en het had dus een nationaal belang bij goedkope aankoop, uit Amerika of elders. Dus aanvaardden de Italiaanse afgevaardigden wel eenstemmig, dat er een crisis was, maar ze beoordeelden die alleen maar als ‘ernstig’, ‘verontrustend’ of ‘betreurenswaardig’ - doch zeker niet als ‘manifeste’! Dergelijke gevallen kunnen zich herhalen. Maar ze zullen uitzondering blijven.
Wel is het echter zo, dat elk volk Europa binnenkomt, beladen met eigen interne problemen. Frankrijk zal moeten vechten met de vraag, of het zijn staatsidolatrie zal kunnen handhaven in een plurinationaal bestel, en of de Europese eenwording ook geen aanmoediging zal zijn voor de ethnische minderheden die binnen Frans staatsverband leven. Zeker zijn de felle anti-Europese uitspraken van bepaalde gaullisten - van Michel Debré bijvoorbeeld - voor een deel dààruit te verklaren. Een kwestieus-stellen van de nationale staats-soevereiniteit zal indirect met zich meebrengen, dat ook het interne centralisme (de ‘République Une et Indivisible’...) in het gedrang komt.
Trouwens, de federalisten hebben het verband tussen die twee aspecten steeds gezien (federalisme ‘naar beneden toe’ en federalisme ‘naar boven toe’). Wanneer dus in een volgend stadium de Grondwet voor Europa aan de orde komt, en daarmee de vraag naar een Twee-Kamer-stelsel, zal men zich moeten afvragen of de verscheidenheid binnen Europa alleen die is van een aantal staten: negen, tien, twaalf of meer. En als men die vraag ernstig beantwoordt, zal men zien, dat er veel méér verscheidenheid is dan die, omdat de ethnisch-taalkundige diversiteit óók tot uitdrukking zal moeten komen. Ook Friezen, Basken, Bretoenen, Elzassers, Tirolers enz., enz. zijn, in Europa, ‘samenstellende delen’. Dat wij daarbij tevens aan de Frans-Vlamingen denken, spreekt vanzelf.
Onder de gekozenen uit ons Nederlandse taal- en cultuur-gebied zullen er zeker een aantal zijn, die daarvoor gevoel hebben, met name Friezen en Vlamingen.
Zij kunnen de voortrekkers zijn van een Europees volksnationaal statuut, binnen het kader van de Europese Conventie van de Mensenrechten. Echter, het zou ons verwonderen, als er met name onder de Franse volksvertegenwoordigers veel militante volksnationalisten zouden zijn. Bij de Schotten daarentegen zal men zeker sympathisanten aantreffen en onder de leren zonder twijfel. Het aanleunen van één der beide grote lerse partijen bij... de Franse gaullisten, zal dan blijken een volstrekte vergissing te zijn geweest, een besluit, gebouwd op een fictie. Misschien vindt men nog een lid van de Südtiroler Volkspartei, die zich bij zulk een ‘intergroupe’ kan aansluiten.
Men begrijpe ons wel. Het zou rampzalig zijn, als degenen die voor dit aspect van zaken het meest warmlopen, zich daartoe zouden bepalen. Rampzalig, indien de zaal zou leeglopen als bijvoorbeeld een Vlaming het woord nam en men zou denken, dat die man of vrouw ‘natuurlijk weer over de Vlaamse kwestie kwam zeuren’. Neen, juist degenen die onpopulaire voorstellen doen, moeten zich als volledig-aanvaarde collega's doorzetten, op wier mening wordt prijs gesteld, ook als er over andere kwesties wordt gesproken. Ze mogen in geen geval als maniakken worden beschouwd. Maar het ‘Europa der Volken’ moet toch in hen een spreekbuis vinden, opdat alle onderdrukte groepen kunnen zien, dat de groeiende Federatie géén zaak is van deftige top-managers, maar wortelt in het volksleven, zoals het zich verzet tegen gelijkschakeling.
Aansluitend bij deze overweging kan besloten worden met een kanttekening die vandaag al uiterst actueel is in de Belgische openbare mening: de kwestie van de ene of tweeledige kiesomschrijving.
Het is emotioneel volkomen te begrijpen, dat de nationaal-Vlaams denkenden zich instinctief uitspreken voor de tweede formule. Niet als ‘Belgen’ maar als ‘Vlamingen’ willen zij Europa binnengaan. Bovendien willen zij vermijden, dat de franskiljonse minderheid in Vlaanderen zich, eens te meer, van haar Vlaamse omgeving zou afscheiden door spectaculair te stemmen voor Walen of Franssprekende Brusselaars. Men is bereid, de naar Wallonië of Brussel geëmigreerde Vlamingen daarvoor desnoods af te schrijven.
Nog eens: zulk een reactie is volmaakt begrijpelijk. Toch heeft de Unie van Europese Federalisten-België, die overwegend uit Vlamingen bestaat, zich daartegen verklaard. Natuurlijk is ze steeds de pleitbezorgster geweest van het ‘Europa der Volken’. Natuurlijk spreekt ze zich, in haar stellingname, allerminst uit voor een unitair België. Maar ze staat op het standpunt, dat men van de historische gebeurtenis die de Europese verkiezingen kunnen worden, geen intern-Belgische krachtmeting moet maken.
Niemand ontkent meer het bestaan van een nationaal-Vlaamse identiteit of van een Waalse. Maar het is de vraag, of deze kwestie op dit ogenblik hier aan de orde is, ja, of men de supranationale betekenis van de verkiezingen niet in het gedrang brengt door de Belgische controverse zó centraal te stellen. Trouwens, als men dit standpunt wil doordenken, komt men tot vreemde consequenties. Moeten dan Basken uitsluitend kunnen stemmen voor Basken en Tirolers voor Tirolers, Schotten alleen voor Schotten en Bretoenen voor Bretoenen alleen? Dat zou betekenen, dat ze, om partiële redenen, hun stem zouden geven