schreef in zijn ‘Geschiedenis van de Nederlandse Stam’: ‘Wat de Prins van Oranje wilde, was steeds allen tegen de Spaanse verdrukker verenigen, en in de vrije Nederlanden, die hij zich droomde, moest vrijheid voor de Katholieken niet minder dan voor de Protestanten bestaan. Onder al de uitgeweken leiders was Oranje de man die dit het stevigst vasthield’.
Helaas, de droom van de Prins van Oranje werd geen werkelijkheid. Integendeel, na lange jaren van strijd, afgewisseld door periodes van vrede en pogingen tot hereniging, werd in 1648 de scheiding van noord en zuid definitief en officieel. Daadwerkelijk was de scheiding reeds eerder min of meer een feit geworden. Gedurende de 80-jarige oorlog hadden betuigingen van saamhorigheid tussen noord en zuid echter niet ontbroken. Geyl stelt dan ook: Een Nederlands eenheidsgevoel bestond. Maar zeker wogen hier en ginds, als het erop aankwam, allerlei andere motieven zwaarder - economisch voordeel, koloniale uitbreiding, godsdienstijver! En het noodlot had nu eenmaal gewild dat die faktoren, en vooral de laatste, binnen de Nederlandse taalgemeenschap bijna doorlopend tegen het eenheidsbesef zouden werken. Het waren niet enkel de Spanjaarden die de scheiding bestendigden, al is het dan waar dat de Zuid-Nederlanders in laatste instantie geen meester waren over hun eigen lot. Van het begin van de Nederlandse opstand af had immers de godsdienstige faktor de nationale in de weg gestaan en toen de scheuring eenmaal met geweld tot stand gebracht was en een der twee strijdende beginselen zich in elk der delen vast kon zetten, werd dat het grootste bezwaar om - althans gedurende het tijdvak waarin de Europese geschiedenis door de Katholiek-Protestantse tegenstelling werd beheerst - weer tot een hereniging te geraken.
Een zeker Nederlands eenheidsbesef had zich dus in het strijdgevoel kunnen handhaven, al drukte het zich ook doorgaans in de term ‘de zeventien provinciën’ uit. Landkaarten en beschrijvingen werden nog op die grondslag vervaardigd: zelfs in notariële akten blijven de zeventien provinciën een erkende grootheid. Dat kon echter niet verhinderen dat de staatkundige betekenis van dat eenheidsbesef beperkt was en de aanvaarding van de staatkundige tweeheid in 1648 reeds grote vorderingen had gemaakt. Anna Roemer Visscher schrijft in een brief, die zij - na een harer bezoeken aan het zuiden - stuurde aan Pieter Roose, de voorzitter van de Geheime Raad, hoe ten huize van Raadpensionaris Cats op zijn gezondheid gedronken werd: ‘In 't midden van die vrolijke maaltijd werd mijn herte beroerd en ik beklaagde in mijnzelve het jammer van 't schone Nederland, verwoest en verdrukt van die helse furie, het vervloekte oorlog’. Maar in diezelfde brief maakt zij onderscheid tussen haar ‘vaderland’ - het noorden - en haar ‘vrundenland’ - het zuiden. En als de katholieke Vondel in 1648 de Vrede van Munster viert met zijn landspel ‘De Leeuwendalers’ aanvaardt hij de staatkundige tweeheid zonder bedenking. Hij laat Lantskroon dus Spanje zeggen: ‘De Noortzij blijf voortaan aen Vrijheit op zichzelf’.
En zo begon dan in 1648 een periode van meer dan 150 jaar waarin noord en zuid een gescheiden staatkundig leven gingen leiden met alle gevolgen van dien. Gevolgen vooral ook voor het mentaliteitsverschil, dat
| |
| |
overigens reeds in de 16e eeuw tussen noord en zuid constateerbaar was. En dat dit verschil er was ondervond in die eeuw ook de Prins van Oranje toen hij - na een langer verblijf in Delft - als gevolg van de Pacificatie van Gent weer enige tijd in Brussel mocht vertoeven. De Engelse historica Miss Wedgwood schrijft daarover in haar boek William the Silent: ‘Quickly adaptable, he knew that the informal manner of Delft would not do in the capital of Brabant, where even the demagogues expected a cortain style of a man of his position. He kept his habit of strolling through the streets on foot, but the entertainment at his table was lavish and frequent.’ Een ander getuige van de toen reeds meer epicurische levenswijze in het zuiden was Marguerite de Valois. Daarover schrijft Yves Cazaux in zijn boek ‘Guillaume le Taciturne’: ‘A table, toujours à table, parce que tel est le lieu où tous ceux de ce païs-là se communiquent avec plus de franchise, notera plus tand, au cours d'un voyage aux eaux de Spa la spirituelle Marguerite de Valois, femme d'Henri de Navarre.’
