Duwt de pers mee aan de integratie-wagen?
In de ‘Kiekenhoeve’, een karrenmuseum in de Belgische grensgemeente Essen, werd op 26 oktober 1975 de tweede ‘Noord-Zuid Dag’ georganiseerd. Deze dag werd gehouden in het kader van de culturele samenwerking tussen de gemeentebesturen van Roosendaal, Nispen en Essen. De organisatie berustte in handen van de Culturele Stichting en het gemeentebestuur van Essen.
Het thema van deze Noord-Zuid Dag was de vraag in hoeverre de communicatiemedia bijdragen tot het begrip of onbegrip tussen Noord en Zuid.
Alhoewel het een zeer gemoedelijke, om niet te zeggen broederlijke bijeenkomst was, toch werd enkele keren tegen ‘het zere been’ gestampt. Terecht, want de communicatiemedia - althans sommige - laten ernstig te wensen over. De berichtgeving (in de meest uitgebreide betekenis van het woord) is niet alleen kwantitatief zeer dikwijls onvoldoende, ook kwalitatief (lees: de objectiviteit) is het dikwijls om te huilen. Dat het gelukkig niet altijd zo zwart-wit is als hier wordt gesteld, bewezen de inleiders en enkele tussenkomsten uit de zaal.
Het was burgemeester en volksvertegenwoordiger H. Suykerbuyk die de Noord-Zuid Dag opende en situeerde. De initiatiefnemers willen de culturele integratie stimuleren door, vanuit bestaande en vastgestelde verschillen, een dialoog op gang te brengen. Dus geen ‘alle mensen zijn broeders’, maar wel ‘alle mensen kunnen broeders worden indien men elkaars verschillen kent en wil aanvaarden’.
De problematiek werd uitstekend ingeleid door de heer J. Bedert, een Vlaming die in Nederland woont, en de heer Spoelder, een Nederlander die in Vlaanderen woont. Zoals vorig jaar trad Drs. L. van de Laar, Burgemeester van Bergen op Zoom, als moderator op (‘Moderator’ is een te bescheiden woord voor zijn deskundige leiding)
De heer Bedert stelt in Nederland het volgende vast:
- | fout is de Nederlander die met een ‘predikantenmentaliteit’ Vlaanderen en de wereld bekijkt en steeds geneigd is om met opgestoken vinger de anderen te zeggen wat zij moeten doen; |
- | fout is het woordenboek Van Dale, dat goede Nederlandse woorden die in Vlaanderen gesproken worden als zijnde ‘Zuidnederlands’ bestempeld; |
- | in het algemeen loopt het met de communicatiemedia in Nederland mis omdat het met de informatie over België pover gesteld is. Alhoewel men een onderscheid moet maken tussen de ochtendkranten, die meer sensatie gericht zijn, en de avondkranten, toch mag men in het algemeen stellen dat het nieuws over België dat uiteindelijk toch in de Nederlandse pers komt, niet van aard is om te juichen. De Nederlandse pers heeft teveel aandacht voor sensationele zaken - denk maar aan de Verschaevezaak - en geeft soms de indruk met een zeker misprijzen op zijn zuiderburen neer te kijken. Een bericht met op het einde een ‘awel zulle’ spreekt soms boekdelen over de ‘waardering’ van sommige journalisten voor België; |
- | bij de Radio is het iets beter gesteld alhoewel het nieuws zich meestal beperkt tot culturele en toeristische aangelegenheden; |
- | voor de televisie, in het bijzonder over wat in de actualiteitsrubrieken wordt gebracht, was de heer Bedert niet altijd mals. België is méér dan het land van Amada, de V.M.O. en de knokpartijen te Leuven.
T.a.v. de samenwerking tussen de Nederlandse televisie en de B.R.T. citeerde hij de volgende cijfers: in 1973 nam de Nederlandse televisie voor 14 ½ u. en in 1974 voor 17 u. aan programma's van de B.R.T. over. De B.R.T. totaliseerde in 1973 37,5 uur en in 1974 75,5 uur aan overnamen van programma's van de Nederlandse televisie. Het verschil tussen de B.R.T. en de Nederlandse televisie hoeft geen betoog. |
Besluitend onderlijnde de heer Bedert dat de massamedia veel goed, maar ook veel kwaad kunnen doen. Men zou eindelijk eens moeten gaan beseffen, dat ‘de Belg’ of ‘de Vlaming’ en ‘de Nederlander’ niet bestaan. Zowel in Nederland als in Vlaanderen bestaan er wezenlijke verschillen tussen bevolkingsgroepen uit diverse regio's. Daarom zou de pers de Noord-Zuid verschillen moeten relativeren en meewerken aan een sfeer van begrip en waardering. ‘Ondanks de vaststellingen die ik maakte, zou ik de vijftien jaren die ik in Nederland reeds doorbracht voor geen geld willen missen’, aldus de heer Bedert.
Op een zeer humoristische wijze situeerde de heer Spoelder zich in het paneel. Als geboren Haarlemmer woont hij reeds 20 jaar in België en wenst er ook te blijven. In het algemeen had de heer Spoelder een gunstige indruk over de berichtgeving over Nederland in België en, voor zover hij dit aan de hand van twee bladen kon vaststellen (in casu: de N.R.C. en Het Financieel-Economisch dagblad) over België in Nederland. Wat schort er dan? Om aan berichtgeving te kunnen doen moet men zelf eerst goed geinformeerd zijn. Gebrek aan objectiviteit en onjuiste berichtgeving komt zeer dikwijls van ‘passanten’ die ‘iets’ weten echter zonder enige kennis van de achtergronden. Men heeft immers enige tijd nodig om een land goed te leren kennen, bovendien moet men ook de bereidheid hebben om er zich voor in te spannen. (Spaar ons dus van de België-Holland wedstrijden waar de supporters in niet mis te verstane woorden zeggen hoe men de tegenstrever moet uitschakelen).
De heer Spoelder acht het van groot belang dat Nederlanders zich beter over België, o.m. over de taalproblematiek, zouden informeren. Hij verwees hier naar enkele uitstekende boeken die daartoe op de boekenmarkt voorhanden zijn.
De heer Fleerackers, Kabinetschef van de Minister van Nederlandse Cultuur, onderlijnde het grote belang van de televisie om een ruim publiek met Noord en Zuid in contact te brengen. Er stelt zich echter één probleem. In Vlaanderen kent de kabeltelevisie een grote verbreiding waardoor vele Vlamingen gemakkelijk Nederland 1 en 2 kunnen ontvangen. Dit is niet het geval voor Nederland, zodat men enkele kilometers over de grens, aan een behoorlijke ontvangst van de B.R.T. niet meer moet denken. Hiervoor zou een oplossing moeten gevonden worden.
T.a.v. de geschreven pers pleitte de heer Fleerackers voor een betere aanwezigheid van de Vlaamse pers in Nederland en vice-versa. Het ontbreekt ons tot op heden aan voldoende geaccrediteerde journalisten in beide landen. Ook het samen-doen, o.m. op het vlak van radio en televisie, is volgens de heer Fleerackers bijzonder belangrijk. Ondanks het pessimisme t.a.v. bepaalde aspecten van de Noord-Zuid integratie stelt de heer Fleerackers vast dat Nederland en België elkaar op het Europees vlak uitstekend vinden.
In vergelijking met de Belgisch-Franse culturele samenwerking is deze tussen Neder-