| |
| |
| |
[Nummer 3]
Het Algemeen-Nederlands Verbond in 1976
Het jaar 1976 kenmerkte zich voor het Algemeen Nederlands Verbond als een periode waarin sterk de nadruk op de betekenis van de werkgroepen werd gelegd. Een bewijs van een positieve ontwikkeling in de richting zoals in het ‘Memorandum en voorstellen inzake de toekomst van het A.N.V.’ werd aangewezen. De groeiende betekenis van de werkgroepen bracht ook een structurele binding met hei hoofdbestuur tot stand, in de vorm van het bijwonen van de vergaderingen van het hoofdbestuur door de voorzitters van de werkgroepen.
Het A.N.V. volgde met belangstelling de werkzaamheden van de door de ministers van cultuur en onderwijs van beide landen ingestelde werkkommissie. In december verscheen het rapport over een ontwerp voor een Nederlandse Taalunie. Het A.N.V. was de eerste organisatie die het rapport ter discussie stelde en aan het eind van het verslagjaar de maatregelen trof voor het organiseren van een colloquium (eind januari 1977).
De Algemene Vergadering werd op 8 mei 1977 te Antwerpen gehouden.
De heren W. Beernink, L.C. Kutsch Lojenga en mr. A.W. van Nes traden af als bestuursleden.
Het hoofdbestuur werd samengesteld als volgt: dr. G.R. Piryns, voorzitter (Vlaanderen); drs. J.J.H. Veltmans, voorzitter (Nederland); drs. L.A.C.A.M. van Ryckevorsel, penningmeester; drs. M. Cantrijn, sekretaris; dr. M. de Vroede, mr. J. Fleerackers, drs. F.W.H.J. Slijpen, dr. J. Theuwissen, L. Vanackere, A. Verthé, J.W. Volleberg, dr. H.W.J.A. Vredegoor en A.W. Willemsen.
De Algemene Vergadering gaf het bestuur opdracht uit te zien naar een gezaghebbend algemeen voorzitter, tevens voorzitter van de Raad van Advies.
In 1976 overleden de heren drs. K.A. Korthals en dr. I.N. Th. Diepenhorst, leden van de Raad van Advies.
De Algemene Vergadering gaf het bestuur opdracht uit te zien naar een aantal persoonlijkheden ter aanvulling van de Raad van Advies.
| |
Boekverspreiding
In 1976 werd voor een bedrag van f 16.000,- (225.000 Bfr.) aan Nederlandstalige boeken verspreid. Het merendeel van dit bedrag werd besteed aan de steun van het onderwijs in het Nederlands in Wallonië.
De boeken werden verzonden naar Indonesië, Zuid-Afrika, Argentinië, Australië en Nieuw-Zeeland, alsmede naar Vlaanderen (cursus voor Franstaligen). Prijsboeken werden verstuurd naar het bestuur van de Stichting Toernooi der Lage Landen, naar Duitsland, Wallonië, Frans-Vlaanderen, Brazilië, Japan en Canada.
| |
Visser-Neerlandiaprijzen
De heer W.M. van Andel uit Den Haag nam als opvolger van de heer Meuwese het voorzitterschap van de Visser-Neerlandiacommissie op zich. Van Vlaamse zijde namen de heren prof. dr. W. Debrock en drs. R. Roels in de commissie zitting.
De prijstoekenning van de V.N.-prijzen '76 luidde:
| |
Culturele prijzen:
Stichting Delta-Cultureel, Veere;
Service d'Animation Culturelle en Langues Germaniques, Braine-le-Comte;
Noord-Zuid Contact Centrum Volksontwikkelingswerk, Den Haag;
Stichting Toernooi der Lage Landen, Mheer;
De Brusselse Post, Brussel;
Comité Amateurtoneel België-Nederland, Moordrecht.
| |
Welzijnsprijzen:
Vereniging Vrienden van de Emiliehoeve, Den Haag;
Nederlandse Cystic Fibrosis Stichting, Leusden;
Vrouwen Overlegkomitee, Antwerpen.
| |
Prijzen voor persoonlijke verdiensten:
Echtpaar Hekman-Damstra, Velsen;
J.J. Dondorp, Hilversum;
drs. Jozef van Overstraeten, Antwerpen;
G.E. Spittael, Eeklo.
| |
Prijzen televisiespelen:
Frits Enk, Den Haag (eerste prijs);
W.J. Jansen, Den Haag (tweede prijs);
Aanmoedigingsprijzen in alfabetische volgorde:
Nel Bakker, Amsterdam;
Yvonne Dillen, Lier;
Gaston Gheuens, Lier
dr. H.A. Voet, Rotterdam.
Totaal aan prijzen f 102.000,- (1.530.000 Bfr.). Uitreiking in de Grote Kerk in Veere op 4 juni 1977.
| |
Neerlandia
‘Neerlandia’ mocht zich zowel naar inhoud als naar verzorging in een goede belangstelling verheugen. De functie van eindredakteur (verscheidene jaren door dr. G.R. Piryns met veel zorg en toewijding waargenomen) kwam te vervallen. Daarvoor in de plaats trad een kernredactie, bestaande uit (alfabetisch) de heren Jan de Graeve, Geert Groothoff, dr. G.R. Piryns en Jan Verdonck.
| |
De werkgroepen van het A.N.V.
