| |
| |
| |
Uitwisseling in de dagelijkse klassepraktijk
Aansluitend bij zijn algemene beschouwingen in het artikel: ‘De basisschool, een basis voor de integratie’, geeft de heer Decaluwé, lid van de werkgroep ‘Contacten basisonderwijs’, een aantal didactische wenken voor de practische uitvoering van uitwisselingsprojecten. Voor onderwijzers die hiermee bezig zijn, of eraan denken, een spoorslag en een bron van inspiratie.
Natuurlijk is wat hier volgt niet ineens te verwezenlijken en niet voor elke klas/school te bereiken.
De enige bedoeling is: veel mogelijkheden tonen, waaruit wellicht een passende keuze kan gedaan worden en eventueel te suggereren, dat die mogelijkheden zeker nog kunnen aangevuld worden.
Wie echter alles langzaam laat groeien, een kans laat krijgen, bereikt ongetwijfeld na enige tijd een behoorlijk resultaat. Even proberen en kijken wat er mee te doen is!
| |
Moedertaal
Op dit gebied krijgen wij wel de belangrijkste mogelijkheden. De taal van de brieven ligt immers volkomen op het niveau van de kinderen en heeft hun volle belangstelling.
| |
Begrijpend en stil-lezen:
a) | De ontvangen brieven worden eerst door de correspondent(e) stil gelezen, met de uitdrukkelijke bedoeling goed de inhoud ervan te achterhalen. |
| |
b) | Woorden, uitdrukkingen, zinnen, die niet of onvoldoende begrepen worden, kunnen tijdens het lezen genoteerd worden; dit om ze achteraf te kunnen behandelen. |
| |
Spreken
a) | Van bepaalde niet begrepen woorden en uitdrukkingen kan in een woordenboek de betekenis opgezocht worden en dan wordt de meest passende betekenis door een kort gesprekje in de zin uit de brief ingeschakeld; dus door mondeling taalgebruik de betekenis laten aanvoelen. |
| |
b) | Komt er in een brief een niet begrepen uitdrukking voor, die niet in het woordenboek te vinden is, dan wordt er door een kort leergesprek gepoogd toch de betekenis te achterhalen. Lukt dit nog niet, dan wordt eenvoudig gesuggereerd in een volgende brief om uitleg te vragen. |
| |
c) | Klassegesprek over de inhoud van de brieven: welke onderwerpen worden er in behandeld? Over welke personen en toestanden en gebeurtenissen gaat het? Is dat te vergelijken met deze bij ons? Waar wordt ginder veel belang aan gehecht? |
| |
Voordrachtslezen:
a) | Elke leerlinge(e) leest de ontvangen brief op de best mogelijke manier voor de hele klas voor (toon, uitspraak, duidelijkheid enz.). |
| |
b) | De brief met de beste inhoud, zinsbouw en taalschat wordt als leestekst genomen voor de hele klas. |
| |
Stellen:
1. | Stijlwaarneming: a) uit de ontvangen brieven halen: goede inleidingen, goede wijzen om vragen te stellen en om uitleg te verzoeken, goede indeling in alinea's, goede wijze van begroeten, goede manieren om vragen te beantwoorden, goede slotformules, goede manieren om duidelijk te maken wat er nog meer in de envelop steekt;
b) passende en trefzekere woordenschat noteren; van bij ons afwijkende woorden en gezegden noteren. |
| |
2. | Het stellen zelf: a) de verschillende soorten brieven leren onderscheiden: brieven om je voor te stellen, brieven om relaas over iets uit te brengen, brieven om gewone omstandigheden te vertellen, brieven ter gelegenheid van bepaalde feesten, brieven om te feliciteren, brieven om te bedanken, brieven om uit te nodigen, brieven om zich te excuseren ... b) de vorm van een brief leren zien: aanspreektitel, inleiding, middengedeelte, slot c) hoe een adres behoorlijk op een enveloppe schrijven? d) de grote moeilijkheid is en blijft: de kinderen kunnen zich zo moeilijk indenken ‘zal hetgeen ik hier nu schrijf wel behoorlijk overkomen bij mijn correspondent(e)’? |
Het is immers niet omdat de steller zelf goed verstaat wat hij schrijft, dat de geadresseerde het daarom zal begrijpen; dat ervaren de kinderen als moeilijkheid gauw genoeg, wanneer de correspondent(e) onverwacht om uitleg over iets vraagt; maar ze vinden er daarom nog niet altijd de goede oplossing voor.
| |
Taalzuivering:
a) | Dat is niet enkel het verrijken van taalschat en woordenschat, maar al evenzeer het goede gebruik en het juiste gebruik van woorden en uitdrukkingen; het vermijden van slechte Zuidnederlandse en dialectische vormen. |
| |
b) | De waarde en de onwaarde van de dialecten in het Nederlandse taalgebied leren ontdekken en aanvoelen. Dat kan natuurlijk het best bij het uitwisselen zelf, als er veel met elkaar gesproken wordt. |
| |
Spraakkunst:
Woordontleding: om te kunnen inzien dat een bepaald woord als passend/niet passend zelfstandig naamwoord, werkwoord, bijvoeglijk naamwoord, bijwoord enz. gebruikt werd, moeten de leerlingen goed weten wat voor een soort woord het nu juist wel is. Waarom dus niet eens zinnen uit de brieven gebruiken om er de woordsoorten mee aan te leren?
