August Snieders
Er bestaan bij ons weten maar twee monumenten ter ere van journalisten in het Nederlands taalgebied. Eén in het Noorden, voor wijlen Edouard Elias, Elseviers Praetvaer, gestandbeeld als flaneur te Den Haag en één in het Zuiden voor August Snieders. Dat van Snieders is geen standbeeld, een gedenkplaat in halfverheven beeldhouwwerk onder de poort van de stadsbibliotheek te Antwerpen, met vermelding van zijn grootste erenaam: dagbladschrijver.
Op 8 mei was het honderdvijftig jaar geleden dat August Snieders als jongste uit een gezin van negen zonen te Bladel, tussen Eindhoven en Arendonk werd geboren.
Snieders was eerst letterzetter (leerde het vak bij P.L. van Santen te 's Hertogenbosch) en dan meer dan vijftig jaar lang hoofdredacteur van het eerste Vlaams dagblad van formaat ‘Het Handelsblad van Antwerpen’. Als journalist en romancier (hij schreef een zestigtal romans) vertolkte hij toen het katholieke Vlaamse geweten, dat bij hem - en dit mogen we onderstrepen - wel héél-nederlands was afgestemd. Tot op het laatst bleef hij de taaie ijveraar voor toenadering tussen Noord en Zuid.
In deze tot Belg genaturaliseerde man van het Noorden bleef een oranjehart kloppen.
Trouwens werd niemand meer dan hij door de plaats en het tijdstip van zijn geboorte daartoe voorbestemd. Hij was een kind van de Meierij, die jarenlang twistappel bleef tussen Spanje en Oostenrijk. Zijn geboorte viel in de periode van de ‘gemiste herkansing’ in onze nationale geschiedenis, namelijk die van de tijdelijk herenigde Nederlanden. Vijf jaar later trokken de diplomaten een staatsgrens enkele kilometer bezuiden het geboortedorp dat zelf nog net Rijksnederland bleef, maar aan de overkant heette datzelfde land(schap) voortaan België.
Zo gezien was, na 1830, August Snieders dus een Nederlander. ‘Die staatkundige toevalligheid heeft August Snieders later in denken en doen als een merklijn door zijn leven getrokken’ (J. Persijn). En zal hij later terwille van zijn positie te Antwerpen voor de Belgische naturalisatie opteren, altijd bleef hij de gedachte verdedigen: ‘Voor ons Vlamingen blijven Noord en Zuid één’.
Zijn oerdegelijk nederlanderschap erfde hij van zijn stamvader langs moederszijde Nicolaas Cuyl, in 1520 geboren uit een Utrechts katholiek geslacht. In zijn roman ‘De Wolfjager’ (1860) zal August Snieders die verre voorvader tot model kiezen, als hij de gemoedsgesteltenis schildert van de Nederlander uit de zestiende eeuw, die als katholieke gelovige zijn godsdienst weet verdedigen door de Spanjolen, daarentegen de vrijheid van zijn land door de Geuzen. (Jaren na Snieders zal de Vlaming Ferdinand Vercnocke in zijn heel-nederlandse roman ‘Kapitein Kruyt’ mooie bladzijden wijden aan een geusgezinde katholieke gelovige).
August Snieders begroette al in 1853 met vreugde het ontwaken van Frans-Vlaanderen: ‘Zij maken deel van de 17 millioen Nederduytsch sprekenden over de wereld en vormen mede ons eigenlijke vaderland’.
De stof die hij met de grootste liefde behandelde was de Boerenkrijg, de strijd van de mensen uit de Kempen tegen de sansculotten. Dit onderwerp heeft hem ruim veertig jaar gefascineerd. Zijn roman ‘Onze Boeren’ werd een eerherstel van de Brigands. August Snieders stierf in 1904. Het dagblad dat hij groot maakte bestaat nog, ‘Het Handelsblad’, de oudste krant van Vlaams-België behoort nu tot de ‘Standaard-groep’.