Werkgroep basisonderwijs
In het verslagjaar breidde de activiteit van de werkgroep basisonderwijs zich sterk uit. Tal van uitwisselingen van scholen kwamen door toedoen van en met de pedagogische en didactische begeleiding tot stand.
Zo vond een ontmoeting plaats tussen de leerkrachten en de scholieren van de gemeentelijke lagere Boudewijnschool te Kuurne (schoolhoofd de heer J. Decaluwé) enerzijds en de leerkrachten en de leerlingen van de St. Bonifaciusschool te Haaksbergen (schoolhoofd de heer M. Kimmel) anderzijds.
Op 27, 28 en 29 mei waren de jongens en meisjes uit het zesde leerjaar uit Haaksbergen te gast bij hun correspondentievriendjes in Kuurne. De overnachting geschiedde bij de ouders van de kinderen van de gastschool. De uitwisseling verliep volgens een uitgebreid en gevarieerd programma. De kinderen van Haaksbergen bezochten, in gezelschap van de leerlingen en de ouders uit Kuurne, verscheidene bezienswaardigheden van de streek. Een ander deel van het programma behelsde voetbalwedstrijden en een zwemcompetitie.
De gast-leerlingen gaven hun kunnen ten beste op het terrein van de dramatische expressie met een ‘Bonte avond’ voor de gehele schoolbevolking in Kuurne, w.o. de
| |
| |
leerlingen, de leerkrachten, de ouders en de inspectie. De leiding berustte bij de heer Kimmel.
De onderwijskrachten, de inspectie en de schoolhoofden uit Kuurne en Haaksbergen pleegden overleg over het belang van dergelijke initiatieven, alsmede over de diverse aangelegenheden van het onderwijs in Noord en Zuid. Besloten werd in mei-juni 1977 het initiatief te hernemen, maar dan in Haaksbergen. Daarbij zouden dan 60 kinderen, 10 leerkrachten, 2 leden van de inspectie, 2 schoolhoofden en 70 ouders betrokken zijn. In totaal 144 personen.
De betrekkingen tussen het Sint-Jan Berchmanscollege te Merksem (schoolhoofden de heren J. Gys en A. Druyts) en de Louis Buelensschool (schoolhoofd de heer P.C.C. de Bont) in Eindhoven, werden verstevigd.
De basis hiervoor was reeds gelegd in 1975 toen de werkgroep twee studiedagen op 6 juni en 11 november voor de leerkrachten van beide onderwijsinstellingen organiseerde. Er werd een bezoek gebracht aan de betrokken basisscholen ‘in werking’. Aan de hand van een 120-tal vragen, opgesteld door de leerkrachten van beide scholen, werd een eerste vergelijkende studie gemaakt. Men concentreerde zich op de onderwerpen: onderwijsinrichting, leerlingen (klasse) normen, onderricht in de tweede taal en het leerplan. Nadien werden in het verslagjaar correspondentieprojecten in de genoemde scholen uitgewerkt in het vijfde en zesde leerjaar. Met een uitstekend resultaat. Bij deze uitwisseling en de contacten die daarop volgden waren 10 leerkrachten uit Nederland en 24 uit Vlaanderen betrokken, alsmede 1 schoolhoofd uit Nederland en 3 schoolhoofden en directies uit Vlaanderen. In totaal 38 personen.
Inmiddels werden nieuwe plannen ontvouwd voor ontmoetingen tussen onderwijzend personeel. Besprekingen werden gehouden met de leerkrachten van de basisschool St. Mattheus te Galder (schoolhoofd de heer W. Willemsen) en de basisschool St. Thomascollege te Antwerpen (schoolhoofd de heer C. Janssens) over een documentatiecentrum, het leerstofjaarklassesysteem en de ‘individualisatie’ in het rekenonderwijs. In beide scholen werd een begin gemaakt met correspondentieprojecten in de derde graad. Voorbereidingen werden getroffen voor een gezamenlijke sport- en speeldag voor de leerlingen van het zesde leerjaar van genoemde scholen op de Kalmthoutse Heide.
Er werden onderhandelingen gevoerd over de werkzaamheden van de werkgroep met de schoolhoofden en de leerkrachten van de Rijkslagere school te Retie, het Sint Henricusinstituut te Antwerpen, het Sint Pietersinstituut te Gent, met de heer R. Bogaerts te Zolder, de heer R. Laermans te Boutersem en het V.O.C. in Brussel.
Het Nederlandse lid van de werkgroep, de heer P.C.C. de Bont uit Eindhoven, trachtte in Eindhoven en omgeving scholen bij het project te betrekken (inmiddels is dat plan gelukt en werden van 20 schoolhoofden positieve reacties ontvangen).
