Neerlandia. Jaargang 81
(1977)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 110]
| |
Na het Egmont-akkoord
| |
[pagina 111]
| |
zegt: ‘De grenzen van het Brusselse gewest zullen deze zijn van de huidige grenzen van de Brusselse agglomeratie’. | |
De vraag is: wat is hier schijn en wat is de werkelijkheid?Wat blijft er van het Vlaams karakter van de zes randgemeenten met vermenigvuldigde faciliteiten voor de Franstaligen nog over nu deze, steunende op de georganiseerde en gelegaliseerde onvoorwaardelijke solidariteit van de agressieve franstalige overmacht van de Brusselse Agglomeratie, over de middelen zullen beschikken om de Vlamingen in die gemeenten in dezelfde verdrukte hoek te duwen als in de Brusselse agglomeratie zelf.
B. Daarbij komt dan het beruchte inschrijvingsrecht, t.w. het recht voor de franstalige inwoners van de zes gemeenten met faciliteiten, en van Dilbeek, Groot-Bijgaarden, Strombeek-Bever, Sint-Stevens-Woluwe, Sterrebeek, Beersel, Alsemberg, 't Voor, Jezus Eik, en Zuun, om hun woonplaats te kiezen in de Brusselse agglomeratie. Dit uitdagend recht voegt zich bij de sluwere mogelijkheid waarover de franstalige inwoners van deze Vlaamse gemeenten reeds beschikken om aan de regel streektaal - onderwijstaal te ontsnappen door hun kinderen naar franse scholen in de Brusselse agglomeratie te sturen. De burgemeesters van de zeven gemeenten: Beersel, Dilbeek, Grimbergen, Overijse, Sint-Pieters-Leeuw, Vilvoorde en Zaventem, waaronder deze tien deelgemeenten en wijken ressorteren, hebben zich met klem verzet tegen dit inschrijvingsrecht, omdat daardoor Franstaligen aangemoedigd worden zich in een Nederlandstalige gemeente te komen vestigen zonder zich te moeten aanpassen. De zeven burgemeesters roepen hun bevolking op tot verhoogde inspanningen om elke tweetaligheid in de wettelijk eentalige gemeenten rond Brussel tegen te gaan en om aan Franssprekende inwijkelingen duidelijk te maken dat ze slechts welkom zijn indien ze zich aanpassen. Dit is eindelijk klare taal. Dit is de taal die de Walen meer dan een eeuw lang tegen de tienduizenden ingeweken Vlamingen gevoerd hebben. Men moet maar eens wagen een gelijkaardig inschrijvings- en niet-aanpassingsrecht voor Vlamingen in één enkele Waalse gemeente, in één enkel Waals gehucht of slechts in één enkele Waalse straat voor te stellen om onmiddellijk daarop een onvoorwaardelijk, onomwonden en onherroepelijk definitief NEEN als antwoord te krijgen. C. Voor de Brusselse Vlamingen komen enkele bepalingen of tekortkomingen van het Egmont-akkoord zeer hard aan. De zo wat 200.000 Nederlandstaligen die zich in de Brusselse agglomeratie met hardnekkigheid, standvastigheid en trouw als de weerbare voorpost van onze taal en cultuur gehandhaafd hebben verdienden beter dan wat hun nu beschoren wordt bij de definitieve hervorming van de Staat waarvan Brussel voor de beide Belgische culturen de gemeenschappelijke hoofdstad blijven wil.
1) Het inschrijvingsrecht toegekend aan Franstaligen uit niet minder dan 16 randgemeenten kan als gevolg hebben dat de franstalige kiezers voor de wetgevende verkiezingen in de Brusselse Agglomeratie zodanig aangroeien dat hierdoor, in het geïsoleerde Brussels gewest, de Brusselse Vlamingen minstens één parlementaire woordvoerder zullen verliezen. Dit maakt het dringender dan ooit noodzakelijk om voor de Brusselse Vlamingen een minimum aantal zetels te waarborgen zoals dit nog steeds ten voordele van de Waalse senatoriale vertegenwoordiging speelt in de provincies Luxemburg en Namen.
