Limburgse universiteit
Na een vrij lange pauze - té lang, naar het oordeel van menig idealist - komen er de laatste tijd opnieuw gesprekken op gang over de universitaire samenwerking tussen Hasselt en Maastricht. Een belangrijke rol wordt daarbij gespeeld door de Kamers van Koophandel in het Land zonder Grenzen. Deze Kamers, uit Aken, Eupen, Heerlen, Luik, Maastricht, Verviers en Hasselt, komen zeer regelmatig samen en hebben als vast agendapunt de universitaire samenwerking tussen Luik, Aken, Maastricht en Hasselt. Met het oog op een dergelijke samenwerking hebben de Kamers eind 1972 in een schrijven aan de ministers van Onderwijs (Nationale Opvoeding) van Nederland, België en Duitsland, aangedrongen op het samenstellen van een internationale onderwijscommissie, die als opdracht zou hebben zich bezig te houden met de integratieproblemen van het Hoger Onderwijs in deze streek. Deze commissie is er helaas nog niet, reden ook waarom de Kamers eind 1973 op eigen initiatief met een samenspraak zijn gestart. In Aken kwamen daartoe vertegenwoordigers van de Kamers en van de vier Universiteiten bijeen. Tijdens deze eerste contactvergadering is een werkgroep gesticht, waarin afgevaardigden van de vier betrokken universiteiten zitting hebben. De aanwezigen verklaarden zich unaniem bereid inspanningen te zullen doen om tot een nauwere samenwerking te komen.
Daarnaast is er ook in kleiner verband sprake van een duidelijke toenadering en krijgt ook de samenwerking tussen het Limburgs Universitair Centrum (LUC) te Diepenbeek-Hasselt en de Medische Faculteit in Maastricht steeds meer een structureel karakter. De beide beheers-instanties van deze instellingen, die een vrij parallele medische opleiding nastreven, hebben voorlopig reeds op een viertal punten tot samenwerking besloten. Afgesproken is dat alle gegevens over onderwijs, studiepaketten, enz. zullen worden uitgewisseld. Verder bestaat er een bestendig contact tussen de beide Onderwijskundige Studiebureaus.
Bovendien ligt het in de bedoeling straks gezamenlijk hoogleraren en experten voor langere tijd uit te nodigen, hetgeen goedkoper is en ook meer rendement zal opleveren. En tot slot zal er ook samengewerkt worden bij de realisering van de studiepaketten. Beide instituten hebben voor dezelfde acht functionele systemen gekozen
en alleen in uitwerking kunnen er mogelijk enige verschillen optreden.
Ook de mogelijkheid voor Nederlandse studenten om in Diepenbeek-Hasselt te gaan studeren zijn - theoretisch althans - uitgebreid. De toelatingsvoorwaarden voor studenten met vreemde nationaliteit zijn onder meer uitgebreid met:
- | indien zij reeds met gunstig resultaat het eerste jaar van dezelfde universitaire studies zouden gevolgd hebben aan een andere universitaire instelling (Belgische of buitenlandse) en indien deze inschrijving zonder onderbreking volgt op het behalen van dit eerstejaarsgetuigschrift behoudens het geval van bewezen overmacht; |
| |
- | ofwel indien de ouders gedurende ten minste vijf jaar in België woonachtig zijn zonder er daarom een beroepsactiviteit uit te oefenen en indien het gaat om het hernemen van een studiejaar. |
Vorig jaar waren er in Hasselt circa 130 aanmeldingen van buitenlandse studenten, meest Nederlanders. Slechts vier Nederlanders echter werden toegelaten. Dat kunnen er dit jaar misschien wat meer worden, maar er wordt geen aanzienlijk hoger aantal verwacht. Ook daarover zouden in de toekomst uiteraard concretere afspraken moeten kunnen worden gemaakt. Een moeilijkheid daarbij is dat de Nederlandse Faculteiten Geneeskunde geen buitenlandse studenten mogen toelaten zonder speciale toestemming van de minister. Naar verluidt zou men in Maastricht reeds hebben aangedrongen op een versoepeling van deze regeling teneinde ook op dit punt betere afspraken te kunnen maken met het LUC in Diepenbeek-Hasselt.
Met andere woorden, het ziet er naar uit dat de verantwoordelijken aan beide zijden van de Maas steeds meer gaan inzien dat het een absurde zaak zou zijn als beide instituten volkomen langs elkaar heen zouden gaan werken. Van de andere kant zal men ook weer niet al te snel al te veel concrete zaken mogen verwachten. Beide instituten namelijk wensen de feitelijke situatie niet uit het oog te verliezen. Dat betekent dat men eerst wenst rekening te houden met de omstandigheid dat in beide regio's het aanbod van studenten voorlopig zeker nog groot zal zijn. Vandaar dat het LUC, waar nu nog alleen kandidaatsopleidingen plaatsvinden, zeker zal blijven streven naar een volledige uitbouw van de medische faculteit. Terwijl men in Maastricht, ook al zijn daar sinds kort de eerste 50 studenten (‘cursisten’ eigenlijk) in opleiding, toch eerst zal blijven streven naar de wettelijke status van Rijksuniversiteit.
Dat betekent dus dat men voorlopig op eigen houtje zal blijven voortwerken. Een duidelijk winstpunt echter is dat men elkaar nu veel meer dan voorheen op de hoogte zal houden van de gang van zaken, terwijl het er bovendien op lijkt dat men nu tevens aan beide zijden de overtuiging is toegedaan dat er naar gestreefd moet worden om bij een verdere uitbouw dubbel werk te vermijden en goed rekening te houden met wat er aan de overkant van de Maas gebeurt. Er zullen heel wat idealisten zijn die een meer actieve gang van zaken zouden toejuichen. En de vraag rijst dan ook of de regionale initiatieven, die uiteindelijk toch weer voor alles en nog wat op Brussel en Den Haag zijn aangewezen - zeker in de ‘doe-sfeer’ - niet veel meer rechtstreekse ondersteuning moeten krijgen van regeringswege.
JOHAN THYSSEN