Tevens werd het plan opgevat in het verslagjaar een vouwblad te ontwerpen (15.000 exemplaren zijn thans gedrukt) en een artikelenreeks samen te stellen ten behoeve van onderwijstijdschriften in Nederland en Vlaanderen.
Onderwerpen zijn de culturele integratie als middel en doel in het basisonderwijs, de doelstellingen van de werkgroep, een uitleg van de doelstellingen van het ANV, een bespreking van het thema pedagogische en didactische verantwoording, concrete uitwerkingen voor de klassepraktijk en de vraag, wie bij de uitwisselingsprojecten worden betrokken.
| |
Werkgroep ‘Onderwijs Nederlandse taal buiten het eigen taalgebied’
In de oorspronkelijke werkgroep ‘Contacten Nederlandstalig-Duitstalig Cultuurgebied’ werd het plan geopperd een bijeenkomst te beleggen van de leraren/leraressen Nederlands, werkzaam aan scholen in de Bondsrepubliek Duitsland. Deze behoefte bestond om een beter inzicht te verkrijgen in de wensen voor het ontvangen van Nederlandstalige boeken en ander lesmateriaal ten behoeve van het onderwijs. Inmiddels was in het verslagjaar een enquête gehouden onder de docenten.
Men kwam tot de slotsom dat het nuttig zou zijn ook de docenten uit Wallonië, Brussel, de Oost-Kantons en Frans-Vlaanderen voor een contactbijeenkomst met hun Duitse collega's uit te nodigen.
Deze bijeenkomst werd gehouden op vrijdag 24, zaterdag 25 en zondag 26 september. Men kwam in het Vormingscentrum ‘De Klinkenberg’ te Rothem-Meersen op vrijdagavond en zaterdagmorgen samen. Op zaterdag en zondag werden de besprekingen voortgezet in het Europahuis te Bemelen. Het geheel stond onder leiding van de voorzitter van de werkgroep drs. A.R.A. Theunissen. De docenten uit West-Duitsland hielden hun werkbespreking onder voorzitterschap van de heer P. Veltjens, de docenten uit Wallonië, Brussel, de Oost-Kantons en Frans-Vlaanderen vergaderden onder leiding van de heer J.P. Gailliez. Een aantal genodigden was verhinderd. Aanwezig waren ongeveer 40 personen, waaronder de heer H. Kellens van het ministerie van Nederlandse Cultuur uit Brussel.
Uit de besprekingen bleek dat het dienstbetoon van het A.N.V. en het ijveren van de werkgroep op bijzonder hoge prijs werden gesteld. De leraren wisselden op de contactbijeenkomst hun ervaringen uit over het lesmateriaal, over de uitwisselingen van scholieren uit steden in Duitsland met gemeenten in Nederland, over de belangstelling van de leerlingen voor het vak Nederlands en over de mogelijkheden de betrekkingen verder aan te halen. Behalve het verschaffen van boeken werd gewezen op het nut van grammofoonplaten bij het taalonderwijs, alsmede op het organiseren van een correspondentie tussen de leerlingen.
Van de kant van de docenten werd aangedrongen op een Nederlandstalig internationaal cultureel beleid, in de vorm van het stichten van culturele ‘huizen’ in het buitenland.
In de vergadering van de docenten uit Wallonië, Brussel, de Oost-Kantons en Frans-Vlaanderen werd de vorming van een onderwerkgroep voor deze gebieden besproken. Daarbij werd betoogd dat wil de medewerking van het A.N.V. aan het Nederlandse taalonderwijs in kwaliteit bij buurlanden de volle uitwerking bereiken met de materiële hulp, ook meer positieve culturele waarden in aanmerking moeten komen. Het komt immers niet zo zeer alleen op de materie aan. Het gaat nog meer om de geest, de bezieling, alsmede het contact, de motivatie en de uitstraling.
Men was overtuigd van een nauwer con- | |
| |
tact met Nederland. De opmerking werd gemaakt dat ook een betrekkelijk kortstondig verblijf in het land, onder beschaafd Nederlandssprekenden, zowel didactisch, als ten aanzien van de motivatie, de taalkennis en de taalvaardigheid van de betrokkenen ten goede komen. Er worden dan verrassende resultaten geboekt die de schoolprestaties vanzelfsprekend overtreffen. Vooroordelen worden wederzijds opgeruimd en vriendschapsbanden gesmeed. Men dacht daarbij zowel aan leraren als aan leerlingen, zowel aan vakantiecursussen - tegen redelijke prijzen - als aan uitwisselingen en hospitatie, zowel aan mensen die gaan en in Nederland worden ontvangen, als aan personen die komen voor animatie op de eigen scholen. Als positieve wensen werden geuit: ruime en adekwate informatie, b.v. door een soort van boek van het jaar, toneel- en luisterspelen, nieuwe kansen tot het bijwerken en activeren van taalvaardigheid, een contactblad met ideeënbank en zo mogelijk een tijdelijke betrekking in het land, op een dienst van de ambassade, zonder verlies van verworven rechten.