2) De pariteit in de Belgische uitvoerende macht, gunstig voor de Franstalige minderheid in het land wordt vanzelfsprekend behouden maar de pariteit wordt aan de Brusselse Vlamingen ontzegd in de executieve van de gemeenschappelijke hoofdstad. De gelijkberechtiging in de nationale hoofdstad wordt afgeschreven. In een hoofdstad, die toch ook de hunne moet blijven worden de Nederlandstaligen naar een institutionele minderheidspositie teruggedrongen.
3) De 19 gemeentelijke administratieve structuren blijven grotendeels bestaan en daardoor blijven de Brusselse Vlamingen blootgesteld aan een druk die traditioneel anti-Vlaams is en blijven o.m. benoemingen en bevorderingen van honderden plaatselijke Vlaamse ambtenaren verder in de hand van meestal Vlaamsvijandige plaatselijke machthebbers.
4) Gemeenschapscommissies krijgen in elke gemeente adviesrecht bij het plaatselijk bestuur, dus geen beslissingsmacht. Hier ligt de kern van het verwijt. In de hervormde Belgische Staat zullen de Franstaligen, dank zij de autonomie der gewesten ontsnappen aan de relatief kleine, niet-agressieve Vlaamse meerderheid in België. De Vlamingen te Brussel moeten eveneens een voldoende autonomie bekomen om tegen een relatief veel sterkere, militant-agressieve Franstalige meerderheid beveiligd te worden. Dit is de wezenlijke tegenprestatie die in het Egmont-pact ontbreekt. | |
[pagina 112]
| |
Hoe is dit uit te leggen?Vooreerst door een onderschatting van wat Brussel voor Vlaanderen betekent. Het is helaas niet de eerste maal dat deze vergissing begaan wordt. Reeds in de taalwet van 1932 had men, bij de verkondiging van de eentaligheid van Vlaanderen en Wallonië en van de tweetaligheid van Brussel, nagelaten de werkelijke tweetaligheid aan de Brusselse gemeentebesturen op te leggen en heeft het tot 1963 geduurd vooraleer deze tekortkoming werd hersteld. ‘O ik zou U met heel mijn ziel willen inprenten - zei August Vermeylen in 1914 in zijn toespraak tot de Vlaamse Wacht - ik zou U met heel mijn ziel willen inprenten hoe vreeslijk ernstig dat vraagstuk van Brussel is ... Wordt Brussel ons ontrukt, dan zal de Vlaamse cultuur hoe we ons ook inspannen, ten slotte toch een provinciale cultuur blijven. We mogen ons niet laten onthoofden’. De waarschuwing van August Vermeylen is actueler dan ooit. De Nederlandse aanwezigheid te Brussel is maar zeer gedeeltelijk van belang voor de Brusselse Vlamingen zelf. In het raam van de ontplooiïng van het eigen cultuurleven in geheel Vlaanderen speelt de Nederlandse aanwezigheid te Brussel de rol van een eerste en onontbeerlijke steun voor het voortbestaan van een belangrijk, grootstedelijk, centraal Nederlands cultuurleven. Deze aanwezigheid maakt het mogelijk - en moet het meer en beter mogelijk maken voor de tienduizenden Vlaamse pendelaars die werkgelegenheid in Brussel vinden om zich in hun hoofdstad thuis te voelen. Brussel ligt bovendien in het midden van een uitgestrekt Vlaams gewest dat van Halle tot Mechelen en van Aalst tot Leuven reikt. Brussel geeft - en moet meer en meer aan de bezoekers uit dit omliggend Vlaams gewest - en zelfs uit heel Vlaanderen een bloeiend Nederlands cultuurleven onder zijn vele facetten blijven aanbieden. Brussel is en blijft - elke gewestelijke autonomie ten spijt - de hoofdstad van een hoofdzakelijk tweeledig België. Waarom laat Vlaanderen in die gemeenschappelijke hoofdstad zijn Nederlandse aanwezigheid tot een institutionele minderheidspositie degraderen op het ogenblik dat de autonome tweeledigheid van de Belgische Staat moet gegrondvest worden op de gelijkwaardigheid en de gelijkberechtiging van onze twee cultuurgemeenschappen? En voor wie de hoofdstedelijke roeping van Brussel in twijfel trekt, moge ik eraan herinneren dat Brussel de zetel van de Europese Gemeenschappen is, de hoofdstad van het Verenigd Europa. Een reden te meer om aan het Nederlands en aan de Nederlandse aanwezigheid te Brussel het nodige aanzien te verlenen door een ander statuut te voorzien dan in het Egmontakkoord.
