Geschiedenis van een monumentaal bouwwerk
Het is zeker niet ‘zo maar’, dat het Algemeen Nederlands Verbond de Grote Kerk van Veere heeft uitverkoren als plaats waar de Visser-Neerlandiaprijzen-1976 worden uitgereikt. Geografisch stemt het algeheel overeen met de nadruk, die het ANV legt op het cultureel samengaan van Nederland en Nederlandstalig België. Walcheren is een stapsteen in de Zeeuwse waterwereld tussen Holland en Vlaanderen. Een trait d'union zouden we het ook kunnen noemen, omdat het in menig opzicht - bijvoorbeeld wat de bouwkunst betreft - beide landen verbindt. Het zijn veelal Zuid-Nederlandse bouwmeesters geweest, die hier indrukwekkende monumenten schiepen als het Middelburgse raadhuis en de Veerse kerk: hoge gestalten in de mooiste Nederlandse stadssilhouetten.
Een historisch decor
Veere - de naam altéén al, zo licht en gracieus, je blaast ertegen en het zweeft wiegelend op, schommelt en zwenkt in de zeewind, om dan ergens neer te zijgen zonder de grond te raken. Een droombeeld boven het Veerse Meer, met de forse torenklomp, een fijn toegespitste minaret, een molengestalte hoog op een wal, een groep lage daken - zo zien wij Veere van verre. In het stadje zelf lijkt alles nog op wat het een jaar of zestien geleden was, toen de zilte Scheldemond met een caissondam gesnoerd werd en het zeegat gedegradeerd tot zoetwatermeer. Smalle straatjes tussen bakstenen muren, hobbelig plaveisel, een romantisch grasplein voor het bordes van het stadhuis met z'n speeltoren die muziek van klokken rondstrooit. Alles in Veere is klein, met uitzondering van de kolossale kerk van de Mechelse architecten Anthony en Bombout Keldermans in de late middeleeuwen. Reusachtig rijst hij op, de verbazingwekkende toren waarvan de spitsboogvensters zijn dichtgemetseld en van smalle rechthoekige raamrijen voorzien. Het is nog maar enkele jaren geleden, dat de vele vrienden van Veere erg bezorgd waren over het lot van dit uitzonderlijke gebouw. In de loop van zijn geschiedenis heeft het veel moeten doorstaan: brand en bombardement, verheffing en vernedering. Protestanten maakten van het Maria-heiligdom een pakhuls, Napoleon gebruikte het als militair hospitaal - met liefst vier verdiepingen, waardoor karakteristieke bouwelementen verloren gingen - en weer later diende het als provinciaal werkhuis voor bedelaars.
In onze eeuw begon de kerk dermate te vervallen dat zelfs gevaar van afbraak dreigde. In de dagen van de afsluiting van het oude Veersche Gat - toen de vissersschuiten de haven voorgoed gingen verlaten om plaats te maken voor pleiziervaartuigen - werden in het kerkruim antieke boerenwagens tentoongesteld. Er kwamen nogal wat mensen naar kijken en misschien was dit heel goed, want daardoor gingen velen ogen open voor de mogelijkheid om het enorme monument, dat als kerkgebouw voor de eredienst al lang niet meer bruikbaar was (veel te groot voor een handjevol kerkgangers), een heel nieuwe bestemming te geven, nl. als cultureel centrum van het Nederlands-Vlaamse delta-wereldje.
De Vereniging Vrienden van Veere heeft er zich met geestdrift voorgespannen. Nauwe samenwerking ontstond tussen deze VVV, de Rijksgebouwendienst en de Rijksdienst voor de Monumentenzorg. Er werd een stichting in het leven geroepen, die de nodige subsidies wist los te krijgen. Midden in het Monumentenjaar '75 werd toen de Veerse ‘dom’ het toneel van een grootscheepse manifestatie: de tentoonstelling