| |
| |
| |
Spiegel van de Nederlanden
| |
| |
| |
Het koffertje van de minister... en andere verhalen
Deze bijdrage moest geschreven worden in de dagen van het gijzelingsdrama in de Franse ambassade in Den Haag en dus vlak vóór de opening van het nieuwe parlementaire jaar. Inhoud van troonrede en miljoenennota zijn nog niet bekend, maar aan de hand van wat in stukken en brokken tijdens de zomermaanden is uitgelekt, kunnen we toch al iets op de toekomst vooruitlopen. Zo kan aansluitend op de vorige ‘Spiegel’ bevestigd worden dat Nederlands aardgaspolitiek komend jaar uitermate belangrijk zal zijn voor de staatshuishouding. Enerzijds gaan de prijzen voor binnenlandse verbruikers en buitenlandse afnemers fiks omhoog (aanzienlijk meer dan premier Den Uyl in de voorzomer optimistisch aankondigde!), maar daar staat tegenover dat de belastingdruk verminderd zal worden. Voor de betalingsbalans betekent de hogere prijs die buitenlandse ‘klanten’ zullen gaan moeten betalen, een positieve faktor. De totale extra opbrengst van het aardgas wordt op 2,5 miljard gulden geraamd.
Naar te verwachten is zullen de rijksuitgaven met ongeveer tien miljard gulden stijgen tot het rekord bedrag van ruim zestig miljard gulden. Elseviers Weekblad, dat half augustus ‘geheime gegevens’ uit de miljoenennota op tafel bracht, meldde dat het kabinet uitgaat van een stijging van de loonsom in Nederland met 12 procent en een prijsstijging van 8,5 percent. Het is de vraag of deze ramingen toch niet aan de lage kant zijn: begin september bleek de prijsstijging toch weer hoger dan verwacht. Op dit moment kan nog niet gezegd worden welke (nieuwe) plannen de regering koestert met betrekking tot de inflatiebestrijding.
Een kategorie die uiterst benieuwd is naar de regeringsplannen wordt ongetwijfeld gevormd door de boeren en tuinders. Evenals in andere landen (België, Frankrijk, Duitsland en zopas ook Engeland) hebben de agrariërs in Nederland danig van zich laten horen tijdens protest-ritten en demonstraties. De eerste financiële toezeggingen van de regering werden in het algemeen onvoldoende geacht. Een kant van de zaak die sterk van invloed is op de gang van zaken in de boerenwereld is de zeggenschap van de Europese Kommissie. De verantwoordelijkheid voor het landbouwbeleid ligt immers te Brussel, waardoor voor Nederland zelf slechts een smalle marge rest om iets voor de landbouw te ondernemen dat werkelijk zoden aan de dijk zet. In elk geval heeft het landbouwbeleid al laten zien dat de christelijke politieke partijen nog niet dicht bij de in het CDA (Christen-Demokratisch Appèl) nagestreefde eenheid staan: de Christelijk-Historische Unie ‘zag’ het weer heel anders dan de Anti-Revolutionaire Partij en de Katholieke Volkspartij.
Ook de werkloosheid is een zaak die de komende tijd - helaas - hoogst aktueel is. Cijfers worden al genoemd tot boven de 200 duizend, waarvan een aanzienlijk gedeelte bouwvakarbeiders betreft. Minister Boersma is al met omscholingsplannen voor den dag gekomen, maar men kan zeker niet zeggen dat de publieke opinie in het land daarin het grote redmiddel ziet. Eerder dient de vraag gesteld of door de verschuivingen binnen de maatschappelijke en ekonomische strukturen ook de werkloosheid niet ‘veranderd’ is: moet de grens tussen strukturele en konjunkturele werkloosheid niet anders getrokken worden?
We noemen nog een zaak waarmee Nederland in de komende tijd op indringende manier gekonfronteerd gaat worden: de komst van grote groepen Surinamers. Er zijn al schattingen dat over een goed jaar de Amsterdamse bevolking voor ongeveer tien procent uit Rijksgenoten van overzee zal bestaan. Tot nu toe wil de regering de immigratie van Surinamers niet beperken uit vrees van een racistische houding beschuldigd te worden. Toch is duidelijk dat er op korte termijn maatregelen nodig zijn, zowel in het belang van de Surinamers die in Nederland maar al te veel teleurstellingen ontmoeten, als in het belang van de Nederlandse bevolking die nooit voorbereid is geweest op een werkelijk integratieproces. Daarbij is de weerslag van de massale verhuizing voor Suriname zelf nog een hoofdstuk apart.