Ook in dit gezelschap werd de uitstraling van de Nederlandse cultuur bijzonder belangrijk geacht. Daarbij dacht men aan een cultuurhuis in het buurland, of een gespecialiseerde afdeling op de Nederlandse ambassade met biblio-, dia- en fonotheek. Voorts werden informatiecentra op regentenscholen in Wallonië genoemd, alsmede de wedstrijden voor scholieren als in de trant van ‘Ontdek de topjournalist’.
Onder de aandacht werd gebracht dat de routine en administratieve werkzaamheden, onvermijdelijk aan het beroep verbonden, dikwijls de bezinning en de vernieuwing moeilijk maken. De algemene opvatting luidde, dat wanneer enkele docenten met ervaring en ideeën tijdelijk vrijgesteld worden van hun dwingende taak, om zelf aangepast materiaal te vervaardigen of op te stellen - met behoud van verworven rechten - het taalonderwijs in Wallonië pas echt van de grond zou komen. De wensen voor het ontvangen van boeken en ander lesmateriaal bleken dezelfde in grote lijnen als die van de Duitse collega's.
Het gezelschap maakte een excursie naar het Openluchtmuseum Bokrijk onder leiding van dr. L. Roppe, gouverneur van Belgisch-Limburg. De besprekingen werden afgewisseld met een filmvertoning over de allernieuwste methoden ter verlevendiging van het taalonderricht in het Nederlands, door de heer M. Goethals, wetenschappelijk medewerker aan de faculteit letteren en wijsbegeerte van de Katholieke Universiteit van Leuven. Dr. C. Sluyter uit Eindhoven vertoonde twee films over Frans-Vlaanderen, alsmede de film ‘Eén mond, twee talen’ over de tweetaligheid in Friesland.
Op de slotbijeenkomst werd medegedeeld dat het voorgestelde bedrag dat het ANV voor de docenten in Wallonië e.a. beschikbaar wenst te stellen, besteed zou worden voor de aankoop van lesmateriaal voor het realiseren van een project in 17 scholen.
Elke deelnemer(ster) beloofde het project uit te voeren, waarover in de eerstkomende werkvergadering verslag zou worden uitgebracht.
De groep docenten-Wallonië e.a. verklaarde zich bereid als een afzonderlijke werkgroep op te treden. In de slotbijeenkomst werd door de voorzitter, drs. A.R.A. Theunissen, het voorstel gedaan twee werkgroepen in te stellen, welk voorstel werd aanvaard.
Men kwam overeen de werkgroep docenten Nederlands in West-Duitsland en de werkgroep docenten Nederlands in Wallonië, Brussel, de Oost-Kantons en Frans-Vlaanderen te formeren en vervolgens de bestaande werkgroep ‘Contacten Nederlandstalig-Duitstalig Cultuurgebied’ om te zetten in een werkgroep ‘Onderwijs Nederlandse taal buiten het eigen taalgebied’. In het verslagjaar werd in de betrokken gebieden, waar Nederlands wordt gedoceerd, een enquête gehouden naar behoeften aan lesmateriaal; het aantal scholen waar Nederlands wordt gegeven; hoeveel leerlingen daaraan deelnemen; in hoeverre men over een klassebibliotheek beschikte; of men prijs stelde op uitwisselingen e.d.
Van de contactbijeenkomst werd een verslag samengesteld dat ter beschikking werd gesteld van de deelnemers(sters), de leden van het hoofdbestuur van het ANV, alsmede van de betrokken departementen in Nederland en België en van de autoriteiten in West-Duitsland.
| |
Werkgroep Taalgebruik
Ook in het verslagjaar ondernamen de heer E. Wieme en zijn medewerkers met voort varendheid en een uitstekend resultaat de activiteiten van de werkgroep taalgebruik. Daarbij in aanmerking genomen dat deze werkgroep met beperkte middelen heeft moeten werken. De ondervinding heeft geleerd dat het optreden van de werkgroep in talrijke kringen ernstig werd genomen. De volgende korte opsomming van feiten verschaft een inzicht in hetgeen de werkgroep bereikte.
Er werden 1000 brieven, waaronder 250 herinneringsbrieven, verzonden. Correspondentie werd ook gevoerd met personen en instanties in de Ver. Staten, Zwitserland, Duitsland en Frankrijk. Er kwamen in 1976 in totaal 650 brieven binnen. Bij de Vaste Kommissie voor Taaltoezicht werden 23 klachten ingediend. Ongeveer 95% daarvan werd ontvankelijk en gegrond verklaard. Er werden 15 parlementaire vragen gesteld. Het aantal voorgelegde klachten bij ontmoetingen bedroeg in het verslagjaar 8.
Over het werk van de groep en over de bereikte resultaten en over de voorlichting in het algemeen verschenen in de ‘Gazet van Antwerpen’ 10 artikelen, in ‘'t Pallieterke’ een vraaggesprek, alsmede een publicatie en enkele brieven en in andere dagbladen 10 tot 12 brieven of berichten. De behaalde resultaten werden in ‘Neerlandia’ opgenomen.
