Opiniepeilingen in Nederland
De verkiezingen voor de leden van de Tweede Kamer der Staten-Generaal in Nederland zijn nog lang niet in 't zicht. Eind mei 1977 pas, gaan de stembureaus open. Niettemin zijn er in de afgelopen weken twee opinie-peilingen gehouden, alsmede werd er gestemd voor de samenstelling van de Agglomeratieraad Eindhoven. De uitslagen van de twee opiniepeilingen dekten elkander niet. Nu behoeft het laatste geen verbazing te wekken, want er wordt zelden een prognose gemaakt die met de werkelijkheid achteraf overeenstemt. Daarvoor zijn er te veel onzekere factoren in het spel. De uitslag in Eindhoven is ook geen betrouwbare aanwijzing hoe het over een half jaar zal zijn met de partijverhoudingen. Slechts 55 percent van de kiezers in Eindhoven kwam op. Daarbij dient men te bedenken, dat de agglomeratieraad zich hoofdzakelijk bemoeit met planologische vraagstukken en milieubeheer. Het is nimmer na te gaan, of men zich bij het uitbrengen van zijn stem in Eindhoven heeft laten leiden door de landelijke vraagstukken, als bestrijding van de inflatie, het terugdringen van de werkloosheid, de discussies rond het abortusprobleem, of de inhoud van de partijprogramma's.
De eerste van de twee genoemde opiniepeilingen werd in opdracht van de AVRO georganiseerd, de tweede door de VARA. In beide gevallen bleek dat de bestaande verhoudingen zich zullen wijzigen. Alleen de percentages van de twee enquêtes liepen uiteen. Wel voorspelden beide onderzoekingen winst voor de VVD (liberale partij). Volgens de enquête van de AVRO kon het CDA (Christen Democratisch Appèl; de combinatie van KVP, ARP en CHU) rekenen op 28 percent van de kiezers, volgens het VARA-onderzoek op 34 percent, terwijl de drie partijen bij de Kamerverkiezingen van 1972 een percentage van 31,3 behaalden.
De progressieven (P.v.d.A., PPR en D'66) kregen bij de AVRO-telling 37 percent, volgens de VARA-enquête 30 percent en bij de Kamerverkiezingen van 1972 totaal 36,4 percent. De VVD kreeg op de AVRO-lijst 21,3 percent, bij de VARA-telling 25,1 en 14,4 percent bij de laatste Kamerverkiezingen. Het merkwaardige is, dat de peiling van de VARA een veel minder gunstig resultaat voor de progressieve partijen te zien heeft gegeven dan het onderzoek van de AVRO. De enorme winst van de VVD volgens de VARA-enquête was aanleiding voor vooraanstaande politici in Den Haag om te spreken van een ‘politieke aardverschuiving’. De kleine partijen zouden dermate verlies lijden, dat bv. de Boerenpartij met thans 3 zetels in de Kamer van het politieke toneel zou verdwijnen, alsmede de Rooms-Katholieke Partij Nederland met één zetel. Het Gereformeerd Politieke Verbond en de Staatkundig Gereformeerde Partij zouden zich kunnen handhaven. De CPN (Communistische Partij Nederland) zou de 2 zetels behouden, evenals de PSP (Pacifistisch Socialistische Partij). Vat men de uitslagen van de beide opiniepeilingen samen, dan zouden volgens het AVRO-onderzoek de drie christen-democratische partijen ruim 3 percent verliezen en de progressieven een vooruitgang boeken. Volgens de VARA-peiling zouden de progressieven verliezen (van 36, 4 percent op 30 percent) en de christen-democratische partijen een winst maken. De AVRO-uitslag gaf aan de VVD een winst van 6,9 percent. De VARA-enquête voorspelde de VVD 10,7 percent winst.
Nog moeilijker is het te voorzeggen welke partijen elkaar zullen vinden voor het formeren van een kabinet. De AVRO-peiling vermeldde nadrukkelijk dat de wens van de kiezers zou uitgaan naar een combinatie van de progressieve partijen met het CDA. Een verbond van CDA en VVD werd niet veel kans gegeven. Inmiddels hebben de verschillende partijen bij monde van hun partijbesturen, bewindslieden en fractieleiders enkele meningen aan de openbaarheid prijsgegeven. In een ontwerp-resolutie
van P.v.d.A. en PPR werd de deelname aan een regering
alleen dan aanvaard, wanneer deze progressieve combinatie de meerderheid zou behalen. In de kringen van deze partijen heeft deze opvatting verschillen van meningen doen ontstaan. Maar op het moment dat wij dit schrijven heeft men elkander gevonden. Behalve de twee opiniepeilingen geeft ook de uitslag van de verkiezing van de Agglomeratieraad in Eindhoven ongeveer een gelijk beeld weer; een winst voor de VVD, maar ook voor het CDA.
***
Er zijn meer cijfers en statistieken die de Nederlanders in deze maand met belangstelling bestuderen. Het zijn de gegevens omtrent de sterkte van de ledenaantallen van de omroeporganisaties. Minister mr. H.W. van Doorn van CRM heeft het plan om het erkende lidmaatschap van een omroeporganisatie los te koppelen, zowel van de omroepbijdrage als van het abonnement op een omroepblad. Zoals de regeling thans geldt, wordt de verdeling van de zendtijd bepaald door het aantal leden dat een omroep telt; in feite zijn dat degenen, die een abonnement hebben op een programmablad en die, los van een programmablad, lid zijn. Voorwaarde is dat beide groepen ook de omroepbijdrage betalen. De minister wil een duidelijk gemotiveerd lidmaatschap. Een abonnement alleen acht hij onvoldoende. Een KRO-lid moet dus kenbaar maken dat hij ‘achter het nut van een katholieke omroep’ staat, hetzelfde wordt gevraagd van een socialist voor de VARA. Het is duidelijk dat de omroepverenigingen die op een levensbeschouwelijke, of politieke, basis stoelen gevoelige verliezen zullen ondergaan. De AVRO en de KRO zouden de helft van hun aanhang verliezen, de VARA zou 10 percent inkrimpen, de TROS en de NCRV zouden 25 percent van hun leden missen. De EO (Evangelische Omroep) zou met 50 percent stijgen en de VPRO (Vrijzinnig Protestantse Omroep) twee en een half maal zo groot worden. De vraag is thans of de voorstellen van minister Van Doorn de instemiing van het parlement zullen verkrijgen.
GEERT GROOTHOFF