Als we de ernstige financiële zorgen van de KLM (80 tot 100 miljoen gulden verlies dit jaar), de verdeeldheid over defensie en over kernenergie en de opnieuw omhoog gekomen tegenstelling rond het grondbeleid noemen, is eigenlijk nog maar een gedeelte opgesomd van de vele andere zaken waarvoor de overheid zich de komende tijd schrap zal moeten zetten. Dat het bestaan van het kabinet Den Uyl door de veelheid aan problematiek bedreigd zou zijn, is intussen zeker niet waar. Er is weinig te merken van ‘harde’ oppositie en kortgeleden heeft VVD-fraktieleider Hans Wiegel nog gezegd dat hij het kabinet best zijn hele regeerperiode (tot 1977) ziet uitzitten. De toekomst zal uitwijzen of deze ‘profetie’ terecht werd uitgesproken.
JAN VERDONCK
| |
Het koffertje van de Minister van Financiën
Op het moment dat we dit schrijven herstelt Nederland zich een beetje van de voetbalkater van München. Inmiddels hebben de meeste Kamerleden hun koffers gepakt om op vakantie te gaan. Het is de parlementsleden van harte gegund, want het afgelopen politieke jaar is nogal roerig geweest. Het begon met de oliecrisis, waarvan de nasleep nog wordt gevoeld, hoewel Nederland van de Arabische landen nu weer olie mag importeren. Het is niet de vakantiekoffer van minister Duisenberg waar de belangstelling thans naar uitgaat, maar veeleer de inhoud van die andere koffer, het leren omhulsel dat de rijksbegroting aan het oog onttrekt tot de Kamer weer bijeen is. Het stuk waarover al heel wat is gepraat want iedere minister wil graag dat in de cijfers van de rijksbegroting zijn verlangens en beleid tot uitdrukking komen. Anderzijds geldt ook hier de stelregel, dat een gulden maar eenmaal kan worden uitgegeven.
Er is echter ditmaal een meevaller. Het Centraal Planbureau heeft de opbrengst van de export van het Nederlandse aardgas op 1½ miljard gulden geschat; een gevolg van de met België, Frankrijk, Italië en de West-Duitse Bondsrepubliek afgesloten contracten. Zodra dit bedrag werd genoemd gaven enkele politici uiting aan hun opvattingen hoe deze meevaller voor de schatkist van het rijk te besteden. Sommigen pleitten voor een vermindering van de belastingdruk door middel van de anderhalve miljard; anderen zagen met dit bedrag hun hoop vervuld van het treffen van nieuwe gemeenschapsvoorzieningen zoals een volksverzekering voor arbeidsongeschiktheid. Beide standpunten zijn te verdedigen en het zal doorslaggevend zijn wat, uit een oogpunt van algemeen belang de voorkeur verdient. Hoewel, wat is het algemeen belang? En hebben alle politici dienaangaande dezelfde mening? Wij geloven van niet.
| |
Conflict met de NATO
Ingewijden zijn van oordeel dat de rijksbegroting geen strubbelingen in het kabinet zal veroorzaken. Er is wel intern een hartig woordje gesproken over de defensienota van minister Vredeling. Men meende van bepaalde kant in het kabinet, afgestemd
| |
| |
op de afspraken in partijprogramma's, dat er nog meer bezuinigd kon worden. In Brussel bleek men over de plannen van het Nederlands kabinet ontstemd. De NATO-autoriteiten waren allesbehalve te spreken. Daarna is de nota gewijzigd en van beide kanten binnen het kabinet werd water bij de wijn gedaan. Maar voor de NATO-staf bleek de wijn nog te zuur. In ieder geval zal de defensienota niet als een bom onder het kabinet fungeren. Van een kabinetscrisis is geen sprake. En het ziet er voorlopig ook niet naar uit.
| |
‘Daar kunt u vergif op innemen’
Het kabinet - Den Uyl is vast besloten om het beleid van de herverdeling van de inkomens voort te zetten. ‘Daar kunt u wel vergif op innemen’, zei de premier tegen een televisiejournalist op een vraag dienaangaande. Drs. Den Uyl liet zich daarbij ontvallen dat een inkomensnivellering zou moeten geschieden zonder een machtigingswet; de wet die aan de regering de bevoegdheid geeft om in te grijpen in de lonen en de prijzen en in alle andere soorten van inkomen. De wet was een gevolg van de situatie tijdens de oliecrisis en werd in het begin van dit jaar aangenomen. Mocht het kabinet de wet opzij schuiven dan keert de oude toestand terug; dan moeten de werkgevers, de vakbeweging en de overheid opnieuw onderling beslissen over de lonen en de prijzen. De premier heeft ook gezegd dat de overheid zelf naar een nivellering zal streven, hetgeen dan ook in het financieel beleid (belastingen) zichtbaar moet zijn.
| |
Veelheid van problemen
De vraagstukken waarmee het kabinet straks zal moeten worstelen zijn: de loonontwikkeling in 1975, de stijgende kosten van de sociale voorzieningen - voorzieningen die nu eenmaal getroffen moeten worden - en de zorg voor de volksgezondheid. En wie volksgezondheid zegt, zegt Dennendal, de psychiatrische inrichting die elke dag de voorpagina haalde en onenigheid in het kabinet veroorzaakte. Maar ook die storm is geluwd.