Een tweede uitleg ligt in de wrevel die het vijandig gelaat van het overwegend franstalig Brussel bij de meeste Vlamingen verwekt. Onverdiend komt deze wrevel ook op de Nederlandstalige Brusselaars terecht. Zij worden beschouwd als lastige familieleden. Alsof datgene waaraan men zich ergert de schuld was van diegenen die onder de vijandigheid tegen al wat Vlaams is het meest en het bitterst te lijden hebben. Vlaanderen mag zich gelukkig prijzen dat er nog zoveel bewuste Nederlandstaligen te Brussel de speerpunt van onze Nederlandse cultuurgemeenschap blijven vormen. De Brusselse Vlamingen zijn een met de dag bewuster wordende gemeenschap met een groeiend aantal eigen instellingen uitgerust. Eigen instellingen - omdat zij er genoeg van hebben geminorizeerd te staan. Zij bouwen aan hun eigen autonomie en zij verwachten dat die autonomie in de nieuwe staatsstructuur gelijkwaardig naast die van de Brusselse franstaligen zal erkend worden. Zij zijn diep ontgoocheld dat het Egmont-pact op dit stuk aan hun verwachtingen niet voldoende tegemoet komt, precies nu zij samen met de Vlamingen van de Brusselse omgeving - dat hebben de laatste parlementaire verkiezingen bewezen - een vooruitgang geboekt hebben die dubbel zo groot was als de achteruitgang van de Franstaligen.
Voorts verlaat het gemeenschapspact op noodlottige wijze één der krachtlijnen van de Vlaamse Beweging. De Vlaamse strategie ging uit van een redelijke en onaanvechtbare stelling: de behandeling van onze twee culturen moet steunen op het grondbeginsel van een ondubbelzinnige gelijkheid en daarom moeten de taalhomogeniteit en de onaantastbaarheid der grenzen die een vast gegeven waren voor Wallonië een even vast gegeven worden voor Vlaanderen. Dit beginsel gold dus ook voor de verdediging van de gaafheid van de Vlaamse omgeving van Brussel. Het is op datzelfde beginsel dat Stijn Streuvels en Herman Teirlinck hun plechtige oproep van oktober 1959 gesteund hebben en zich als volgt uitdrukten: ‘Laat ieder Belg vrij uitgaan door het land en zich vestigen waar hij wil. Hij verlieze echter nooit uit het oog dat hij een onschendbaar taalgebied is binnengetreden waar hij hoe dan ook geen voorrechten voor eigen taal heeft te doen gelden. | |
[pagina 113]
| |
‘Er mag onder geen voorwendsel worden getornd aan het heilig recht voor beide taalgemeenschappen om de volstrekte onaantastbaarheid op te eisen van beider geboortegrond’. Het statuut van de Vlaamse gemeenten buiten het Brussels gewest moet gebonden blijven aan het statuut van het Vlaams gewest en het statuut van het gehele Vlaamse gewest kan geen ander zijn dan het eentalig statuut dat ook voor Wallonië geldt. Of zullen de Franstaligen in dit land voortaan tweemaal bevoordeeld worden, eerst omdat zij volkomen veilig leven in een ondubbelzinnig eentalig Waals gewest en een tweede maal als zij, buiten Brussel tredende, in het omliggend eentalig Vlaams gewest dezelfde rechten komen opeisen als in het Brussels tweetalig gewest. Het is duidelijk dat met het bestendig inschrijvingsrecht in zestien gemeenten en door de binding van het statuut der Nederlandstaligen in de Brusselse agglomeratie aan dat van de Franstaligen in de zes faciliteitengemeenten iets werd scheefgetrokken dat recht moet gezet worden.