Zinsontleding: weeral om te kunnen inzien dat een bepaald zinsdeel al dan niet passend en op zijn plaats werd gebruikt, moeten de leerlingen inzicht hebben in de zinsstructuur. Dus: weerom zinnen uit de brieven halen om die te ontleden.
| |
Spelling:
Zonder daar nu alle waarde te gaan aan hechten, blijkt toch, dat een ernstige afspraak als de spelling nu eenmaal is, toch zo goed mogelijk moet geëerbiedigd worden.
| |
Aardrijkskunde
Het is heel normaal, dat er met de brieven ansichten, foto's enz. over de gemeente en de streek meegaan en dat die pogen te tonen hoe de gemeente en de streek er uit zien. Daaruit kan, met een klassegesprek of in de vorm van groepswerk, veel geleerd worden, dit dan over de aardrijkskundige aspecten van die streek: industrie, landbouw, bos, wateringen, bouwwijze van de woningen, aanleg van de wegen ...
| |
| |
Er kunnen ook kaartjes van de provincie en van het land uitgewisseld worden en besproken. Is b.v. het thema ‘reliëf’ aan de beurt, dan worden reliëfkaarten met eventueel passende foto's uitgewisseld en besproken.
Hoeveel en welke producten gebruiken wij bij ons, die van ginder komen? Nezo-zout, Storkpompen, electrische droge batterijen en cellen enz.
Uit de beroepen van de ouders kan veel opgemaakt worden betreffende het leven in die streek.
Natuurlijk biedt de reisroute, die bij het uitwisselen gevolgd wordt, rijke kansen om de verschillende landschappen te tonen en om aan kaartlezen te doen.
| |
Geschiedenis
Voortdurend bieden geschiedenislessen, zelfs op de klassieke manier gegeven, aanknopingspunten om de verbanden te leren zien in het verleden van Noord en Zuid. De ‘Lage Landen bij de Zee’ hebben toch nog altijd een gemeenschappelijk historisch en cultureel verleden.
Wordt in de geschiedenislessen per thema gewerkt, dan blijven de tref- en raakpunten even talrijk: b.v. textiel in Vlaanderen en in Twenthe hangen op een bepaalde wijze samen.
Uit de dialecten is veel over de historische achtergrond te halen: Frankische, Saksische en Friese invloeden zijn meer dan eens duidelijk aan te tonen.
Bij het uitwisselen wordt natuurlijk van de gelegenheid gebruik gemaakt om in de gemeente en de streek historische monumenten te bezoeken en weeral verband te leggen met het geheel der ‘Lage Landen’.
Evenzo op de reisroute bij het uitwisselen: daar komen onvermijdelijk plaatsen voor, die historische waarde hebben en dan meestal wel gemeenschappelijke historische waarde.
| |
Handvaardigheid
Dat wordt hier dan zo ruim mogelijk beschouwd: schilderen, tekenen, kleuren, knippen, knutselen enz.
Zelf het uitwisselingscadeautje bedenken, ontwerpen en maken doen de kinderen met ongehoorde geestdrift en ‘vakbekwaamheid’, best in groepswerk!
De brief op een passende wijze versieren en kleuren: stijlvol, aanvoelen wat kan en mag en wat esthetisch verantwoord is.
Onderliing knipwerkjes, tekeningen enz. uitwisselen over Sinterklaas, Kerstmis, Pasen, de kermis enz.
| |
Zang
Streekliederen: een goed lied, dat de eigen aard van de streek van de correspondentieschool treffend naar voren brengt, leren alle kinderen graag zingen.
Als je het dan zover krijgt, dat er een ‘gemeenschappelijk’ lied gedicht en getoonzet wordt, en dat het in de smaak valt, dan zal je ze nog nooit met meer geestdrift hebben horen zingen.
Liederen voor een gemeenschappelijke Eucharistieviering willen ze natuurlijk opperbest kennen.
| |
Lichamelijke opvoeding
Wanneer er bij het uitwisselen aan sporten gedacht wordt - voetballen, zwemmen, hardlopen, enz. - dan is er geen betere motivatie denkbaar dan juist dat sportieve treffen België-Nederland. Daarvoor gaan ze echt oefenen en zich inzetten.
Dit alles is maar een soort ‘revue’ van de mogelijkheden, die er zeker in zitten. Ongetwijfeld zijn er nog veel meer en veel andere. Kwestie is: aanpakken, zoeken, uittesten, beproeven en zeker ook onderlinge afspraak tussen de beide scholen. Wie waagt er zich aan?
G.A.J. DECALUWE
Schoolhoofd - Kuurne
Wenst U inlichtingen over de werkgroep ‘Contacten Basisonderwijs’ van het A.N.V.? Wendt U tot de heer L. Knaepkens, voorzitter van de werkgroep, Beeckmansstraat 6, 2060 Merksein (België).
|
|