Voor dezelfde veelheid van problemen ziet zich de Tweede Kamer geplaatst. Men kampt er met tijdnood en is van oordeel dat de debatten over de wetsontwerpen, de begrotingen en de talloze nota's veel te lang duren. Er zijn stemmen op gegaan van Kamerleden die er meer voor voelen dat het kleine werk, als de bestudering van de details, naar de commissies wordt verwezen. De Kamer zou dan alleen, na de behandeling in de commissies van een onderwerp, zich over de grote lijnen kunnen uitspreken en als een vervolg daarop besluiten moeten nemen. Op het eerste gezicht is daarvoor veel te zeggen. Anderen konden zich hiermee wel verenigen, maar wilden dat in de commissies ook over de amendementen zou worden gestemd. Het bezwaar hieraan verbonden is, zo werd opgemerkt, dat gelet op het aantal commissies de fracties met minder dan vijf leden nergens aan bod zouden komen. Een ernstig bezwaar dat tot nadenken stemt bij alle pogen om de werkwijze van de Kamer te verbeteren.
De voorzitter van de Tweede Kamer, dr. A. Vondeling, met een lange parlementaire ervaring, ziet het bijzonder nuchter: er moet minder worden gesproken, maar niet slechter en de tijd moet beter worden besteed. De voorzitter beschikt evenwel niet over de middelen om zijn wil af te dwingen. Wanneer het geloof in de deugdelijkheid van de werkwijze van de Kamer bij de leden twijfels oproept, hoe moet het dan met de buitenwacht zijn gesteld. In het belang van het aanzien van de Kamer zoekt men dan ook naar oplossingen, die tot verbetering kunnen leiden.
GEERT GROOTHOFF
| |
Timmeren aan de Noord-Zuidverbinding
Tientallen jaren is het de wens geweest van de Vlamingen en alle Nederlandstaligen in België hun eigen ‘culturele boontjes’ te doppen. Sedert de laatste grondwetsherziening is het er dan toch van gekomen. Weliswaar niet in een vloek en een zucht, maar dat mocht ook niet worden verwacht. Dr. H. Vredegoor van de vroege morgen tot de late avond in de weer om binnen de grenzen van de culturele activiteiten Noord en Zuid te verstrengelen, legde in mei in Eindhoven de volgende vraag voor aan een forum op een ontmoetingsbijeenkomst van Nederlandse en Vlaamse journalisten: ‘Welke mogelijkheden biedt de culturele autonomie van de Nederlandse cultuurgemeenschap in België voor de culturele integratie van Noord en Zuid in de praktijk?’ Marc van der Bruggen, adj. kabinetschef van de minister van Nederlandse cultuur, en senator Leo Vanackere waren de Vlaamse leden van het forum. Drs. L. van der Laar, burgemeester van Bergen op Zoom, oud-staatssecretaris en lid van de gemengde commissie ter uitvoering van het Belgisch-Nederlands Cultureel Accoord, vertegenwoordigde Nederland. Voorzitter was de Nederlandse journalist, dichter en publicist Michel van der Plas.
Er bleken nogal heel wat voetangels en klemmen te liggen op de weg naar een samenwerking. Wie goed zijn oor te luisteren legde ontkwam niet aan de indruk dat de gedachten over het onderwerp uiteen liepen. Senator Vanackere gaf een heldere schets van de totstandkoming, het doel en de werkwijze van de ‘Cultuurraad voor de Nederlandse cultuurgemeenschap’; het openbaar lichaam met wetgevende bevoegdheden (decreten), samengesteld uit de Nederlandstalige leden van de Kamer van Volksvertegenwoordigers en van de Senaat. Er is misschien wat ongeduld getoond, merkte hij op. Maar de ganse ontwikkeling moet eerder worden gezien binnen een tijdvak van een generatie dan binnen enkele jaren. Zeker wanneer de integratie met het Nederlands cultureel beleid als einddoel wordt gesteld. Het was een stelling die van werkelijkheidszin getuigde. Immers, men kan de meest verantwoorde juridische constructies binnen het staatsrecht van beide landen op papier zetten en zoeken naar aansluitingen, wanneer daar geen geloof en ernstige wil achter staan kan men de zaak vooreerst rustig vergeten. In dit licht beschouwd waren de kanttekeningen van drs. Van de Laar niet optimistisch. Zijn uitgangspunt was dat in dit verband de taal niet alleenzaligmakend is. Aan de ene Nederlands taal- en cultuurgemeenschap, ondanks het bestaan van de staatsgrens, ging hij toch wat lichtvoetig voorbij. Hij verdedigde ‘een gemeenschappelijke cultuur der Lage Landen’ en zag dan ook alleen heil in het bestaande Cultureel Accoord tussen de beide landen. In de praktijk wil dat niet anders zeggen dan, dat in de gedachtengang van de burgemeester van Bergen op Zoom de twee ministers van buitenlandse zaken van de beide landen het voor het zeggen hebben. Ook wat de culturele betrekkingen tussen Nederland en Vlaanderen betreft. Een merkwaardige opvatting, wanneer daarnaast de culturele autonomie van Vlaanderen thans in de grondwet ligt verankerd. Op die ma- | |
| |
nier wordt de
Cultuurraad terzijde geschoven. Niettemin moest de heer Van der Laar, op een vraag van een toehoorder, wel toegeven dat vrijwel alle projecten die op de agenda van zijn commissie prijken Vlaamse zaken behelzen. Juist daarom zou een andere constructie zijn aan te bevelen, dachten wij. Toch had hij er wel een beetje moeite mee, toen hem gezegd werd dat in Nederland de culturele betrekkingen over drie departementen lopen.