Een greep in de belangrijkste dossiers leverde voor het jaar 1976 het volgende op: Paleis voor Schone Kunsten te Brussel en Braille-Liga. In beide instellingen zal er naar gezonde taaltoestanden worden gestreefd, t.w. als ze gesplitst worden, d.w.z. in een autonome Nederlandstalige en Franstalige vleugel.
Ter bereiking van de ‘vernederlandsing’ van het bedrijfsleven en het aannemen van een Nederlandse benaming door sommige bedrijven, bleek positieve medewerking.
Enkele bedrijven hebben reeds een Nederlandse naam aangenomen. Voor deze actie werd steun toegezegd door het Vlaams Ekonomisch Verbond, het Algemeen Christelijk Vakverbond, de Landelijke Bedienden Centrale, de Gewestelijke Ekonomische Raad voor Vlaanderen en drie Gewestelijke Ontwikkelingsmaatschappijen.
Er werden voorts talrijke verbeteringen aangebracht in de Brusselse telefoongids en
| |
| |
gidsen van andere plaatsen. Op het terrein van het vervaardigen van plattegronden en landkaarten bleek dat vele aangeschreven firma's en instellingen bijzonden ijverig meewerkten, evenwel met uitzondering van het Brusselse bedrijf De Rouck.
Gelet op de taaltoestanden in Brussel werden eveneens vorderingen gemaakt. Alle Brusselse grootwarenhuizen voeren thans een tweetalige reklame in hun wekelijkse advertentie- en reklameborden. Afzonderlijke bedrijven werden aangeschreven om dit voorbeeld te volgen. Een bijzondere actie hield verband met het uitsteken van de vlaggen op hoogtijdagen en bij andere gelegenheden. Aan de Algemene Spaar- en Lijfrentekas, de privé-spaarkassen en banken werd verzocht op 11 juli en andere officiële feestdagen van de kantoren in Vlaanderen de vlag met de Vlaamse leeuw uit te hangen. Het resultaat was bevredigend, uitgezonderd bij het Belgisch Gemeentekrediet. Hierover stelde een lid van de Senaat een parlementaire vraag.
Een andere activiteit had betrekking op de mededelingen van adressen door de Vlaamse gemeentebesturen aan het Vlaams Onderwijs Centrum van personen die naar de Brusselse agglomeratie verhuizen. Het bleek dat slechts 20% van de betrokken gemeentebesturen de adressen aan het V.O.C. doorgeven. De werkgroep nam contact op met enkele politieke partijen om bij de gemeentemandatarissen er op aan te dringen hun invloed aan te wenden om van de betrokken gemeentebesturen de medewerking te verkrijgen.
Van de kant van enkele partijen kwam een positieve reactie. Intussen wordt deze actie voortgezet.
Er werd alles in het werk gesteld om het Nederlands als voertaal voortaan te gebruiken in het verkeer tussen de Nationale Maatschappij van de Belgische Spoorwegen en de Nederlandse Spoorwegen. Volgens een uitspraak van de Vaste Kommissie voor Taaltoezicht is de NMBS verplicht de woorden ‘stoptrein, sneltrein’ enz. te gebruiken in plaats van ‘omnibus’ e.a.
| |
Werkgroep ‘Niet-Universitair Hoger Onderwijs’
Deze werkgroep verkeerde, zoals de voorzitter, de heer P. Mulder, het formuleerde ‘nog in een fase van tasten en zoeken’. Toch werden in het verslagjaar enkele initiatieven genomen (inmiddels in 1977 verwezenlijkt) om tot het leggen van contacten en het organiseren van uitwisselingen over te gaan. Er werd een bespreking gevoerd over de mogelijkheid een studiebezoek aan een bedrijf of instelling in Nederland te brengen, een studie te maken van de structuur van het hoger beroepsonderwijs in Nederland en het leggen van een binding met de werkgroep basisonderwijs. Voorts werd aangedrongen op het realiseren van één of meer eindverhandelingen en seminariewerken tea einde een bepaald vakprobleem in een Noord-Zuidkader te behandelen. Er werd ook gevraagd een onderzoek in te stellen bij de scholen of de instituten waaraan de leden van de werkgroep zijn verbonden. Tevens werden aan scholen de doelstellingen van het ANV en die van de werkgroep nader uiteengezet.
De werkgroep voortgezet onderwijs is nog in oprichting.
| |
Werkgroep ‘Ontdek de Top-Journalist’
In het verslagjaar bleek dat de belangstelling van de jongeren van Nederland en Vlaanderen voor de wedstrijd ‘Ontdek de top-journalist’ toeneemt. Van de zijde van de pers en de televisie bleek hiervoor interesse te bestaan. In Nederland gaf de directeur een toelichting op zaterdagochtend in het veel beluisterde VARA-radioprogramma ZO. In Vlaanderen werd de wedstrijd vermeld in de dagbladen - eveneens in Nederland - en werd er tevens via radio en televisie op gewezen. Voor de wedstrijd 1975-1976 bestond de jury uit de heren Gaston Durnez, Lode Hancké, Kees Middelhoff en Jan Verdonck. Naast de hoofdprijzen en ruim veertig eerste en tweede prijzen werden eervolle vermeldingen toegekend. De prijzen bestonden uit bedragen in geld en boeken, door uitgeversmaatschappijen in Noord en Zuid beschikbaar gesteld.
