Problemen genoeg...
‘Een ereschuld tegenover de middenstanders en boeren’
Nederland telt ongeveer 600 000 kleine zelfstandigen, merendeels middenstanders en agrariërs, waarvan 30 000 invaliden. De economische positie van deze groep van meer dan een half miljoen is allesbehalve rooskleurig. Velen kunnen met moeite het hoofd boven water houden. Na aftrek van de kosten van inkoop van goederen, de lasten van huur of onderhoud van een pand, de lonen en sociale lasten van enkele personeelsleden en hetgeen aan belastingen moet worden opgebracht, blijft er vaak onvoldoende over voor een redelijk bestaan. En dan moet het bedrijf ook nog zoveel opbrengen dat nieuwe aankopen gedaan kunnen worden. Dat geldt niet alleen voor de winkelier en de overige tienduizenden kleine zelfstandigen in de steden, maar ook voor de kleine veehouders en landbouwers. Zodra zij als een gevolg van ziekte of een ongeval worden uitgeschakeld is het een ramp. De kleine zelfstandige kan dan geen beroep op een wettelijke regeling doen die hem een inkomen garandeert. Aan de Bijstandswet heeft hij niets. Die treedt pas in werking wanneer de man noodgedwongen al zijn spaarcenten heeft opgemaakt. Het is een trieste zaak!
Reeds dertien jaar geleden werd naar een oplossing gezocht. Begrijpelijk, want een wettelijke uitkering bij invaliditeit voor de Nederlandse werknemer bestaat. Het kabinet-De Jong in de zestiger jaren en de regering Biesheuvel in 1971 beseften deze achterstand van de kleine zelfstandigen. En de huidige regering beloofde zo spoedig mogelijk een wetsvoorstel voor te bereiden. Vandaar de recente uitspraak van de minister van sociale zaken, drs. Boersma: ‘Er is sprake van een ereschuld tegenover de middenstanders en boeren’. Een bekentenis waar ook zijn staatssecretaris Mertens geheel achter staat. Beide bewindslieden zijn van oordeel dat een invoering van een Algemene Arbeidsongeschiktheidswet (AAW) die een zelfstandige, die langer dan een jaar arbeidsongeschikt is een uitkering verschaft gelijk aan wat de werknemer in zo'n situatie ontvangt, - t.w. een bedrag van f. 1000 bruto per maand voor een gehuwde - nodig is.
Wanneer de verantwoordelijke bewindsman het woord ‘ereschuld’ in de mond neemt, zal niemand aan de goede bedoelingen van de regering twijfelen. Premier Den Uyl verzekerde onlangs dat de wet 1 juli 1976 zou worden ingevoerd. Maar het adviesorgaan van de regering, de Sociale Verzekerings Raad, heeft op grond van technische bezwaren laten weten dat verwezenlijking pas een half jaar nadien mogelijk is. Het standpunt van de Sociale Verzekerings Raad heeft kwaad bloed gezet in de kringen van de kleine zelfstandigen, temeer omdat deskundigen beweren, dat uitstel onnodig is. Uitkeringen die niet precies zijn vast te stellen kunnen dan later worden gedaan met terugwerkende kracht. De regering kan ook het advies terzijde leggen en zelf overgaan tot het indienen van het wetsontwerp dat van kracht wordt op de genoemde datum. Alleen reeds op grond van politieke overwegingen kan de regering hier niet omheen.