In Nederland stapelen de problemen zich op
Het is geen prettige bezigheid dagelijks de Nederlandse kranten door te nemen en 's avonds te zien wat er op het televisiescherm verschijnt als het voornaamste nieuws uit eigen land. Het ene is nog verdrietiger en rampzaliger dan het andere.
Ondanks enkele hoopvolle voorspellingen blijft het economisch klimaat somber en dreigend. De Nederlandse economie zit volkomen in het slop. De inflatie holt verder en als gevolg daarvan neemt de werkloosheid dagelijks toe. Er gaat geen dag voorbij of het regent klachten uit het kamp van de werkgevers en de vakbeweging. De regering houdt de vinger aan de pols, maar kan nu eenmaal ook geen ijzer met handen breken. Hoogstens is men in staat op bepaalde punten een tikkeltje bij te sturen, maar op een inperking van de steeds zich verslechterende economische situatie heeft het weinig invloed. Wie niet inziet dat het mis loopt met een voortdurende inflatie en het zich uit de markt prijzen van de arbeid, die zo duur is dat hij niet meer loont, moet wel ‘ziende blind en horende doof zijn’, schreef de president van de Nederlandse Bank, dr. J. Zijlstra onlangs in zijn jaarverslag. Niemand zal dr. Zijlstra tegenspreken. Het zou ook onverstandig zijn, want de nood is hoog gestegen in honderdduizenden Nederlandse gezinnen.
De zorgen van de werkgevers zijn niet minder. Het is nauwelijks mogelijk een bedrijf gaande te houden. Een situatie als waarin men thans verkeert, maakt de tongen los. In de politieke regionen zijn de partijprogramma's van de drukpers verschenen, waarin maatregelen tot verbete-ring worden aangeboden. Papier is geduldig en de schoonste theorie kan nog niet altijd een oplossing geven voor de problemen waarmee men in de praktijk heeft te maken. Daarmee willen we allesbehalve critiek op de partijprogramma's uitoefenen, integendeel, we weten maar al te goed dat er naarstige studie aan ten grondslag ligt en iedereen in een vrij land als het onze het recht heeft voor zijn beginselen en idealen op maatschappelijk terrein uit te komen. Maar het betekent wel dat er meningsverschillen kunnen ontstaan tussen degenen die de partijprogramma's ontwerpen en hun geestverwanten, die met de verantwoordelijkheid zijn belast en tot taak hebben de touwtjes aan elkaar te knopen.
Een sprekend voorbeeld daarvan is het scherpe commentaar van minister Duisenberg van financiën die geen goed woord over heeft voor het programma van zijn eigen partij en zelfs in een artikel over ‘kiezersbedrog’ heeft geschreven. ‘Drift en ongeduld om maatschappelijke veranderingen te bewerkstelligen zijn, terecht, eigen aan een socialistische partij. Maar als die drift en dat ongeduld ertoe leiden dat wij de feitelijke ontwikkelingen en het incasseringsvermogen van onze kiezers uit het oog verliezen, helpen wij anderen aan de macht’, aldus de socialistische bewindsman. Hij staat daarin niet alleen, want ook de ministers Van der Stoel en Pronk hebben critiek geuit op het programma.
Vooral de eerste protesteerde met klem tegen de plannen van zijn partijgenoten waar het de voorgestelde bezuinigingen op het defensie-apparaat gold. Alle verminderingen van de NATO-inspanningen keurde hij af.
Met deze verwijzing naar het programma van de Partij van de Arbeid en de critiek daarop uit eigen kring, willen wij alleen maar aantonen dat de huidige economische situatie weinig ruimte verschaft voor wensen en verlangens hoe goed die ook worden bedoeld. Met nadruk stellen wij dat hetzelfde geldt voor alle andere partijprogramma's, ook dat van de oppositie. Want... en daarvoor dient men begrip te hebben, de slechte economische toestand waarin Nederland verkeert doet niet onder voor die in andere landen. De huidige crisis is internationaal. En dan spreken we nog niet eens over de enorme politieke spanningen in de wereld, over de wrijvingen tussen de grote machtsblokken en de miljarden die voor de bewapening worden uitgegeven. Niemand, wie hij ook is, kan gelukkig zijn met de huidige toestanden en gebeurtenissen. Het laatste betekent ook weer niet dat alle idealen en strevingen naar verbetering aan de kapstok moeten worden gehangen, maar het wil wel zeggen dat men inziet dat die verbeteringen niet van vandaag op morgen binnen de eigen enge landsgrenzen tot een verwezenlijking kunnen geraken.
Er zijn ook andere zaken, die wel in eigen huis kunnen worden opgelost. Hoewel er altijd geld mee is gemoeid. In het vorige overzicht besteedde Jan Verdonck aandacht aan het probleem van de Oosterschelde. Inmiddels zijn er nieuwe feiten op tafel gekomen. Een ingenieursbureau heeft gerapporteerd dat verhoging van de dijken van de Oosterschelde in 1985 mogelijk is. Het aanleggen van een stormstuwdam ter afsluiting van de Oosterschelde zou dan niet nodig zijn. Dijkverhoging betekent niet alleen een besparing van een miljard gulden, maar ook dat het landschappelijk schoon niet wordt aangetast en de mosselen oesterkwekers hun bedrijven niet behoeven te sluiten. Deze nieuwe ontwikkeling heeft ook gewijzigde standpunten van de fracties in de Tweede Kamer veroorzaakt. Minister Westerterp van Verkeer en Waterstaat heeft dan ook te kennen gegeven dat diepgaande studie van de nieuwe plannen wordt vereist. Over het tijdstip 1985 bestaan nog meningsverschillen. De ingenieurs van de Provinciale Waterstaat van Zeeland mikken eerder op 1990. De vraag rijst ook of bestuurlijke problemen en een eventueel verzet van grondeigenaren nog roet in het eten kunnen gooien. Veel zal afhangen van de Zeeuwse bevolking. En op steun van die zijde mag worden gerekend.
Een andere ‘binnenlandse aangelegenheid’ is de fluoridering van het drinkwater. De toevoeging van fluoride aan het drinkwater kwam in de jaren vijftig op gang. Het argument was dat dit het tandbederf beperkte. Nadat de Hoge Raad in 1973 had bepaald dat fluoridering geen wettelijke basis had, werd de fluoridering in een aantal streken gestaakt. Daarop kwam de regering met een wetsvoorstel, waarop veel critiek werd geuit. Onlangs is het wetsvoorstel ingetrokken. Of het ook zo zal gaan met het abortusontwerp van de Partij van de Arbeid, die deel van de regering uitmaakt, en van de grootste oppositiepartij de V.V.D. is nog de vraag. Een merkwaardige ontwikkeling in de huidige parlementaire geschiedenis, waarvan de ontknoping niet voor de herfst is te verwachten.
GEERT GROOTHOFF