Vlaamse vooruitgang in de Brusselse agglomeratie
Maar zelfs in de agglomeratie - en dat is dan de verrassing - gaan de Vlaamse partijen vooruit. In de zuiver Brusselse kantons, Brussel-stad en Sint-Jans-Molenbeek (dit laatste met inbegrip van de gemeenten Jette, Koekelberg en Ganshoren) bereiken de vier Vlaamse partijen, CVP, BSP, VU en PVV, het magische cijfer van 20% van de stemmen (21,7% zelfs voor de Senaat in het kanton St.-Jans-Molenbeek), een gemiddelde stijging van 2%. Indien men er rekening mee houdt dat nog steeds talrijke Vlaamse of halfverfranste Brusselaars voor een burgemeester of populair minister (Vanden Boeynants) stemmen en de Vlaamse lijsten - op een paar uitzonderingen na - geen dergelijke plaatselijke figuren op hun lijsten hadden staan - dan moet worden erkend dat in de Noord-westelijke wijken van de agglomeratie althans, het aantal Nederlandstaligen veel hoger ligt dan tot dusver algemeen aangenomen werd. In het derde ‘zuiver’ Brussels kanton, St.-Gillis, dat model kan staan voor de sterk verfranste zuidkant van Brussel gaan de Vlaamse partijen slechts licht vooruit van 8,3 tot 8,6% (Senaat). Een extrapolatie is uiteraard steeds gevaarlijk: toch kan men stellen dat het aantal stemmen uitgebracht in de agglomeratie op Vlaamse partijen 83.000 (of 15,2%) voor de Kamer en 90.000 (of 16,4%) voor de Senaat bedraagt; dit is een gemiddelde stijging met 1,5%. Deze vooruitgang gebeurde natuurlijk ten koste van Franstalige partijen, de BSP waarschijnlijk en wellicht ook de PSC. De extreem-Franstalige partij ging immers nog licht vooruit. Dit kan verschillende oorzaken hebben: de Vlaamse partijen - met o.a. minister Chabert en NCC-voorzitter Weckx bij de CVP - beginnen een machtspolitieke invloed uit te oefenen op het niet-taalbewuste kiezerspubliek van Brussel; anderzijds zou dit ook kunnen wijzen op een polarisatie.