Neerlandia. Jaargang 79
(1975)– [tijdschrift] Neerlandia– Auteursrechtelijk beschermd
[pagina 120]
| |||||
Venster op de wereld | |||||
[pagina 121]
| |||||
Regionale ontwaking in FrankrijkIn Nederland vindt men een geestdriftige instemming met het denkbeeld van de vereniging van Europa. Het kleine Nederland, zonder enig koloniaal gebied, teruggeworpen op zijn beperkte elf provincies, begrijpt beter dan welke staat ook de harde noodzakelijkheid van het grijpen naar de eenwording van Europa.
Nederland, dat sinds de Franse tijd met een onderbreking van de jaren 1940-1945 een erkende onafhankelijke gemeenschap is, zoekt voor zijn landbouw, visserij, nijverheid, handel en scheepvaart nieuwe mogelijkheden.
Ondanks deze geoorloofde zakelijke overleggingen kan men toch ook zeggen dat Nederland deze eenwording ook idealistisch stelt. Nederland heeft niet alleen begeerte een woord in de wereld mee te spreken, het ziet in de eenheid van Europa ook kulturele en geestelijke perspektieven.
Zo gezien zijn er derhalve Nederlanders die de eenheid van Europa op zichzelf gesteld idealiter voorstaan. Nederlanders, die begrijpen dat Europa tussen China, Sowjet-Rusland en de Verenigde Staten van (Noord-) Amerika alleen iets kan zijn en betekenen als dat Europa de aanwezige krachten zal weten te bundelen.
Tegen deze bundeling van Europese krachten koester ik allerminst bezwaren. Een verenigd Europa van Noord-Noorwegen tot (en met) Gibraltar, een verenigd Europa dat de Balkan omvat en de Russische Europese koloniale gebieden in vrijheid zal weten plaats te geven zal nationaal en kultureel en uit de aard der zaak ook sociaal-ekonomisch toekomst hebben.
De grote vraag van morgen zal echter zijn: hoe zal dit Europa zijn eenheid vinden en kunnen behouden? Eenheid van verkeer, van handel, van muntwezen is - al onderschat ik de moeilijkheden allerminst - mogelijk en door te voeren. Hoe zal de eenheid echter nationaal en kultureel gevonden kunnen worden?
Misschien zijn er Nederlanders die dromen van een sterk centraal Europa met één, zo ongeveer alles beslissende, hoofdstad. Wellicht vagen bepaalde Nederlanders in hun gedachten vrij gemakkelijk alle grenzen weg en zien zij de eenheid van Europa zoals zij de eenheid van Nederland en bijvoorbeeld van Frankrijk zien. Wie echter zijn ogen open heeft zal moeten waarnemen, dat in ons Europa sterk gedecentraliseerde - en gelukkige - staten gevonden worden die het samenwonen van verschillende volkeren in de eenheid van hun natie hebben gevonden. Het kantonnale Zwitserland blijft daarvan het lichtend voorbeeld. Finland kent zijn Zweedse minderheid. Finland heeft dit vraagstuk eerlijk demokratisch opgelost. Engeland tobt met Schotland en met Wales. België is het voorbeeld van een tientallen jaren durende mislukking. Dit land heeft zijn drie delen eerst in de laatste kwart eeuw de niet te ontkomen regionale en gedecentraliseerde mogelijkheden gegeven. Spanje beult zijn Basken af en pleegt aanslag op aanslag op de kultuur van Katalonië. De tweespalt die in Zuid-Slavië heerst, zal bekend zijn.
Wie nu meent, dat een verenigd Europa al deze, tot op heden verdrukte en achteraf en achteruit gezette, volkeren en delen van volkeren in een Europese smeltkroes zal kunnen werpen vergist zich naar ik meen zeer stellig.
