Pieter de Kat Angelino, een trouw medewerker overleed
Het was in de dertiger jaren dat ik met Pieter de Kat - ‘Angelino’ liet hijzelf altijd weg - kennis maakte. Wij woonden niet ver van elkaar in dat mooie gedeelte van het toenmalige Batavia, dat de naam ‘Weltevreden’ had gekregen, wat ons thans wat burgerlijk-gezapig in de oren klinkt. Maar het leven van Nederlander, Soendanees, Javaan en andere Archipelbewoners, had een tevreden klank, ondanks de zorgen. In de heerlijke avonden als de hitte van de dag voorbij was, wandelden wij dikwijls naar zijn gezellig huis aan de Julianalaan, of hij en zijn vrouw liepen bij ons aan voor een gesprek over zaken waar wij beiden belang in stelden.
Hij had toen, na zijn ideologische studie, al verscheidene jaren dienst als controleur bij het Binnenlands bestuur gedaan, op de Soenda-eilanden, ik meen Bali of Lombok. In Java's hoofdstad was hij als hoofdambtenaar geplaatst bij het departement van financiën, kantoor Reiswezen.
P. de Kat Angelino
Enkele jaren later scheidden onze wegen. Wij vertrokken naar Nederland en de naderende tweede wereldoorlog belette onze terugkeer naar de tropen. Ook hij keerde vóór het uitbreken van de oorlog naar Nederland terug en vestigde zich in Amersfoort, waar wij hem weer ontmoetten. Daarna kwamen er weer lange jaren van scheiding toen wij opnieuw naar Indonesië vertrokken. Wij verloren elkander uit het oog, tot ik plotseling na een zesjarig verblijf in Zuid-Afrika tot mijn grote en blijde verrassing, bij het Verbondshuis in de Haagse Surinamestraat aanbellend, hem tegenover mij vond.
Leed en teleurstelling waren hem in de voorbije jaren niet bespaard gebleven, maar gedreven door het gevoel van verbondenheid tussen Nederlanders en hun taalverwanten over de hele wereld, gaf hij zich energiek voor het Algemeen Nederlands Verbond. Het typeerde hem, dat hij het eenvoudige werk, dat nu eenmaal nodig is op het Verbondskantoor met evenveel zorg verrichtte als het belangrijke. Terwijl ook andere medewerkers in die jaren hun krachten belangloos voor de Verbondsarbeid gaven, ontving hij voor het vele dat hij deed, een vergoeding die niet in verhouding stond tot zijn verdiensten.
Met veel plezier redigeerde hij voor ons maandblad in zijn vroegere vorm de rubrieken die wel het meest werden gelezen, omdat zij uit binnen- en buitenlandse kranten en tijdschriften juist dat vermeldden waarover de ‘groot-Nederlanders’, in en buiten de grenzen, wensten te worden ingelicht. Het kostte hem veel tijd en lang niet altijd kon het vele dat hij zo nauwgezet had verzameld en geschreven een plaats vinden. Dat die rubriek is vervallen heeft hij - en hebben veel lezers naar ik weet met hem - betreurd.
Zijn idealen en gevoelens ten opzichte van het Verbond en Neerlandia kwamen niet steeds overeen met de richting die anderen uit wilden. Maar hij schikte zich en deed wat nodig was. Dat was veel, want administratie, kopijbehandeling, overleg met de drukkerij van ons blad, opmaak en correctie, alsmede adressing vroegen zijn aandacht, nadat al zijn schrijfwerk voor een nieuw nummer al was gedaan. Ik geloof wel, dat hij het grootste deel van zijn tijd daarvoor gaf. Zijn historische artikelen, zoals over de geschiedenis van het Verbond en zijn overzicht over ‘De oorlogsjaargangen van Neerlandia uitgegeven op Curaçao’ op blz. 121-126 van het juli-aug. nr. '71, getuigen van een nauwgezet ‘speurwerk’, geschiedkundig besef en een vlotte pen, soms in humor gedoopt.
Na nummer 5 van de jaargang 1972 verscheen zijn naam niet meer in de lijst van de leden der redactie. Toen sloot hij een periode van achttien jaar als medewerker af, in zijn 85e jaar. Zijn geest was fris en vitaal gebleven en zijn lichaam hield het toen al enkele jaren prachtig uit, dank zij het gangmakertje, de ‘pace-maker’, die het hart dat hem telkens al moeite had gegeven, animeerde om te blijven kloppen. Daarvoor was hij bijzonder dankbaar en opgetogen, zoals hij gedurende een uitzending voor de televisie enige tijd geleden, deed blijken.
Hij was trouw als vriend en werker voor het A.N.V., en van een grote bescheidenheid, evenals zijn beroemde broeder - enkele jaren geleden gestorven - dr. A.D.A. de Kat Angelino, wiens meesterwerk ‘Staatkundig beleid en bestuurszorg in Nederlands-Indië’, dat in 1934 verscheen, vooral in dat verre oosten, maar ook in Nederland, van grote invloed was. Een andere broer, bestuursambtenaar, werd op een van de eilanden daar vermoord.
Pieter de Kat schreef over zichzelf eens in een brief aan mij van vier jaar geleden in onderscheiding van een ander, die hij ‘een beheerst man’ noemde: ‘geen stenensmijter zoals ik met mijn sanguinisch bloed’. Maar dat is overdreven: hij smeet geen stenen, hij was een uiterst vriendelijk, behulpzaam man, die evenwel fel reageerde als iets volgens zijn rechtschapen overtuiging - erfdeel van zijn predikant-vader? - verkeerd was.
Naar zijn wens is hij in stilte aan de verassing prijsgegeven; daarna werd zijn overlijden pas in ruimer kring bekend. Hoe lang zal hij in onze gedachten voortleven? Hoe snel worden de ouderen uit ons Verbond vergeten! Het leven is nu eenmaal een gang, kort of lang, naar graf en stilte. Gelukkig wie als hij, zich heeft gegeven voor idealen die het leven van de eigen persoon te boven gaan. Moge dit zijn kinderen, kleinkinderen en vrienden troosten. ‘He was an honourable man’.
Den Haag, 2-12-74
PIET KORTHUYS