De jury had over het algemeen een zeer positief oordeel over de kwaliteit van de ruim 400 werkstukken die werden ingezonden. Aan enkele werkstukken kon zelfs de kwalificatie van ‘uitzonderlijk goed gehalte’ worden gegeven. De jury rapporteerde dat het opviel hoe weinig verschil in taalgebruik tussen de jongeren van Nederland en Vlaanderen was op te merken. Bij de Vlaamse werkstukken (die ook in dit jaar in de meerderheid waren) trof bovenal de overzichtelijke indeling. Dit hing waarschijnlijk samen met het feit dat, zoals uit de inzendingen bleek, in Vlaanderen veel jongeren door leraren tot het deelnemen aan de wedstrijd waren geïnspireerd. De jury stond echter bij het toekennen van de hoofdprijzen voor een moeilijke taak, gezien het geringe kwaliteitsverschil van de werkstukken die voor een onderscheiding in aanmerking konden komen. Er werd door de jury het volgende opgemerkt: ‘Niet alle deelnemers richtten zich, ondanks de benaming van de wedstrijd, op een journalistieke aanpak. Een klein aantal zond een opstel in dat naar de maatstaven van het onderwijs ongetwijfeld meer dan voldoende was, maar niet in de krant zou passen’.
Gezien het reglement van de wedstrijd had de jury bij haar beoordeling met genoemd verschijnsel rekening gehouden. In haar totaliteit was de wedstrijd qua deelname en naar de kwaliteit voor het ANV een succes. Aan de uitslag werd publiciteit gegeven.
Met inachtneming van de ervaringen van de vorige wedstrijden voor het samenstellen van de opgaven, de publicatie en de verspreiding van het vouwblad, werd in april van het verslagjaar de voorbereiding getroffen van de wedstrijd 1976-1977. Daarvoor werd een beroep gedaan op dezelfde jury.
| |
Andere activiteiten, bemiddeling en medewerking
Op de derde Noord-Zuid-Dag in Essen, op 30 oktober, sprak de heer Cantrijn, als één van de inleiders, over de betekenis, de rol en de inbrengmogelijkheden van de grensoverschrijdende contactorganen bij de bevordering van de integratie Noord-Zuid.
Aan de organisatie van deze dag verleende het ANV medewerking in de vorm van het aanzoeken van inleiders uit Nederland.
In Antwerpen werd een bespreking belegd, door bemiddeling van het ANV, tussen vertegenwoordigers van het Antwerpse Centrum voor Beroepsvervolmaking (ACEBE) en de Stichting Centraal Orgaan van de Landelijke Opleidingsorganen (COLO). Men stelde een onderzoek in naar de wijze waarop de contacten tussen de Nederlandse en de Vlaamse instituten ten aanzien
| |
| |
van het leerlingenwezen en de leercontracten, uitgebouwd kunnen worden.
Op een bijeenkomst van Waalse leraren moderne talen (Nederlands, Engels, Duits) in de Normaalschool van Braine-le-Comte, hield de heer Cantrijn een inleiding over de vraag, wat de Nederlandse cultuurgemeenschap kan ondernemen voor de leraren Nederlands in Wallonië en in de Duitstalige Oost-Kantons. De heer Cantrijn stelde de vraag, waarom noch Nederland, noch Vlaanderen op dit stuk van zaken enige traditie hebben. In dit verband stond de inleider stil bij de huidige functie van het ANV. In het verleden lag voor het ANV de nadruk op het verenigingsleven. Thans wil het verbond met de werkgroepen een bijdrage leveren aan de verwezenlijking van de culturele integratie van Nederland en Vlaanderen. Het laatste betekent het verschaffen van middelen ten dienste van het onderwijs in het Nederlands in de taalgrensgebieden.
Vijftien leraren moderne talen waren op het eind van het verslagjaar, als leerkrachten van de Normaalschool van Braine-le-Comte, te gast in Antwerpen. De bijeenkomst was georganiseerd in verband met de op te richten ‘Service d'Animation Culturelle en langues Germaniques’ in Braine-le-Comte. Het ANV organiseerde deze samenkomst om de docenten in de gelegenheid te stellen zich te beraden over het op te richten animatiecentrum, alsmede om hun Vlaamse collega's te ontmoeten om tot een uitwisseling van ervaringen te komen. Door het ijveren van drs. J.P. Gailliez en de steun van het ANV werden Nederlandstalige toneelopvoeringen door de leerlingen gegeven in Vlaanderen en in Nederland (daarbij vonden ontmoetingen plaats met docenten en leerlingen van de Normaalscholen van Antwerpen en Hasselt en met de Pedagogische Academies van Den Haag en Haarlem-Heemstede).
| |
Steunfonds leraren Nederlands
In het vaandel van het ANV staan het streven naar het behoud en de ontplooiing van de Nederlandse cultuur geschreven.
