slakkegang van weleer is welhaast een drafje geworden. Dat is op zichzelf reeds geweldig. Nog geweldiger is de omstandigheid dat het niet meer met mondjesmaat gebeurt, maar per gros. Het duurt niet lang meer of het aantal beschermde monumenten en landschappen zal verdubbeld, of zelfs verdrievoudigd zijn.
Maar bij al dit hoopgevende nieuws gaan de ernstige lui zowaar grimlachen. Het blijkt dat de administratieve rompslomp voor onderhoud en restauratie van een beschermd monument zó uitzichtloos is, dat de verantwoordelijken, ontmoedigd door de ervaringen van hun collega's, er niet eens aan beginnen. Kerkfabriek en pastoor laten de karwei graag over aan hun opvolgers. Bovendien zijn de beschikbare kredieten al sinds decennia schreeuwend ontoereikend om het weinige dat beschermd is, behoorlijk te onderhouden. Drie maal meer beschermen zal daarin ongetwijfeld verandering brengen. Laten we even veronderstellen dat een tweede en een derde wonder geschiedt, namelijk versnelde administratieve behandeling en een vermenigvuldiging van de begrotingsposten met twee of drie. Er blijft nog altijd de omstandigheid dat een ‘klassering’ (zoals de bescherming in België heet) al sinds lang geen enkele waarborg meer biedt. Een beschermd gebied verkavelen, dat kan. Een beschermd monument slopen, dat kan. Overigens: men doet het. En de procedures waarmede men ‘deklasseert’ zijn veel sneller dan de recente spoedprocedures waarmede men het bedreigde beschermt.
Ontmoedigend zijn die ernstige lui!
Tijd dat we er samen iets aan doen! aldus de slogan. De samenwerking blijkt inderdaad biezonder efficiënt. Men kan zich desgewenst uitputten in het zoeken naar spitsvondige commentaren en verzachtende omstandigheden, maar de verkwanseling en het vernietigen gaan door. Dat zijn de feiten - geen meningen van een geëxalteerd, depressief gemoed - de nuchtere feiten waarom het hoofd van het moreel verantwoordelijke lichaam met slim bedoelde argeloosheid vraagt.
Zullen we het bij deze simpele vaststelling laten? Geen enkele commentaar kan immers de schade herstellen die aan het leefmilieu werd toegebracht.
Laten we tenminste een poging doen, al was het maar om na te gaan hoe sommige processen verlopen. De hiernavolgende bloemlezing van Belgische standpunten en consideraties allerhande is ontleend aan diverse bronnen - echter steeds betrouwbare, zoals het hoort. De aforismen en ideeën zijn (uiteraard) uit hun verband gerukt, maar in onderhavig geval is dit eerder ien gunste van de auteurs.
Citeert men iemand die stelt dat het inzake monumenten- en landschapszorg ‘niet meer om de principes gaat, maar om de praktijk’, dan lijkt dit nogal vlak en grijs. De bekentenis krijgt echter een zeker reliëf wanneer men weet dat ze gedaan werd door een topambtenaar in aanwezigheid van een veertigtal personen en in volle pleidooi om het verkwanselen van iets te rechtvaardigen. Ja, zijn heldere formulering heeft, bij nader onderzoek, nog veel meer draagwijdte dan een buitenstaander kan vermoeden. Voor een Rijksuniversiteit waaraan hij doceert, hielp diezelfde topambtenaar een project doordrukken: nieuwbouw in een beschermd maar jaren lang opzettelijk verwaarloosd stedelijk landschap. Op het moment dat hij de bouwtoelating - ondanks alle afwijzende rapporten - kwam bepleiten, was de aanbesteding reeds gebeurd. De evidentie ligt voor het rapen: de opheffing van de wettelijke bescherming is een formaliteit.
De bulldozer! Al het overige is praten en gesticuleren. Komt er een rel? Geen erg. Die wordt door de partijgenoten opgevangen en doeltreffend naar een juridische of administratieve sterfput afgevoerd. Op de keper beschouwd is een protestactie eerder bruikbaar dan hinderlijk. Ze bewijst immers dat de vrije meningsuiting gevrijwaard blijft. Men legt een foto op tafel van een kleuter en enkele schoolknapen die aan de protestmars deelnamen en men kan meteen overgaan tot het volgende punt van de dagorde.
En de vaklui, de specialisten, de geleerden? Het gevaarlijkste wat deze heren te zeggen hebben, formuleren ze in een voetnoot. Maar bruikbaar zijn ze wel. Laat archeologen, ecologen, biologen, sociologen e.a. een omstandige terminologie uitwerken. Laat ze nauwgezet beschrijven alles wat er te zien en niet meer te zien is: bermen en bomen, putten en slootjes, heuveltjes en vuilhoopjes, bronnen en stortplaatsen, kapelletjes en krotten, empiregeveltjes en scheefgezakte hoevetjes, een duiventil en een eenzame wilg. Start meteen een reeks snel-survey's met stereoscopische luchtfotogrammetrie, ponskaarten en computers. Laat een ploeg ook nog een inventaris van de inventarissen opmaken. Is alles met een passend kleurtje in kaart gebracht, dan weten de promotors precies waar ze hun activiteiten moeten concentreren. Heeft men morele verantwoordelijkheden, dan tone men ten minste dat men die ernstig opneemt - maar wordt men daadwerkelijk ter verantwoording geroe-