Eerst dient ondubbelzinnig opnieuw bevestigd te worden dat de taalhomogeniteit en de onaantastbaarheid der grenzen van het Vlaamse taalgebied een even vast gegeven blijven als voor Wallonië het geval is. Verklaringen als zouden anderstalige minderheden binnen het grondgebied van het autonoom Vlaams gewest mogelijk worden zijn ondoordacht. De Amerikaanse wijsgeer Santayana heeft eens gezegd ‘Een volk dat zijn geschiedenis vergeet loopt gevaar die te herhalen’. Dit kan ook ons volk overkomen en het zou betekenen dat wij weer de hele moeizame strijd voor de taalhomogeniteit van Vlaanderen moeten overdoen. Wij zouden dan terug een uitzondering worden op de beproefde en vaste regels die Wallonië - en ook de ons omringende Europese culturen - voor het behoud van de gaafheid van hun taalgebied in acht nemen. Vervolgens dient duidelijk beseft dat bij een definitieve ombouw van ons staatsbestel het van het allergrootste belang is dat beiderzijds aanvaard wordt dat het Vlaamse en het Waalse taalgebied niet enkel homogeen dienen te blijven, maar ook dat hun grenzen definitief onschendbaar zullen zijn. Dit vereist de uitdrukkelijke erkenning vanwege de gehele franstalige gemeenschap in België, de franstalige Brusselaars incluis, dat zij geen verdere aanspraken zullen maken op Vlaams grondgebied en dat de maatregelen die de Nederlandstaligen zullen nemen om dit waar te maken en te waarborgen niet in strijd zijn met de beoogde pacificatie. Het minimum in dit verband is wel dat het inschrijvingsrecht in de zeven ‘Egmont’-gemeenten, niet anders dan ‘uitdovend’ zal zijn want hoe kan men rechtvaardigen - tenzij men een nieuwe golf van taalimperialisme voor lief neemt - dat wie zich in die gemeenten nog niet gevestigd heeft, aangemoedigd wordt om er te komen wonen met de voorbedachte wil zich niet aan te passen. Er moet ook duidelijk gesteld worden dat de Vlaamse autonome gewestelijke macht de nodige odonnanties voor grond- en woningbouwbeleid zal treffen ten einde de vestiging van Nederlandstaligen in de Brusselse omgeving in de hand te werken en meer bepaald aan de zuiderrand. Tenslotte zou de uitzondering moeten opgeheven worden waardoor franstalige inwijkelingen in de randgemeenten aan de regel streektaal-onderwijstaal kunnen ontsnappen. Wat de zes gemeenten met faciliteiten betreft dient met de nodige kordaatheid verklaard dat de binding tussen het statuut der Vlamingen in de hoofdstad en dat van de Franstaligen in die gemeenten een éénmalige uitzondering is die voor geen herhaling of uitbreiding elders vatbaar is. Voorts is Vlaanderen, is de Nederlandse cultuurgemeenschap aan zichzelf verschuldigd er geen twijfel te laten over bestaan dat de Brusselse Vlamingen onverbrekelijk tot die Nederlandse gemeenschap behoren. Meerdere bepalingen in het Egmont-pact steunen reeds op deze verbondenheid. Maar in de huidige omstandigheden is het nodig dat iedereen - binnen en buiten Brussel - diep ervan doordrongen weze dat het voortbestaan van de Nederlandse aanwezigheid te Brussel door heel Vlaanderen als een fundamenteel Vlaams belang aanzien wordt. Hierbij is de toekomst van het Nederlandstalig onderwijs te Brussel de werkelijke hoeksteen. Enkele jaren vóór de vrijheid van het Brussels gezinshoofd bij de keuze van de onderwijstaal van zijn kinderen werd toegegeven - toegeving waartegen ik mij bleef verzetten - had ik het voorgevoel van deze mogelijke nieuwe