Wie van menig zou zijn dat het nieuwe Europa geleid zal worden door drie betrekkelijk machtige Staten als Duitsland, Engeland en Frankrijk dwaalt absoluut. Engeland zal moeten decentraliseren. Het zal de volkeren van Wales en Schotland niet in de greep van het verzwakte Londense centralisme kunnen houden. Duitsland heeft thans het minst last van vreemde bestanddelen in zijn nationaal geheel. Bij Duitsland duikt veeleer het vraagstuk op van de gedeeldheid van het thans zo zwaar versplinterde Duitsland. Een verenigd Europa zal op het vraagstuk DDR een antwoord hebben te geven. Een antwoord dat ook Westelijk Duitsland bevredigen zal. En een antwoord zal zijn voor Oostenrijk tevens. De derde grote Europese mogendheid Frankrijk staat, wat de decentralisatie aangaat, nog aan het begin van een lange weg. Frankrijk zal het moeilijk hebben. Een in de eenheid van Europa opgenomen Frankrijk zal een geheel ander Frankrijk moeten zijn als het door Parijs-gecentraliseerde Frankrijk. | |||||
Wat de historie van Frankrijk leertLeerzaam is in dit verband de kaarten van de geschiedenis van Frankrijk na te slaan. Er is geen tweede Staat in Europa die zo zijn grensgebieden verkregen heeft. Wanneer ik schrijf ‘verkregen’ gebruik ik een voor Frankrijk uiterst verzachtend woord. De Nederlandse geschiedenis kan ons verhalen hoe het met het Noorden van Frankrijk is gegaan. De noordelijke afronding van Frankrijk was alles behalve organisch. | |||||
[pagina 122]
| |||||
De verdrukking van het Frans-Vlaamse deel zal de lezers bekend zijn. Normandië en Bretagne hebben hun nationale eigenheid tot op heden in bepaalde opzichten bewaard en de Bretons hebben hun afkeer van het systeem van Parijs historisch duidelijk en herhaaldelijk getoond. De lijn die Spaans- en Frans Baskië scheidt zal haar moeilijkheden in de toekomst geven. Elzas-Lotharingen blijven onnatuurlijke scheidingen. De Kataloonse uitloop Perpignan verfraait het geschiedkundige beeld allerminst.
Wie de later bij Frankrijk getrokken gebieden een ogenblik weg denkt en zich tot het eigenlijke en oorspronkelijke Frankrijk bepaalt en tegen deze achtergrond het gehele oorspronkelijke gebied van Occitanië - het Provencaalse gebied derhalve - in ogenschouw neemt, zal als in één slag zien hoe omvangrijk dit gebied eens was. Wie zich daarbij in de geschiedenis van Occitanië verdiept, de kulturele waarde van dit Provencaalse volk op zich laat inwerken, zal hier staan voor een geschiedkundige vernietiging van één der rijkste Europese kulturen. Wat het staatse centralisme in Europa al niet aan Schotse, Welshse, Ierse, Baskische, Vlaamse, Kataloonse en Provencaalse kulturen en kulturele waarden heeft vernietigd valt nauwelijks te beschrijven. Te weinig is de geschiedenis er toe gekomen, de centralistische wandaden van Londen, Madrid, Parijs, Wenen te onderzoeken.
Te zeer heeft men onze jeugd de leren en de Schotten en de Welshmen zowel als de Bretons, de Vlamingen en de Provencalen en de Basken en de Katalonen als Engelsen, als Fransen, als Spanjaarden enz. voorgesteld. Te weinig is onze jeugd bepaald bij de verdrukte en miskende en teruggezette volkeren.
De Vlamingen in België, de Noren destijds tegen Denemarken-Zweden, de Basken in Spanje hebben hun strijd echter niet opgegeven. De Vlamingen in België zijn niet ten onder gebracht. De Basken voeren nog heden steeds hun strijd tegen Madrid. Noorwegen heeft zijn onafhankelijkheid herkregen, de Noorse kultuur is opgebloeid en het Deens-Zweedse juk van weleer is beslissend afgeschud. Hoe in de Eerste Wereldoorlog de Tsjechen, de Slowaken, de Hongaren en de Balten hun (helaas tijdelijke) nationale vrijheid herkregen weten wij. | |||||
Een naieve samenstellingWie met al de onrust van de Europese minderheden voor zich gelooft dat de Staten van Europa zo maar, als in één slag, zullen worden samen gevoegd tot een groot en ondeelbaar centralistich rijk, het nieuwe Europa, moet een naïeve optimist en tevens historisch oppervlakkig zijn.
