Overheid... en culturele integratie
Soms hoort men wel eens de bewering dat het Belgisch-Nederlands Verdrag weinig of geen betekenis heeft gehad. Ik meen van wel, echter met deze bemerking dat de bestaande samenwerkingsvormen tussen beide landen grondig moeten herzien worden.
Mede dank zij dit verdrag is de samenwerking tussen Nederland en België, inzonderheid met het Nederlandstalig gedeelte van België, op gang gekomen. Bij de verenigingen en personen die zich daadwerkelijk, zowel in Nederland als in België, voor de samenwerking met Nederland en vice versa inzetten, groeit er op dit ogenblik nochtans een zeker ongenoegen. Dit ongenoegen zou ik - zij het onvolledig - als volgt willen omschrijven:
Het Belgisch-Nederlands Cultureel Verdrag is een verdrag tussen staten met name Nederland en België. Een cultureel verdrag heeft uiteraard niet alleen een politieke draagwijdte (het veruiterlijken van de politieke wil om tot samenwerking te komen), maar evenzeer een cultureel aspect dat bij dit verdrag uiteraard centraal staat.
Een Belgische cultuur bestaat er niet. Dit zullen zowel Vlamingen als Walen onderschrijven. Er bestaat een Vlaamse (Nederlandse) cultuur en een Waalse (Franse) cultuur. Het is duidelijk dat er van Vlaamse zijde een zeer sterke affiniteit bestaat t.a.v. Nederland en van Waalse zijde t.a.v. Frankrijk. Daarom is het verdrag voor onze franstalige landgenoten veel te ruim en voor Vlaanderen veel te beperkt.
Deze beperking kan men als volgt illustreren:
Beperkte financiële middelen:
Ik citeer hier Senator van Haegendoren wanneer hij zegt: ‘Wij besluiten met een scherpe kritiek op de regeringen die, gezien de bescheidenheid van de toegewezen middelen, bewezen hebben weinig belang te hechten aan de culturele contacten. De commissie zou over een werkelijke begroting in plaats van over een symbolisch bedrag moeten kunnen beschikken en er zou een deskundige full-time staf de zaak in handen moeten nemen’.
Vanuit de Vlaamse optiek is het cultureel verdrag zéér beperkt in zijn ‘politieke’ mogelijkheden.
In Vlaanderen bestaat duidelijk, óók de politieke wil, om de contacten met Nederland nog verder te intensiveren en bovendien, daar waar nodig, te institutionaliseren.