| |
Hereniging
In de 150 jaar die verliepen tot de hereniging in 1814 kon dit mentaliteitsverschil zich verdiepen onder invloed van verschil in godsdienst, staats- en bestuurssysteem en economische oriëntatie. Het bestaande verschil kon uitgroeien tot een brede kloof. Kloof, die er grotendeels debet aan was, dat een hernieuwd samengaan in 1814 mislukte. Achteraf moeten we vaststellen dat Willem I niet voldoende rekening heeft gehouden met de verschillen in geestesgesteldheid en levensopvatting tussen zuid en noord toen in 1814, door een besluit van het Wener Congres, de Nederlanden weer werden verenigd. In psychologisch, tactisch en politiek opzicht schoot hij tekort, economisch was hij zijn tijd ongetwijfeld ver vooruit. Zijn tragiek was, dat de tijd hem niet werd gegund om gelijk te krijgen. De periode van de Verenigde Nederlanden van 1815 tot 1830 onder Koning Willem I is een periode, die lange tijd als een zware last heeft gedrukt op de verhouding tussen onze beide landen. Immers, de gebeurtenissen uit die periode zijn zeker niet altijd op objectieve wijze tot ons gekomen. Misschien is daardoor ook de in België heersende neiging ontstaan, of althans versterkt, om gemakkelijk, al te gemakkelijk, geloof te hechten aan het verhaal van die uitgeslapen Hollander, die ten koste van de vriendelijke Belg zich toegang wil verschaffen tot wat extra luxe.
Toch schijnt het in die zogenaamde Hollandse tijd hier in het zuiden, in het huidige België, nog niet zo slecht geweest te zijn. Met enkele citaten wil ik dit toelichten. U weet dat in de betrokken periode Koning Willem I de overheersende en centrale figuur was. De heer Louis Roppe, Gouverneur van Belgisch-Limburg, heeft in zijn boek ‘Een omstreden huwelijk’ een belangrijke episode uit het leven van deze monarch beschreven op een wijze, welke zelfs bij beroepshistorici grote waardering heeft gevonden. De heer Roppe schrijft in zijn boek: ‘Willem I trachtte in alle omstandigheden te handelen als Koning der Nederlanden’ en hij citeert dan de bekende historicus Pirenne: ‘Il n'était pas et ne voulait pas être le roi de Hollande, mais le roi des Pays-Bas’. Roppe vervolgt: ‘Tot iedere prijs wilde Willem I het verwijt ontgaan meer op het noorden te zijn gesteld dan op het zuiden’. Hij citeert dan Van Kalken: ‘S'il faillit parfois à des devoirs d'équité, il faut reconnaïtre que ce fut plutôt à l'avantage des Belges et de leur industrie et au détriment de ses compatriotes’. Het is niet moeilijk nog meer schriftelijke getuigen te vinden voor de bruisende activiteit van Koning Willem I om zowel de materiële als de geestelijke welvaart in het zuiden te bevorderen. Zeker, hij heeft grote menselijke en politieke fouten gemaakt, maar de omstandigheden waren er dan ook naar. In het boek ‘Guillaume I et la Belgique’ van de Waalse Belg Yves Schmitz kan men lezen hoe, in de nauwelijks 20 jaar van het bewind van Koning Willem I, twee universiteiten, namelijk Luik en Gent, werden gesticht, hoe de industrialisatie werd bevorderd, o.m. door de oprichting van de Société Générale, waarvan de statuten door de Koning persoonlijk werden geschreven, hoe kanalen werden gegraven, enz. enz. Ook John
Cockerill, aan wiens naam de werven in Hoboken herinneren, mocht zich verheugen in de steun van Willem I bij de realisatie van zijn grootse plannen. In 1817 stelde de Koning het in zijn bezit zijnde kasteel en park van Seraing ter beschikking van Cockerill, terwijl hij zich tevens financieel in de onderneming interesseerde. Zoals in verschillende andere gevallen gaf de Koning ook hier, niet alleen morele steun, maar was hij bereid door materiële hulp de ontwikkeling te versnellen.