Het ‘Europa der Vaderlanden’ zal geen vereniging zijn van het Duitsland, Engeland, Frankrijk, Italië enz. van nu. Het zal integendeel een Europa moeten zijn dat de oude staatsgrenzen van Duitsland, Engeland, Frankrijk enz. doorbreekt en op de grondslag van de nationale waarde van al de Europese delen, dat wil zeggen van al de volkeren - de grote en de kleine - van Europa dat Europa tot een demokratische eenheid zal hebben te hersmeden.
Al de konflikten die België zo geteisterd, die Engeland zo beroerd hebben en nog beroeren, die Frankrijk thans gaan bezig houden en die Spanje in de binnenlandse strijd gedompeld hebben zullen in een, op valse wijze tot eenheid voortgeleid Europa, nieuwe uitbarsting ontladen.
Onweersbuien kan men zien aankomen. Aardbevingen registreren. Politieke konflikten zien groeien. Als het echter over regionale konflikten gaat zijn vele politici en staatkundig toch wel nadenkende mensen blind als mollen. Gevoelloos en onontvankelijk.
In Friesland moest men bijvoorbeeld eerst zijn Kneppelfreed doorleven alvorens ‘de Friese taal in het rechtsverkeer’ wetgevend in politiek 's-Gravenhage aan de orde van de parlementaire dag kon komen. In Frankrijk roeren de regionale bewegingen zich sterker en omvangrijker dan menige, dit land bezoekende, vreemdeling hoort, ziet en waarneemt. Op zichzelf is dit heel begrijpelijk. Regionaal verzet blijft dikwijls uiterst behoedzaam en langdurig onder de nationale, staats-nationale, oppervlakte. De strijders van de regionalistische bewegingen staan meestal vierkant tegenover de Staat. De Staat waar zij nu eenmaal onder vallen. Praktisch hebben deze strijders de heersende machthebbers niet of nauwelijks mede. Wie voor deze bewegingen sympathie heeft zal dit slechts zeer behoedzaam laten merken. Vreemde bezoekers zien op de muren slagwoorden en slagzinnen aangebracht. Een enkele keer krijgen zij krantjes, pamfletten of brochures in handen. Verder nemen zij gewoonlijk niets waar.
In Barcelona, dat ik met opzet heb bezocht, ben ik nagegaan wat ik aan Kataloonse boeken en geschriften in de boekwinkels kon vinden. Het resultaat was bedroevend. Terwijl in het Spanje van heden iets meer vrijheid op het gebied van drukken en uitgeven | |||||
[pagina 123]
| |||||
van boeken en geschriften bestaat dan enige jaren geleden was de Kataloonse oogst schraal. Hetgeen ik aan marxistische lektuur openlijk aantrof ging verder dan ik had gedacht. Een zekere vrijheid moet in het tegenwoordige (Kataloonse) Spanje toch aanwezig zijn. Ten aanzien van de Kataloonse boeken moeten de centraliserende machthebbers deze kultuur toch wel ten dode hebben geknauwd. | |||||
Een belangrijk geschriftIn Bordeaux bezocht ik een socialistische familiedag in een der parken van de stad. Er waren nogal wat boekenstalletjes. Onder andere van studenten. In deze hoek viel mijn oog op het geschrift: ‘L'Occitanie réalité d'hier et d'aujourd'hui’. Het geschrift, een soort van witboek, was - logisch in Frankrijk - voor 4.50 F. vrij te verkrijgen. Het dokument bevat een doorlopende aanklacht tegen Frankrijk. Het deed als geschrift voor de felle geschriften waarmede de Vlamingen de Belgische Staat plachten te bestoken beslist niet onder. Het was zoiets als ‘Vlaanderens weezang’. De zinnen waren onbewimpeld, de woorden scherp, de kritiek fel. De omslag laat ons Frankrijk zien en in deze kaart plaatst men het historische gebied der Provencalen als Lemosin, Auvernha, Gasconha, Lengadoc en Provenca aangeduid. De stad Perpignan wordt wel aangestipt als tot Frankrijk behorende doch duidelijk, als Kataloons, buiten het Provencaalse gebied gesteld. Andorra krijgt de Kataloonse plaats op de grens tussen Frankrijk en Katalonië. Spanje derhalve als officieel aan Andorra grenzend land.