Die cultuur wordt door de staatsgrenzen geen halt toegeroepen. Het onderwijs in het Nederlands maakt een belangrijk deel van dat streven uit. Hoofdzakelijk in de gebieden langs de taalgrens. In verschillende nummers van ‘Neerlandia’, alsmede in de pers, werd een oproep gedaan giften over te maken aan het ‘Steunfonds leraren Nederlands in de culturele grensgebieden’, waaraan gehoor werd gegeven. Niet alleen bijstand door middel van geld, bestemd voor boeken, pedagogische en didactische hulpmiddelen, is nodig, maar meer nog de morele steun. Immers, de leraren Nederlands in genoemde gebieden zijn bij uitstek de ambassadeurs van de Nederlandse taal- en cultuurgemeenschap.
| |
Nederlands congres
In 1976 werd in een vergadering van het hoofdbestuur in beginsel besloten de gedachte te overwegen een Nederlands Congres te organiseren. Over het tijdstip van een dergelijk congres werd geen beslissing genomen. Er werd voorts van gedachten gewisseld over de opzet en de vraag, wie in eerste instantie voor een bespreking aangaande het plan en de uitwerking uit te nodigen. (De eerste bespreking heeft in februari 1977 plaatsgehad.)
| |
Ambtelijke contacten
In het verslagjaar nam het aantal contacten met de rijksoverheden toe, in beide landen. De algemeen secretaris onderhield contacten met departementsambtenaren in Brussel en de directeur met de ambtelijke instanties in Den Haag. In dit verband werd het ANV ook genoemd in de laatste nota Internationaal cultureel beleid van de Nederlandse ministers van buitenlandse zaken, van onderwijs en wetenschappen en van cultuur, recreatie en maatschappelijk werk. Het contact op ambtelijk niveau in Brussel gaf een grotere bekendheid aan de werkgroepen, eveneens hetzelfde in Nederland werd bereikt. Uit deze contacten zijn (in het jaar 1977) de besprekingen voortgekomen over een hernieuwde subsidieregeling. Dank zij het departement van Nederlandse Cultuur en het bestuur voor Internationale Betrekkingen werd de subsidie aanmerkelijk verhoogd.
| |
De afdelingen
Het bestuur van de afdeling Den Haag nam in het begin van het verslagjaar het initiatief contact te leggen met de heer Eldred G. Maduro, gevolmachtigd minister van de Nederlandse Antillen. Het werd een ontmoeting tussen de minister en de leden van de afdeling in het Antillenhuis. Minister Maduro schetste in een uitvoerige inleiding de cultureel-historische banden tussen Nederland en de Antillen en de rol die het ANV daarin heeft gespeeld.
Er werd in het verslagjaar een bezoek gebracht aan het gebouw ‘Vijverhof’. Voorts werden lezingen gehouden, in samenwerking met de vereniging ‘Oost en West’ over Israël en Formosa. Dr. G. Borgers hield voor de afdeling een inleiding over de persoon en het werk van Arthur van Schendel. Op 6 mei werd de ledenvergadering gehouden.
Van 10 tot en met 13 september vond de traditionele excursie naar Frans-Vlaanderen plaats, waarbij onderweg bezoeken werden gebracht aan Gent en Kortrijk. In Gent werd het gezelschap door de burgemeester ontvangen. De afdeling werkte mee aan het project ‘Over Vlaanderen gesproken’.
De leden van de afdeling Rotterdam konden gebruik maken van een korting op de toegangsprijs van een voorstelling van ‘Orestes’ door het gezelschap van de Koninklijke Schouwburg te Antwerpen.
De afdeling Amsterdam organiseerde in de herfst een bijeenkomst waarop senator Leo Vanackere een boeiende en interessante inleiding hield over Frans-Vlaanderen. Als titel had hij gekozen ‘De Nederlanden in Frankrijk’. In het verslagjaar maakten de leden een rondgang door het Historisch Scheepvaart Museum.
Op 2 april werd de ledenvergadering gehouden.
De afdeling Brussel hield bijeenkomsten met onder meer dr. L. Roppe als inleider over het onderwerp ‘Willem I, Koning van Noord en Zuid’.
Andere onderwerpen die inleiders behandelden waren die over het verleden en toekomst van het protestantisme in de Zuidelijke Nederlanden, alsmede over personen die een plaats in Vlaanderen in de vooroorlogse politieke formaties innamen.
De afdeling Limburg belegde bijeenkomsten met o.m. lezingen over het mensbeeld in onze tijd en o.a. dia's over de Frans-Vlaanderen reis.
| |
| |
| |
Afdeling Kaapstad
Evenals in 1975 mocht de Bibliotheek Kaapstad zich in een groei verheugen. In dat jaar was het aantal boeken 17498, een vermeerdering van 1400 titels vergeleken bij het aantal van 1974. In een verslagjaar worden er weer enkele honderden titels aan toegevoegd. De juiste gegevens (27 mei 1977) zijn op dit moment bij het Verbondskantoor nog niet bekend, wel dat er zich een groei voltrekt. Uit de correspondentie blijkt dat ook in het verslagjaar de verhoging van papier- en drukkosten de bibliotheek voor moeilijkheden plaatste. Niettemin konden in Nederland nieuwe boeken worden aangeschaft. Leiding van bestuur en bibliotheek berustte bij mevrouw D.C.J. Jongens-Jörg.