Het is duidelijk dat Koning Willem I met een ongekend dynamisme en in een tempo, waarvoor onze huidige generatie zich niet zou behoeven te schamen, in korte tijd onnoemelijk veel tot stand heeft gebracht. Een andere Waal, de reeds eerder genoemde Prof. Bernard, kon dan ook in zijn inspirerend boek ‘Terne Commune’ schrijven; ‘Dans le Royaume des Pays-Bas, le plus prospère du continent lorsque éclatera la révolution de 1830, la Belgique a mieux profité de l'amalgame que la Hollande.’
| |
| |
Tweemaal werd er eenheid, in 1548 en in 1814, en tweemaal ging het mis. Maar beide malen kwam die eenheid er onder invloed van buitenaf. In 1548 als resultaat van geslaagd dynastisch streven, in 1814 door een besluit van de geallieerden na de Napoleontische oorlogen. Beide malen bleek het niet mogelijk om de Lage Landen tot een blijvende eenheid te smeden.
Maar, zoals ik hoop in het voorgaande aannemelijk te hebben gemaakt: de Lage Landen zijn zowel geografisch als historisch als economisch aangewezen op verbondenheid. Het was slechts wachten op de politieke wil en de politieke mogelijkheid om tot een nieuwe nauwe samenwerking te komen.
Nadat we in 1830 met de wapenen in de hand afscheid hadden genomen - en de verwijdering door de neutraliteit van Nederland in 1914-1918 nog werd geaccentueerd - is het weer met de wapenen in de hand, doch nu niet tegen, maar mèt elkaar, dat in de periode 1940-1945 de basis kon worden gelegd voor een samenwerking, welke nu werkelijk belangrijke resultaten te zien geeft. Een samenwerking op basis van vrijwilligheid. Vrijwilligheid, die grote inspanningen heeft vereist om in diverse sectoren tot overeenstemming te geraken. Voorwaar een monnikenarbeid werd verricht en dikwijls opnieuw begonnen. Het is zeer toepasselijk dat in het Londense Savoyhotel, waar diverse kamers namen kregen van opera's van het duo Gilbert en Sullivan, de kamer waarin het eerste Beneluxakkoord in 1944 werd ondertekend, gedoopt werd ‘patience’ - geduld. Veel geduld was en is nodig, omdat politieke imperatieven niet altijd de beste en snelste oplossing mogelijk maken. Immers, alle resultaten
De heer Kruijtbosch: ruim initiatiefrecht.
worden bereikt in onderling overleg, met algemene stemmen, gelukkig dan ook dat we maar met zijn drieën zijn.
Deze hernieuwde nauwe samenwerking tussen onze landen, waarvoor in 1944 de basis werd gelegd, is mijns inziens, over de gehele lijn in ons beider voordeel geweest. Zeker, men heeft daar wel eens aan getwijfeld - vooral in België - en maar al te graag maakt de Belg de Engelse zegswijze tot de zijne: ‘The fault of the Dutch is giving to little and asking to much.’ Feit is echter dat de goederenuitwisseling door het Benelux Douane Akkoord sterk werd gestimuleerd en dat België daar zeker niet het minst van heeft mogen profiteren. In 1948 bedroeg de export van België-Luxemburg naar Nederland afgerond 12 miljard franken, de import uit Nederland 7 miljard. Een deficit voor Nederland van 5 miljard. Na 1948, het jaar dat het Benelux Douane Akkoord werd ondertekend, verdubbelde in 3 jaar tijd het totale handelsverkeer. Maar ook het Nederlandse deficit verdubbelde van 5 tot 10 miljard en dit bij een totale Nederlandse export van 14 miljard. In 1970 was de Belgische export naar Nederland tot 113 miljard opgelopen en de Nederlandse export naar België tot 83 miljard, een deficit dus voor Nederland van 30 miljard. Sindsdien is het Nederlandse deficit verdwenen, grotendeels als gevolg van de aardgasexporten. Volgens de Dienst voor Buitenlandse Handel te Brussel was 1975 het jaar waarin de eerste keer na de oorlog de BLEU een deficit in het handelsverkeer met Nederland had. Niettemin meen ik dat het verloop van de Belgische export naar Nederland een duidelijke indicatie is dat er van Belgische zijde weinig reden tot klagen is geweest. Nu is het commerciële element slechts een beperkt facet van de Beneluxsamenwerking, die op zovele gebieden resultaten heeft afgeworpen.
