Nederlanders kunnen straks overheidsdokumenten inzien
Over enkele jaren zullen de Nederlanders en de buitenlanders, die zich in het land bevinden, bij de overheid kunnen aankloppen om van de inhoud van officiële stukken kennis te nemen. Maar de burger moet wel de porto- en extra drukkosten betalen, wanneer hij wil weten hoe er achter de deuren van de departementen, de provincie- en gemeentehuizen over het lot van de gemeenschap wordt beslist. Nu zou het een beetje naief zijn te veronderstellen, dat er straks in alle stukken mag worden gesnuffeld. Uitgezonderd worden de documenten betreffende de staatsveiligheid, de eenheid van het overheidsbeleid, de privacy en de vervolging van strafbare feiten. Ook wanneer materiële belangen van de overheid in het geding zijn geldt de uitzondering. Ook de persoonlijke briefjes van de ministers aan hun ambtenaren, of de notities die de commissaris van politie maakt van zijn dagelijks onderhoud met de burgemeester blijven buiten schot. Persoonlijke meningen van bewindslieden en van ambtenaren komen evenmin voor inzage in aanmerking. Het laatste heeft niets geheimzinnigs. De bedoeling is alleen om te voorkomen dat standpunten worden vastgenageld, zodat een wijziging nadien moeilijkheden kan veroorzaken. Maar wel de adviezen van de Raad van State over wetsontwerpen worden aan de openbaarheid prijs gegeven, evenals de adviezen van ambtelijke commissies en de ambtelijke correspondentie. In de memorie van toelichting op het wetsontwerp tot openbaarheid van bestuur, waarin dit alles wordt genoemd en dat onlangs door de regering bij de Tweede Kamer is ingediend, wordt gezegd dat de regering een bijdrage wil leveren aan de spreiding van kennis en macht. Langs deze weg wordt de burgerij meer gelegenheid gegeven het bestuur te beinvloeden, hetgeen, aldus de regering, aan de werking van het democratisch staatsbestel ten goede komt. In wezen is het een raamwet. Er blijven nog heel wat vakjes over die later kunnen worden ingevuld. Voor de genoemde uitzonderingen worden algemene
maatregelen van bestuur afgekondigd. Daarmee zal nog zeker een jaartje zijn gemoeid, nadat het parlement het wetsvoorstel heeft aanvaard. Dan is er nog een andere begrenzing aan het recht op informatie. De burger krijgt geen inzage van intern bedoelde overheidsstukken, maar kan er wel inlichtingen over verkrijgen, zodat hij weet om welk beleid het gaat, welke concrete gegevens voorhanden zijn en welke ontwikkelingen zich kunnen voordoen wanneer geen maatregelen worden genomen. De overheid wordt de plicht opgelegd de informatie te geven. Wordt een verzoek om inlichtingen afgewezen, dan kan de burger in beroep gaan.
Vooreerst is alleen de centrale overheid aan de beurt. In het wetsontwerp worden de lagere bestuursorganen nog even buiten de zaak gehouden, omdat de regering ervaring wil opdoen. Geheel nieuw is deze regeling in het Nederlandse staatsrecht ook weer niet. In 1970 stelde de Commissie-Biesheuvel een voorontwerp van wet op. Men is er dan ook al vijf jaar mee bezig. Toen mr. Biesheuvel later premier werd, merkte hij op dat het voor hem niet gemakkelijk was om de openbaarheid af te wegen tegen andere belangen van het staatsbestel. Ook de huidige regering heeft vele voetangels en klemmen moeten omzeilen bij de samenstelling van het wetsontwerp. Er zijn niet minder dan 20 versies geweest, voor de voorzitter van de Tweede Kamer het stuk onder ogen kreeg. Het wachten is nu op de uitvoeringsvoorschriften, die moeten aantonen hoe de openbaarheid in de praktijk zal werken.