Onomwonden vangt het hoofdstuk: ‘L'occitanie, sa langue’ (bladzijde 2) aan: ‘L'Occitanisme est un mouvement’. De woorden klinken als een program. Dat program wordt ook ontwikkeld. De samenstelling van de delen van dit Provencaalse geheel wordt aangegeven als te bevatten: ‘l'Auvergne, le Limousin, la Guyenne, la Gascogne, le Languedoc, le Dauphiné méridional et les Hautes Vallées piémontaises’.
De taal der Provencalen wordt dan als de belangrijkste faktor van hun eenheid gesteld en het dokument geeft ook aan hoe het de taal vergaan is en welke verwaarlozing van hun taal aan Frankrijk moet worden verweten. Het is ons taalgebied, zo betoogt men, dat bijvoorbeeld de Troubadours (celui qui trouve - troubaire - en français trouver ou trouvère) als het ware heeft voortgebracht. Misschien moeten wij historisch precies zeggen: ruimte heeft gegeven! De taal van Occitanië wordt ons als een eens levende, bloeiende taal omschreven en ook hier kunnen wij vaststellen hetgeen zowel het Vlaams als het Bretons treft namelijk, dat lange jaren van ingelijfd zijn bij Frankrijk de taal en de kultuur hebben laten bestaan doch dat het later opgekomen centralisme - in dit geval het verfoeilijke Parijse centralisme - in twee, drie geslachten de oorspronkelijke taal heeft aangerand en ook wel uitgeroeid. De taal verschrompelt, de rijkdom van woorden en termen neemt af, de nieuwe woorden worden niet meer opgenomen in de schat van de taal en de bovenlaag van het volk raakt los van de moederlijke sprake. Ten slotte spreken de werklieden en de boeren de taal nog en zij verdwijnt niet alleen uit het officiële leven doch ook uit de gezinnen. | |||||
In strijd met statuut van de UnescoDe samenstellers spreken duidelijk over ‘Le genocide culturel’. Omschrijft, zo zeggen zij, de L'U.N.E.S.C.O., de weigering aan een minderheid (groep) van de middelen tot verspreiding van haar taal en van haar kultuur door middel van onderwijs, geschreven en gesproken woord, niet met deze bewoordingen? Snijdend legt het geschrift vast, dat Frankrijk met het Spanje van Franco en het Griekenland van de kolonels behoort tot de enige Staten van Europa die zijn taalminderheden (Occitan, Breton, Basque, Catalan) onthoudt hetgeen het statuut van de UNESCO aan alle talen en kulturen toekent. De schrijvers hadden in dit verband ook het Vlaams en het Korsikaans kunnen noemen. Vijf van de 10 miljoen mensen die het Provencaals verstaan spreken het Provencaals dagelijks. Precies als vroeger in België geschiedde met het Vlaams geldt heden voor het Provencaals dat deze taal buiten het onderwijs blijft. (Bladzijde 5). Ook de toepassing van mogelijkheden de taal van het volk te verstaan en te kennen is voor hogere vormen van onderwijs, ondanks de wet Deixonne van 1951, maar schaars en beperkt. Zoals, zo klaagt de uitgave, het gebruik van de taal op het terrein van radio en beeldbuis niet veel tot niets inhoudt.