Enkele weken geleden heeft de secretaris-generaal van de Benelux Economische Unie, de Heer Kruijtbosch in Den Haag een toespraak gehouden voor de Belgisch-Luxemburgse Kamer van Koophandel voor Nederland. Bij die gelegenheid heeft hij drie belangrijke facetten van de Beneluxsamenwerking onderscheiden:
1. In de eerste plaats de opheffing van de formaliteiten aan de binnengrenzen. Dit is misschien niet het belangrijkste aspect van de Benelux maar wel voor de doorsnee burger het meest spectaculaire. Zeer veel werd bereikt en men is op de goede weg naar het einddoel. Sedert 1960 zijn er geen paspoortcontroles en sedert 1972 geen hygiënische controles meer. De accijnsunificatie zou 1 juli a.s. een feit moeten worden
| |
| |
en dan zou Benelux eindelijk één accijnsgebied zijn zonder controle aan de binnengrenzen. Gezien de politieke perikelen zowel in België als Nederland is het echter weinig waarschijnlijk dat de parlementen voor 1 juli tot de noodzakelijke ratificatie zullen komen. Hoopgevend is echter dat in Luxemburg, welk land de grootste offers moet brengen, de ratificatie reeds ver is gevorderd.
De laatste belangrijke formaliteiten hebben betrekking op de B.T.W. Ook hier werd door de regeringen in beginsel reeds accoord bereikt over een systeem, dat verschillen in tarief toelaat zonder grensformaliteiten. Nu wordt gewerkt aan een controlesysteem, dat voldoende waarborgen biedt om te kunnen afzien van de nog bestaande grenscontroles.
2. Een tweede door de Secretaris-Generaal Kruijtbosch genoemd aspect is de externe coördinatie d.w.z. vooroverleg over standpunten in te nemen in grotere internationale verbanden met het doel deze standpunten zoveel mogelijk op elkaar af te stemmen. Sprekend als één stem kan Benelux een krachtiger en gezaghebbender geluid laten horen. Immers op handelsgebied is Benelux een wereldmacht. Op basis van de totale uitvoer en dit exclusief de intrahandel neemt Benelux de 4e plaats in na de Verenigde Staten, West-Duitsland en Japan.
3. Terecht stelt dan de Heer Kruijtbosch dat het succes van de externe coördinatie afhankelijk is van een derde aspect, de interne cohesie. Een innerlijk verdeeld land kan geen sterke buitenlandse politiek voeren. Het zelfde geldt ook voor samenwerkingsverbanden als Benelux. Daarom is interne coördinatie zo belangrijk.
Belangrijk ja, gemakkelijk néén! Verre van gemakkelijk zelfs. Hier speelt het mentaliteitsverschil, dat volgens mij nog steeds groot is en dat een verschillende aanpak van vele problemen tot gevolg heeft, een sterk vertragende rol. Een verschil in geestesgesteldheid dat zich bij de partners soms vertaalt in gevoelens van achterdocht en dit - mijns inziens - veelal ten onrechte. Daarom zijn goede public relations erg belangrijk. Het secretariaat-generaal van de Benelux Economische Unie zou dan ook over voldoende fondsen moeten beschikken om voor een afdoende voorlichting te kunnen zorgen.
