Venster op de wereld
Economische slop in Suriname
De regeringen van Nederland en Suriname zijn vastbesloten nog voor het einde van 1975 de onafhankelijkheid van Suriname af te kondigen; een mijlpaal in de geschiedenis van het land. Over de toekenning van onafhankelijkheid wordt niet gelijk gedacht, evenmin over het feit of het land zich straks die weelde kan veroorloven. In Suriname zelf zijn het vooral hindoestaanse groepen die zich tegen een onafhankelijkheid op korte termijn ernstig verzetten.
Anderen vragen zich met zorg af, of het land ‘economisch op eigen benen’ kan staan. In het onderstaande zijn enkele van de belangrijkste feiten en opvattingen aangestipt om enigszins een inzicht te verkrijgen in de situatie waarin Suriname en de Surinaamse bevolking thans verkeren.
Voor een goed begrip van de situatie waarin Suriname zich thans bevindt kan men zich het allerbeste voorstellen dat het een uitgesproken ontwikkelingsland is. Men heeft met dezelfde armoede en miserabele sociale toestanden te maken als in alle andere achtergebleven gebieden in Zuid-Amerika. Er bestaat geen enkel verschil.
Wanneer rondom de kern van de metropool Rio de Janeiro sedert jaar en dag de krotbehuizingen - een paar planken met wat golfplaten - als paddestoelen uit de grond rijzen dan is een dergelijk verschijnsel voor Paramaribo, de hoofdstad van Suriname niet nieuw. Van de totale bevolking van ongeveer 360 000 mensen is meer dan zestig procent in de loop van de jaren naar Paramaribo getrokken. In de hoop daar een bestaan te vinden. Voor velen liep het op een teleurstelling uit. Evenals in Rio. Voor de bewoners van de woeste uitgestrekte streken het sprookje van de stad; het verhaal over het Beloofde Land. Maar in werkelijkheid een hersenschim.
Overigens is Paramaribo al lang niet meer het land van melk en honing, zoals het werd voorgesteld - het is het overigens ook nooit echt geweest - de bevolking beschouwt wel Nederland en in het bijzonder Amsterdam en Rotterdam, als oorden van paradijselijke aard. En wanneer de vergelijking wordt getrokken, dan is met het laatste ook niet te veel gezegd.
Nederland behoort tot de club van de ‘rijke landen’; Suriname is, het werd reeds gezegd ‘achtergebleven gebied’. Zo redeneert men.
Het land is 4,5 keer zo groot als Nederland, de meeste bewoners zijn te vinden in Paramaribo en omgeving. Van degenen die een vak hebben geleerd is 25% zonder werk. Om over de rest maar te zwijgen. Meer dan 15% van de Surinamers is langzamerhand naar elders vertrokken; hoofdzakelijk naar Nederland in de veronderstelling daar een boterham te kunnen verdienen. De helft daarvan behoort tot de elite wat scholing en onderwijs betreft.
Het was dan ook begrijpelijk, dat een Surinaams bewindsman onlangs in Utrecht opmerkte dat deze Surinamers eigenlijk in eigen land behoren. Maar dan toch onder andere omstandigheden, zo werd in een commentaar gezegd op de uitlating. Daar wringt de schoen. Suriname gaat gebukt onder armoede, onder werkloosheid, onder veie mistoestanden als een gevolg van de status van onderontwikkeld gebied.
‘Men kan gelukkig zijn met de huidige ontwikkeling van het verwezenlijken van de onafhankelijkheid van Suriname, omdat het een stuk geschiedenis afsluit. Anderzijds neemt de betekenis van dit recht af, zolang Suriname economisch niet op eigen benen kan staan’, aldus vooraanstaande politici in de West.