Belgische en Nederlandse economie blijven mekaar aanvullen
‘Er blijven belangrijke krachten het handelsverkeer tussen Nederland en België in de hand werken’.
Dat stelde de Gouverneur van de Nationale Bank van België, de h. Cecil de Strycker (61) tijdens een zakenlunch van de Belgisch-Nederlandse Vereniging te Antwerpen.
Voorzitter van de B.N.V., graaf Daniël Le Grelle leidde de gastspreker in en overliep diens carrière bij de Nationale Bank. De h. de Strycker kwam er vlak na de oorlog, in 1945, in dienst. In 1971 werd hij vice-gouverneur en sinds 1975 staat hij aan het hoofd van de bank.
Gouverneur de Strycker handelde in zijn gelegenheidstoespraak over de complementariteit tussen Belgische en Nederlandse volkshuishoudingen. Spreker vertrok van de periode voor de tweede wereldoorlog.
Nederland beschikte toen reeds over een goed uitgebouwde handelsvloot. Het land kon tevens rekenen op land- en tuinbouw en op veeteelt. Nauw verbonden met deze, voor de economie zeer belangrijke takken, groeiden er scheeps- en machinebouwbedrijven naast allerhande fabrieken in de sector van de voedingsmiddelenindustrie.
België kende een grote industriële ontwikkeling. De aanwezigheid van steenkool in de Belgische ondergrond speelde daarbij een rol, vooral dan voor de metaal- en metaalverwerkende nijverheid. Ook de textielnijverheid, de diamanthandel en -bewerking in het Antwerpse en de non-ferro-bedrijven in de Kempen waren belangrijk. Ingevolge de verscheidenheid tussen Noord en Zuid was er een intensief handelsverkeer ontstaan. De Nederlandse en Belgische huishoudingen vulden mekaar goed aan.
Alhoewel de toestand thans helemaal anders is, blijven de Belgische en de Nederlandse economie mekaar completeren, zo bewees de h. de Strycker.
Na de oorlog kwamen er nieuwe vestigingsfactoren. Het beschikbaar zijn van geschoold personeel ging een belangrijke rol spelen. Zowel België als Nederland konden geschikte arbeidskrachten leveren.
Bovendien waren beide landen gunstig gelegen en hadden ze een goede infrastructuur. Gelijksoortige bedrijven gingen zich daarom zowel in Noord als in Zuid vestigen. Dat was zo het geval voor petrochemische firma's.
Ondanks de nieuwe tendens blijft het handelsverkeer belangrijk. Als reden daarvoor noemde spreker onder meer de hogere behoeften van de verbruikers aan goederen en diensten. In België zijn bijvoorbeeld Nederlandse jenever en sigaren in trek, terwijl de Nederlanders hun huizen graag inrichten met Belgische meubels en af en toe een reisje naar de Ardennen de moeite waard vinden.
Gouverneur de Strycker haalde er ter staving van zijn stelling enkele cijfers bij:
België betrekt 17 t.h. van zijn import uit Nederland, terwijl eveneens 17 t.h. van de Belgische export naar Nederland gaat. Van de Nederlandse export is 14 t.h. voor België bestemd. Nederland betrekt anderzijds 12 t.h. van zijn import uit België. De h.C. de Strycker pleitte voor een vrij verkeer van goederen, diensten en kapitalen, om het bestaande handelsverkeer tussen Noord en Zuid in stand te houden.
R.D.C.