Enige maanden geleden las ik in de Financieel Economische Tijd een zeer lezenswaardig commentaar op de Belgisch-Nederlandse onderhandelingen o.m. over Baalhoekkanaal, waarin mijns inzien een goed genuanceerd beeld van de Belgisch-Nederlandse verhoudingen werd geschetst. De commentator schreef o.m.:
‘Dat altes speelt zich sedert meer dan een eeuw af in een sfeer die weliswaar niet vijandig is, en waaraan de Benelux-verdragen na de Tweede Wereldoorlog een veel positievere inslag hebben gegeven dan ooit tevoren. Maar zelfs in het gunstigste geval, gaan Brussel en Den Haag met elkaar om met meer behoedzaamheid dan gevoelswarmte, met meer berekening dan edelmoedigheid. Tussen de twee landen bestaan er veel gemeenschappelijke diplomatieke, ekonomische en militaire bindingen. Wie zegt dat de twee buurlanden het met elkaar niet goed kunnen vinden, geeft een verkeerde voorstelling van zaken. Maar een sfeer van grote durvende kreativiteit is er niet in de betrekkingen tussen de twee staten.’
Zoals ik zeide, mijns inziens een goed genuanceerd beeld van de verhouding België-Nederland. Immers op de keper beschouwd is het niet de wederzijdse liefde die tot de Benelux heeft geleid, maar wel de geografische omstandigheden, de historische ontwikkeling en de economische noodzaak. Het is dan ook heel wat gemakkelijker antwoord te geven op de vraag ‘Vanwaar’ Benelux dan ‘Waarheen’.
‘Vanwaar’ moge U intussen duidelijk zijn. Op het ‘waarheen’ was ik in eerste instantie geneigd nogal somber te reageren. Immers iemand, die niet direct betrokken is bij het overleg over de voortgang bij de uitbouw van de Benelux, krijgt al vlug de indruk dat de Benelux door de economische moeilijkheden van de oliecrisis, het meer tot het publiek sprekende overleg binnen de E.E.G., het touwtrekken rond de topconferenties enz. enz. in het vergeetboekje dreigt te geraken. Benelux eens de voortrekker van de
Benelux: nog steeds in de steigers.
| |
| |
internationale samenwerking dreigt - naar de woorden van oud-ambassadeur Boon in zijn boek ‘Afscheidsaudiëntie’ - te worden tot een voortrekkers-MONUMENT.
| |
Coördinatie
Door de opdracht hedenavond voor U te spreken, ben ik gedwongen geweest mij weer wat nader op onze Beneluxsamenwerking te bezinnen en daarbij ben ik tot de conclusie gekomen, dat de Benelux toch nog belangrijker is gebleven dan wij ons wel eens realiseren. In de loop van de jaren is Benelux namelijk uitgegroeid tot een keurslijf, waaruit geen der landen zich nog zonder grote schade kan los werken en waarbinnen de partners willens nillens, gelukkig tot nu toe meestal willens, gedwongen zijn een oplossing
Willem I legde de basis voor een economische heropleving. Door zijn steun kon Cockerill zich gunstig ontwikkelen.
te vinden voor hun onderlinge problemen en te werken aan verdergaande coördinatie.
Bij de bevordering van die coördinatie kan sinds kort de Secretaris-Generaal van de Benelux een grotere rol spelen. Tijdens een Benelux regeringsconferentie in oktober 1975 werd aan de Secretaris-Generaal een algemeen initiatiefrecht toegekend dat op basis van collegialiteit tussen hem (een Nederlander) en de Adjunct-Secretarissen-Generaal (een Belg en een Luxemburger) moet worden uitgeoefend. Deze initiërende taak houdt in, dat het secretariaat naar eigen inzichten bepaalde werkzaamheden activeert of voorstellen doet t.a.v. nieuwe vormen van samenwerking. Het is duidelijk dat de aandacht van het secretariaat in de eerste plaats gericht is op de coördinatie van het sociaal-economisch en financieel beleid, hetgeen door de Secretaris-Generaal terecht het kernstuk wordt genoemd van een economische unie als Benelux. Echter ook op andere gebieden is initiatief mogelijk, waarbij ik denk aan de ruimtelijke ordening. - Het voortreffelijke rapport over het Benelux middengebied van de z.g. Hasseltse studiegroep zou als inspiratiebron kunnen dienen. Intussen echter werd reeds opdracht gegeven tot het maken van een structuurschets van het Westerscheldebekken. Een meer gecoördineerde ontwikkeling van dit voor onze landen zo belangrijke gebied zou hieruit kunnen voortspruiten.
Naast het verkregen initiatiefrecht is een andere hoopgevende ontwikkeling, dat een tiental dagen geleden voor de eerste maal sinds het bestaan van de Benelux de Secretaris-Generaal de gelegenheid heeft gekregen de Raadgevende Interparlementaire Beneluxraad toe te spreken.
