Is pacificatie mogelijk?
Deze bijdrage is de tekst van een toespraak van lic. H. Maes n.a.v. de 400e verjaring van de Pacificatie van Gent, tijdens de jaarlijkse bijeenkomst van de Marnix-ring, in de Pacificatiezaal van het Gentse stadhuis.
Beweren dat men te Gent de Pacificatie van Gent herdenkt is een open deur instampen. Immers sedert 8 september 1976 is er een indrukwekkende reeks van manifestaties aan de gang: toespraken, feesten, concerten, niet het minst het wetenschappelijk colloquium.
Op 8 september opende men, in prinselijke aanwezigheid, in deze zaal, de pacifikatiezaal, de reeks herdenkingsmanifestaties. En ik wil bij deze gelegenheid niet voorbijgaan aan de toespraak van Prof. Van Caenegem, die dag, van op deze plaats, gehouden. In een grootse historisch-synthetische visie trok hij een lijn van de middeleeuwen naar vandaag, het begin van het laatste kwart der 20ste eeuw. In die 5 eeuwen overspannende visie zag hij één evolutie, van vorstelijke almacht en van kerkelijke gedachtendwang naar demokratische vormen, afschaffing, of tenminste beperking van de absolute monarchie, oprichting van nieuwe staten, of toch nieuwe staatsstructuren, het vrijvechten van gedachtendwang naar pluralisme en tolerantie.
Die 5 eeuwen evolutie werden, volgens Prof Van Caenegem gedragen door 5 revoluties: de opstand der Nederlanden tegen Spanje in de 16de-17de eeuw; de dubbele revolutie tegen de Stuarts in Engeland in de 17de eeuw; de Russische revolutie in de 20ste eeuw, die wel een heel eigen resultaat had, maar evenzeer wortelde in de strijd tegen de tsaristische almacht.
Wijzen we er meteen op dat de demokratische tendens in de Nederlanden reeds oeroud is en zelfs een basis was voor de protestantisering, en anderzijds door de protestantisering nog versterkt werd. Toen koning Boudewijn, bij zijn officieel bezoek aan Groot-Brittannië, Engeland roemde als de moeder der Europese demokratie, antwoordde de Lord Mayor van Londen dat de Engelse steden hun demokratische zin geleerd hadden van de Vlaamse steden en van de Vlaamse mensen die in de 13de en 14de eeuw naar Engeland waren uitgeweken; was Engeland de moeder van de demokratie, dan was, volgens de Lord Mayor, Vlaanderen de grootmoeder.
In de geschiedenis van de opstand der Nederlanden tegen Spanje, een 80-jarige oorlog, is de pacificatie een groot moment geweest: een poging om over de tegenstellingen heen toch nog samen te blijven: men wou over de ‘offensien en misdaden’ die in beide kampen gebeurd waren heen, ‘vriendschap en vrede’ onderhouden, om Spaanse en andere vreemde soldaten uit het land te verdrijven. Die poging werd opgezet door ruimdenkenden, verdraagzamen, vooruitzienden. Ze mislukte uiteindelijk door de fanatici, de kortzichtigen, degenen die eerst aan hun klein onmiddellijk belang dachten.
Een poging om over de tegenstellingen heen samen te blijven, veronderstelt 1o dat men aanvaardt dat er tegenstellingen zijn, die niet noodzakelijk moeten opgeruimd of weggewerkt worden; 2o dat er voldoende bindingen bestaan buiten die tegenstellingen.
Wij aanvaarden dat er tegenstellingen in onze maatschappij bestaan. Volwassenen kunnen - beter dan jonge mensen - in het verloop van hun eigen leven vaststellen dat ‘alles anders wordt’; de samenstelling, de structuur, de ordening van onze maatschappij verandert. Die verandering gebeurt voortdurend - meestal onmerkbaar op het ogenblik zelf - vaak pas merkbaar als we met afstand kunnen terugblikken en vergelijken. Daarom is het dat, precies de ouderen de veranderingen beter zien dan de jongeren.
Dat betekent meteen dat elke nieuwe generatie die bewust wordt van zichzelf steeds met een intussen veranderde maatschappij geconfronteerd wordt, dus op een veranderde maatschappelijke structuur reageert en dus anders reageert. Soms gebeurt dat veranderen snel, soms traag. Soms gebeurt het reageren daarom rustig, soms brutaal.
Maar het reageren - de interactie van de ene generatie op de andere, is een constante in de evolutie van de maatschappij. We noemen het nu contestatie. Ik durf voorop stellen dat er altijd contestatie geweest is - zij het dan ook altijd in andere vorm. Ik durf het zelfs scherper stellen en zeggen dat die contestatie, of hoe men het ook wil noemen, het kritisch staan tegenover de gevestigde orde, tegenover het establishment, een motor is - en een noodzakelijke motor, in de ontwikkeling van de maatschappelijke verhoudingen. Dat dergelijke ontwikkeling met horten en stoten gaat is vanzelfsprekend; dat ze steeds aan gang is, bewust of onbewust, opzettelijk of onopzettelijk, is een feit. Er zijn steeds drie generaties die hun oordeel erover hebben: de ouderen, de middenste generatie en de jongeren: onze ouders, wij, en onze kinderen. Dat zijn dan reeds drie verschillende appreciaties.
Er zijn perioden waarin die contestatie acuut is - er zijn perioden waarin zij passief is - en dat hangt