Noord-Zuid-dag te Essen
Op 12 oktober 1974 vond de eerste Noord-Zuid-dag plaats te Essen. Het A.N.V. heeft alle redenen om dit nieuw en toch oud initiatief toe te juichen. ‘Oud’ omdat, mét de Noord-Zuid-dagen, Essen de traditie van de Groot-Kempische cultuurdagen van Hilvarenbeek wil voortzetten. Deze ‘Aflossing van de wacht’ werd trouwens gesymboliseerd door de aanwezigheid van de heer J.P.M. Meuwese, burgemeester van Hilvarenbeek.
Het programma van deze dag was een kamp-handboog, een groepstentoonstelling van Essense kunstenaars (geopend doot Mevrouw R. de Backer, Minister van Nederlandse Cultuur), een Feestconcert in de Sint-Antoniuskerk, een studentikoze clubavond en een paneelgesprek georganiseerd door de culturele Benego-werkgroep over ‘Tegenstellingen tussen Noord en Zuid’. Waarom juist dit onderwerp voor een paneelgesprek? In zijn inleiding motiveerde Mr. H. Suykerbuyk, burgemeester van Essen, de keuze van dit thema: ‘Het is zonder meer duidelijk dat men vooral aan de grens initiatieven moet nemen om de integratie tussen Vlaanderen en Nederland te bevorderen. Juist in de grensgemeenten is de samenwerking tussen Noord en Zuid een dagelijks feit. Nochtans willen wij de tegenstellingen tussen beide gemeenschappen niet verdoezelen. Men kan immers slechts tot samenwerking komen indien men komt tot een juist inzicht in de verschillen’. Als dynamisch Benego-man kon en mocht de heer Suykerbuyk dit aldus stellen. In Benego (Belgisch-Nederlands grensoverleg) wordt men immers geconfronteerd met verschillen maar... werkt men des te meer samen. Dit laatste bleek ondermeer uit de korte tussenkomst van de heer Oosterdorp die namens de burgemeester van Roosendaal de initiatiefnemers geluk wenste en uit de voorstelling van de nieuwe ‘Benego-musea-gids’ door Mr. A.F. Kievits, burgemeester van Zundert en voorzitter van Benego.
Het paneel slaagde er vrij vlug in om het vuur aan de integratielont te steken. Dr. L. Meerts, hoofdredacteur van de ‘Gazet van Antwerpen’ kon de aanwezigen vlug overtuigen dat ‘culturele integratie’ weliswaar een mooie kreet is maar in de praktijk helemaal niet gemakkelijk gerealiseerd zal worden. Teveel tegenstellingen in volksaard, wetgeving, e.d.m. moeten overbrugd worden, zodat een werkelijke integratie steeds een langdurig proces veronderstelt. Integratie over staatsgrenzen heen zal zijns inziens nooit het werk zijn van de grote massa maar wel van een minderheid die vast gelooft in de noodzaak ervan.
De heer C. Meerback, hoofdredacteur van het ‘Brabants Nieuwsblad’ onderlijnde op een humoristische wijze dat de taal een belangrijke middel of een vervelende hinderpaal kan zijn wanneer men tot integratie wil komen. Nederland, inzonderheid de ‘boven-Moerdijkers’, en Vlaanderen spreken niet altijd dezelfde taal, dit illustreerde hij met tal van voorbeelden uit advertenties in Vlaamse bladen. ‘Inslapende deftige meid gevraagd’, een ‘vergadering inrichten’, ‘ouderlingentehuis’, ‘bestendig afgevaardigde’, enz. zijn begrippen die in Nederland weinig of niet begrepen worden. De heer Meerbach voegde er wel ootmoedig aan toe dat het in Nederland met de taal ook niet zo best gaat. Zelfs in de troonrede van de koningin vindt men taalfouten. Bijzonder boeiend waren de tussenkomsten van de moderator van het paneel Drs. L.J.M. Van de Laar, burgemeester van Bergen op Zoom en voorzitter van de Gemengde technische commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands cultureel verdrag. Hij vestigde, zeer terecht de aandacht van de aanwezigen op het feit dat de welvaartstaat een toenemende staatsinterventie vereist. Deze interventie versterkt ‘het nationale’ en bemoeilijkt steeds meer en meer de werkzaamheden van personen en instellingen (bv. Benego) die opteren voor grensoverschrijdende contacten en initiatieven. De heer Van de Laar pleitte eveneens voor een Nederlandse tegenhanger van de Académie Française.
Na afloop van het paneelgesprek ontspon zich een levendige discussie met de aanwezigen. Uit de talrijke tussenkomsten noteerden wij er enkele. Mr. J. Fleerackers, Kabinetschef van de Minister van Nederlandse cultuur, wees op het grote belang van de samenwerking tussen de media. Juist deze media bereiken vele mensen die ‘de Hollander’ of ‘de Belz’ niet altijd een goed hart toedragen.
Op de vraag waarom sommige Nederlanders zich in het buitenland steeds hooghartig gedragen, antwoordde de heer Van de Laar zeer gevat dat de ‘regenten- en predikantenmentaliteit’ nog niet verdwenen is. Sommige Nederlanders zullen daarom steeds precies kunnen zeggen wat anderen moeten doen. Tevens werd gewezen op de grote noodzaak om zich in Europa als één cultuurgebied te doen gelden.
In het gezellige café naast het gemeentehuis in Essen vonden talrijke aanwezigen zich ‘toevallig’ terug zodat de interessante bespreking bij ‘pot en pint’ werd voortgezet. Dit gesprek was voor ondergetekende de aanleiding om een aantal bedenkingen op papier te zetten onder de titel ‘Overheid en Culturele Integratie’ (blz. 130). De aandachtige lezer zal merken dat de standpunten van het A.N.V. t.a.v. de culturele integratie duidelijk een stempel drukken op deze bedenkingen. De Noord-Zuid-dag heeft immers het belang van deze standpunten duidelijk aangetoond.
M.C.