Dank zij de mogelijkheid van een sterkere dynamiek van de zijde van het Secretariaat-Generaal, zie ik de toekomst van de Benelux met meer optimisme tegemoet. Toekomst die kan stoelen op veel dat reeds werd bereikt en veel dat nog groeiende is in de samenwerking tussen onze landen en dit niet alleen op zuiver economisch en financieel gebied. Laat ik enkele zaken noemen:
Reeds enige jaren is een Benelux merkenbureau met succes actief.
Sinds 1974 kan er een beroep worden gedaan op een Benelux Hof van Justitie, waarvan het bestaan nog te weinig bekend is. Binnenkort zal dan ook een voorlichtingsbijeenkomst worden georganiseerd voor rechters uit de drie landen.
| |
| |
Het zeehavenoverleg kwam dank zij de Benelux-inspiratie op gang. Veel tastbaars werd nog niet bereikt. Dit kan ook moeilijk indien men zich de ingewikkeldheid van de materie realiseert en daarbij bedenkt dat eerst in 1971 met dit overleg werd begonnen. Niettemin werd nog 14 dagen geleden door de Nederlandse minister van Verkeer en Waterstaat, Westerterp, bij de opening van de Total Transporttentoonstelling in Rotterdam vastgesteld dat door dit overleg een waardevolle uitwisseling van gedachten en een verbetering van het begrip voor elkaars standpunten mogelijk is geworden.
Op buitenlands politiek gebied, waar de coördinatiesuccessen niet al te dik gezaaid liggen - de meer continentale instelling van België is niet altijd even gemakkelijk op een noemer te brengen met de meer atlantische oriëntatie van Nederland, evenmin als de meer pragmatische aanpak van België zich gemakkelijk laat verzoenen met de meer principe-belijdenispolitiek van Nederland -, op dit buitenlands politiek vlak dus zijn Nederland, België en Luxemburg in de voorbije week eensgezind naar Rome getrokken om duidelijk te maken dat zij verre van gelukkig waren over de weigering de Europese commissie tot de aanstaande topconferentie toe te laten. Zoals U weet heeft hun gezamenlijk optreden succes gehad.
In de militaire sector, vooral op marinegebied, wordt sinds jaren samengewerkt op een wijze, die grote voldoening geeft. De Nederlandse Marine heeft door haar meer dan loyale steun aan de Belgische Marine bewezen dat Nederland en de Nederlanders, in tegenstelling tot sommige verhalen, heel royaal over de brug kunnen komen.
Op cultureel gebied kwam - grotendeels te danken aan het initiatief van Minister De Backer - een ontwerp voor een Nederlandse Taalunie tot stand met als te verhopen sluitstuk de spoedige oprichting van een Taalinstituut voor het Nederlandse taalgebied.
Onze vriend Fleerackers heeft hierbij door zijn taai volhouden en zijn bezielende inzet een belangrijke rol gespeeld.
Uitputtend is deze opsomming niet, dat was ook niet mijn bedoeling. Niettemin hoop ik U duidelijk te hebben gemaakt dat er nog beweging zit in de Benelux en als dan de Benelux tot een monument is geworden, dan toch een monument van vertrouwen in de samenwerking tussen onze volkeren.
Bij de beoordeling van hetgeen in het kader van Benelux werd verwezenlijkt, mogen we nooit vergeten, dat aan een internationale samenwerking op basis van gelijkgerechtigdheid hoge eisen worden gesteld, waarbij dan ook nog de minorisatieangst van onze Waalse vrienden voor de Beneluxontwikkeling een extra rem betekent.
Wanneer ik dan toch een antwoord moet geven op de vraag ‘Benelux waarheen’, dan dit: dat de Benelux, - die ons dwingt tot steeds nauwere samenwerking, tot steeds sterkere verbondenheid - ons moge voeren tot steeds grotere onderlinge waardering, tot steeds steviger vriendschap en ten slotte tot die liefde, die er bij het begin niet was!
J. CEULEN, Consul-generaal der Nederlanden te Antwerpen.
Toespraak tijdens een bijeenkomst van de Orde van den Prince op dinsdag 29 maart 1977 in het Osterriethuis te Antwerpen.
|
|