toestand en kwam ik tot de overtuiging dat een aangepaste publiciteit voor het nederlandstalig onderwijs de enige, blijvende zekerheid bood. Daarom richtte ik mij tot Lode Craeybeckx opdat hij zijn machtige steun zou verlenen voor een oproep waardoor een jaarlijks fonds uit vrijwillige bijdragen van de Vlaamse gemeenten voor dergelijke actie zou ter beschikking staan. Hieruit ontstond het Vlaams Onderwijscentrum dat nu - met andere geldmiddelen - een zeer doeltreffende propaganda voor de Nederlandse scholen te Brussel voert. | |
[pagina 114]
| |
Een jaar geleden ontviel ons Burgemeester Lode Craeybeckx deze grote Vlaming en trouwe vriend der Brusselse Vlamingen. Het past dat wij een dankbare hulde brengen aan zijn dierbare nagedachtenis. Wij missen hem nu méér dan met woorden kan gezegd worden. Moge zijn voorbeeld alle Vlamingen bezielen en moge zijn gevleugelde uitspraak de vaste wil van Vlaanderen te kennen geven de Nederlandse aanwezigheid te Brussel niet los te laten. De nieuwe Minister van Nationale Opvoeding heb ik onmiddellijk gelukgewenst voor zijn toezegging het Nederlandstalig Onderwijs in de hoofdstad volledig te zullen steunen.
Intussen is een van de heuglijke gevolgen van wat het Egmontpact ons niet geeft, dat de Vlaamse reactie er niet een is van gelatenheid of ontmoediging maar van ontwaking en nieuwe wilskracht. Dit is onze grote kans in de maanden die komen, want niets zal ooit de weerbaarheid van het Vlaamse volk vervangen. Die weerbaarheid moet nu volledig gemobiliseerd worden.
Ik sta reeds een halve eeuw in de Vlaamse Beweging, sedert de dag dat ik als student aan de Brusselse Universiteit tot het genootschap ‘Geen Taal Geen Vrijheid’ toetrad. Te Antwerpen, in 1937, was ik een der verslaggevers op het Eerste Vlaams Socialistisch Congres. Dat is ook al veertig jaar geleden. Nooit was ik een extremist, noch voelde ik mij tot het extremisme aangetrokken. Het enige wat ik nooit heb kunnen aanvaarden is dat voor de verdediging van de gaafheid van onze cultuurgemeenschap wij niet dezelfde middelen zouden mogen gebruiken als voor de verdediging van de gaafheid van de Franse cultuurgemeenschap voor aanvaardbaar werden geacht. De gelijkberechtiging heb ik steeds als de beste grondslag tot een blijvende vriendschap beschouwd. En de strijd die wij voeren voor autonomie en zelfbeschikkingsrecht van de Brusselse Vlamingen doet in niets afbreuk aan de autonomie en het zelfbeschikkingsrecht van de Franstalige Brusselaars. Ook zie ik geen heil in de ontbinding van België. Waartoe zou dit baten nu wij toch Europa willen verenigen? Om dezelfde redenen is het in niemands belang Brussel als hoofdstad te willen afschrijven. Brussel moet het bindteken blijven als tweetalige hoofdstad en daarom ook moet een definitieve oplossing inhouden dat het statuut van Brussel en zijn structuren tot de bevoegdheid van de nationale wetgeving behoort en dat Brussel het gemeenschappelijk domein is van onze twee cultuurgemeenschappen. De gewenste pacificatie moet daarvan uitgaan. De studie van de geschiedenis en de ervaring die ikzelf opdeed hebben mij vroeg geleerd dat de Vlaamse Beweging steeds zegevierend is voortgeschreden op grond van de redelijkheid en de rechtvaardigheid van haar doelstellingen. Moge dit nogmaals blijken in de strijd voor de toekomst van de Nederlandse aanwezigheid in Brussel.Ga naar voetnoot(*) HENDRIK FAYAT gewezen minister |
|