Alles op het gebied van het beheer, van de justitie, de officiële vergaderingen kent als taal slechts het Frans. Zoals ook de openbare bijeenkomsten, georganiseerd door de politieke partijen, de vakverenigingen enz., het gebruik van de taal ‘Occitan’ voorbij gaan. | |||||
[pagina 124]
| |||||
Wederom precies als in het Vlaanderen van weleer moeten de samenstellers van het dokumnt vastleggen: ‘Les villes sont devenues des centres de francisation’ (bladzijde 6)
De centralistische Franse Staat heeft aan zijn minderheden altijd hun kulturele vrijheden geweigerd. De toestand is als die van de (vroeger) koloniale gebieden. Een vergelijking wordt getrokken tussen hetgeen het hedendaagse Engeland, België, Zwitserland, Denemarken, Duitsland, Nederland, Zuid-Slavië en Tsjecho-Slowakije aan bijvoorbeeld de Schotten, de Vlamingen, de 4 talen van Zwitserland, de Fär-Oer-eilanden, het Sorabisch, de Friezen, de Serven en de Kroaten en het Slowaaks toestaan. Deze opmerking wordt dan nog aangevuld met een verwijzing naar hetgeen Finland voor slechts 7 % van zijn (Zweedssprekende) bevolking doet en hetgeen in (Frans-) Kanada wordt toegestaan. In dit verband is het wel de moeite waard, dacht ik, te wijzen op hetgeen destijds wijlen president De Gaulle bij zijn bezoek aan Kanada inzake Frans-Kanada meende te mogen zeggen en demonstreren. Hetgeen Frankrijk aan de Frans-Vlamingen, de Korsikanen, de Provencalen in het minst niet toestond (toestaat) eiste deze president vrij en frank voor de Franse Kanadezen publiekelijk, op weinig kiese wjize, nochtans op.
Naast de kulturele ‘genocide’ kan men van het Provencaalse Frankrijk spreken als van een onderontwikkeld gebied. Met reeksen cijfers, als even zo vele bewijzen, werken de bladzijden 10-20 dit achter gebleven, dit onderontwikkeld zijn overtuigend en voor Frankrijk beschamend uit.
Aansluitend aan deze gegevens krijgt ook de ekonomische kolonisatie breedvoerig aandacht. Ook hier stuit men precies op dezelfde klachten die de Vlamingen ekonomisch zo lang inzake België hebben moeten laten horen en die ook in Schotland de geesten zo bezig hebben gehouden en steeds krachtiger bezig houden namelijk: de verwaarloosde, de achter gestelde, de minder getelde gebieden verarmen doorgaans en zien hun schatten, als bodemschatten bijvoorbeeld, aangewend ten bate van de kern, de overheersende delen, de bovendrijvende groepen van het land.
De minder getelde gebieden, ook dat werkt de dokumentatie uit, zien hun krachtigste bevolking wegtrekken. De mogelijkheden tot studie, tot het bemachtigen van goede en bevredigende betrekkingen, liggen in de (Franse) kern. In het gebied rond Parijs. Hetgeen ik in Korsika als verwijt jegens Frankrijk kon horen: hier in Korsika hebben wij geen mogelijkheden. Onze jeugd trekt weg. De krachtigsten vloeien af. Wij blijven met de zwakkeren, de ouderen, de onthanden over en zien de nijverheid en de scheepvaart en het toerisme in andere delen van het land gesteund en wij blijven met de werklozen opgescheept zitten als de gebieden die anders onze mensen opnemen getroffen worden enz. al deze klachten van delen van landen die niet volledig mede tellen kan men hier bij de Provencalen inzake het Frankrijk van Parijs even scherp, even uitvoerig en in dit stuk goed gedokumenteerd, vernemen. | |||||
GevolgtrekkingMijn gevolgtrekking van dit goed gestelde, scherpe en toch beheerste, stuk moet tweezijdig zijn en wel:
J.H. SCHEPS |
|