De boeken worden bekostigd uit toelagen van instellingen en particulieren aan de bibliotheek, alsmede door een toelage van de ‘Kaapse Provinsiale Administrasie’, het instituut ‘Opvoeding buite skoolverband’ en enkele firma's (De firma Barno Plastics die gratis de kaften voor de boeken levert). In het verslagjaar werd op de Boekerij een beroep gedaan door studenten, vooral van de universiteit van Stellenbosch en van de ‘Universiteit van Suid-Afrika’.
In het verslagjaar werden besprekingen gevoerd tussen het bestuur van de afdeling Kaapstad en dat van de Boekerij omtrent regelingen voor gezamenlijke verantwoordelijkheid, afbakening van bevoegdheden en eigen status.
In ‘Neerlandia’ 1976, nr. 2 werd een artikel aan de critische verbondenheid met Zuid-Afrika gewijd van de hand van de heer J.H. Scheps.
| |
Werkzaamheden verbondskantoor
In het verslagjaar werd een begin gemaakt met de opzet van een documentatiecentrum. Daardoor konden ook op een breder terrein informaties worden verschaft. Niet alleen over het doel en de betekenis van het ANV en de verscheidene activiteiten vare de werkgroepen maar ook meer in het algemeen over Nederland en Vlaanderen.
Er werden inlichtingen verstrekt aan de leraren Nederlands in de taalgrensgebieden voor bezoeken aan Nederland (o.m. van een school aan Amsterdam), voor contacten met toeristische instanties zoals voor het inrichten van een tentoonstelling aan een school. Daarvoor werd de hulp ingeroepen van de Voorlichtingsdienst van de Nederlandse Spoorwegen, het Nationaal Bureau voor Toerisme, directies van musea, het Nationaal Belgisch Verkeersbureau, de voorlichtingsdiensten van gemeenten en provincies, culturele raden, onderwijsinstellingen e.d.
Andere inlichtingen hadden betrekking op het schrijven van krantenartikelen en reportages (o.m. de reportages in het Algemeen Dagblad over Frans-Vlaanderen), op het voorbereiden van radiorubrieken (taalonderrichtprogramma NOS) en o.m. op het verschaffen van adressenmateriaal voor bezoeken van particulieren aan Vlaanderen.
Op verzoek werden informaties verschaft aan het Davidsfonds, de BRT, het instituut Benego, de Euregiocommissie Twente e.o., de Stichting Sri Lanka, alsmede enkele departementen van algemeen bestuur en in
sommige gevallen de organen van de politieke partijen in Nederland. Tal van andere informaties hadden betrekking op vragen van particulieren.
Het verbondskantoor verleende in het verslagjaar medewerking aan de Holland Australian Retirement Foundation (HARF) in Melbourne, die met steun van de Australische regering bejaardencentra bouwt voor de Nederlanders die dertig jaar geleden naar Australië emigreerden. Het verbondskantoor werd gevraagd medewerking te verlenen door boeken van particulieren in te zamelen. Daarvoor werd een oproep geplaatst in de Nederlandse pers. Meer dan 10.000 boeken werden op het verbondskantoor bezorgd en naar Rotterdam vervoerd voor verscheping naar Australië.
In samenwerking met het Haags Cultureel Trefpunt (HCT) organiseerde het verbondskantoor mede het project ‘Over Vlaanderen gesproken’ in de vorm van het mede samenstellen van een vouwblad, dat op grote schaal onder de leden van alle bij het HCT aangesloten culturele verenigingen werd verspreid.
In samenwerking met het bureau van de Stichting Zuid-Nederlandse Ontmoetingen organiseerde het verbondskantoor op 5 mei een bijeenkomst van Nederlandse en Vlaamse journalisten in Brussel. In de ochtenduren werd een bezoek gebracht aan het NCC, waar mr. Hugo Weckx een inleiding hield over dit instituut. In het Internationaal Perscentrum werd een forum gehouden over het probleem Brussel. Tevens werd de expositie ‘Reflectie en Realiteit’ bezocht. Ondanks het schriftelijk benaderen van alle Nederlandse dag- en weekbladen was de belangstelling gering.
| |
Administratief steunpunt Vlaanderen
Een bijzonder woord van dank en waardering komt mw. M. Knaepkens uit Merksem toe voor de voortreffelijke wijze waarop zij administratief het Vlaamse ledenbestand beheerde en voor de begeleiding (verslaggeving) die zij gaf aan de werkgroepen.
Drs. CANTRIJN, algemeen secretaris
G. GROOTHOFF, directeur.
Den Haag/Antwerpen, april 1977.
|
|