Onrust van burgers
De Nota Doelstellingen Binnenstad is niet ontstaan uit de neiging van het gemeentebestuur, een goede ‘alternatieve’ beurt te maken. Haar verschijnen is het gevolg van jarenlange zorg en onrust van Groningse particuliere burgers over de voortgaande aanranding van de eens zo sfeervolle binnenstad; buiten de wonden haar reeds door de oorlog toegebracht.
Vertolker van die onrust en zorg namens velen was de architect P.L. de Vrieze, restaurateur van de befaamde Martinikerk. In woord en geschrift vroeg hij aandacht voor de steeds groeiende uittocht van goed gehonoreerde burgers uit de wereld van universitair onderwijs, cultuur, techniek, industrie en bestuurscolleges naar Haren, Roden, Norg en tal van andere dorpjes in Groningen en vooral Drenthe. Als gevolg van deze ‘desertie van de beste krachten voor de democratie’ (De Vrieze) daalde het aantal inwoners van de stad in weerwil van annexaties tot krap 170.000; nog ongerekend het verlies aan belastinginkomsten en bestedingen. Reeksen voortreffelijke woningen werden kantoren; kantoren werden pakhuizen. Enorme, dodelijk saaie flatcomplexen in de buitenwijken leidden tot ontvolking en verkrotting van ganse, vaak karakteristieke buurten; hoogconjunctuur voor slopers, verveling en geringe sociale controle joegen het criminaliteitscijfer omhoog.
Via de Stedebouwkundige Adviesraad leidde het ijveren van De Vrieze tot de afkondiging van een sloopverbod in de binnenstad; in die zin, dat pas gesloopt mag worden nadat bekend is wat er voor het gesloopte in de plaats zal komen. Niet langer bepalen technici van Publieke Werken en Bouw- en Woningtoezicht wat als krot kan worden aangemerkt.
In Groningen gebeurt dat door een binnenstadscommissie, die in meerderheid uit externe deskundigen bestaat; een nationale primeur. Daardoor is tevens afgerekend met het in de ogen van De Vrieze c.s. verderfelijke systeem, waarbij krotverklaring steunt op een soort strafpuntenstelsel; zoveel punten voor het geval het toilet buiten de woning staat, zoveel punten voor het geval de woonoppervlakte minder is dan 18 vierkante meter. In tal van steden is dit puntensysteem verantwoordelijk geweest voor een ontstellende kaakslag gevolgd door dito nieuwbouw. Men had te weinig oog voor de vaak unieke wijze waarop bepaalde vervallen huizen in de straat staan. Volgens De Vrieze had de gemeente behoefte aan een juridisch instrument om paal en perk te stellen aan de voorrang van het profijtbeginsel voor wat de binnenstad betreft; een voorrang, die in tal van steden al tot betonnen vloekmonumenten heeft geleid. In Groningen moesten veertig gezinnen vertrekken voor de bouw van een warenhuis op de Grote Markt, volgens wijlen ir. Tellegen ‘een der fraaiste pleinen van Europa’; op het Zuiderdiep werd pal door een zeventiende-eeuwse wijk een 50 meter brede bulderbaan aangelegd. Volgens het Structuurplan zou zelfs de hele Zuiderdiepbuurt moeten worden afgebroken ten behoeve van de auto. Dank zij het verzet van particulieren gaat het niet door.