Een Hoge Raad voor de Nederlandse Cultuur vond bij de heer Van de Laar instemming, evenals de oprichting van een Nederlands Instituut in Brussel. Echter volgens de lijnen van het Cultureel Accoord, zouden die culturele bouwsels dienen te worden opgetrokken.
Marcel van der Bruggen, tevens lid van de gemengde commissie, liet een geheel ander geluid horen. Hij viel fel uit tegen de stelling dat het cultuurbeleid een zaak is van de departementen van buitenlandse zaken. ‘We worden vergiftigd door adviezen’, riep hij uit. ‘Het wemelt van commissies, werkgroepen en subwerkgroepen. Het maakt de culturele werkers in het veld ongeduldig en beu’. Overigens, zo voegde hij er nog aan toe: ‘Staten integreren niet!’ Wanneer er geen verandering komt dan is er geen schijn van kans dat ooit de culturele integratie van Noord en Zuid een feit wordt. Ondanks het bestaan van de Cultuurraad. Het was een pessimistisch geluid. En het geheel een donkere schaduw over de gedachte van de culturele integratie van Noord en Zuid en dat alles... in de Lichtstad.
| |
Minister De Backer - Van Ocken: ‘Memorandum A.N.V. bevat zeer constructieve voorstellen voor organisatie culturele samenwerking’
De nieuwe minister van Nederlandse Cultuur en Vlaamse Zaken van de Belgische regering, mevrouw R. De Backer - Van Ocken, de opvolgster van minister mr. Jos Chabert, heeft in een vergadering van de Cultuurraad voor de Nederlandse Cultuurgemeenschap het memorandum van het A.N.V. genoemd als een stuk dat zeer constructieve voorstellen bevat met betrekking tot de organisatie van de culturele samenwerking. De minister antwoordde op vragen van de heer P. De Vlies over het Belgisch-Nederlands overleg inzake culturele samenwerking.
Uit het beknopt verslag van de Cultuurraad nemen wij het volgende over:
De Voorzitter: Aan de orde is de mondelinge vraag van de heer P. De Vlies, over het Belgisch-Nederlands overleg inzake culturele samenwerking.
De heer De Vlies stelt dat het Algemeen Nederlands Verbond in een memorandum aan de Belgische en Nederlandse Regeringen betreurt dat het regeringsoverleg over de Belgisch-Nederlandse culturele samenwerking bij herhaling onderbroken en uitgesteld werd door de wisselende regeringscrises die de jongste jaren in beide landen plaatsvonden.
Het A.N.V. stelt aan de nieuwe Belgische Regering en aan de Nederlandse Regering voor, de culturele integratie te institutionaliseren en hiervoor onverwijld een bilaterale werkgroep in te stellen ten einde de juridische en staatkundige aspecten ervan te onderzoeken en concrete voorstellen ter zake in te dienen.
Spreker vraagt nadere inlichtingen over de zienswijze van de Minister nopens dit probleem en meer bepaald over de wenselijkheid een bilaterale werkgroep en een bestendige Belgische of Belgisch-Nederlandse parlementaire commissie op te richten ter bevordering van de culturele integratie van Vlaanderen en Nederland.
Minister De Backer antwoordt dat het memorandum van het A.N.V. zeer constructieve voorstellen bevat m.b.t. de organisatie van de culturele samenwerking. De voorstellen zijn alle cultureel georiënteerde Vlamingen sympathiek en vormen een uitgangspunt tot een heroriëntering van onze culturele relaties met Nederland. De Minister wenst in deze belangrijke materie niet te improviseren. De organisatie van een staatkundige samenwerking tussen twee souvereine en autonome staten is steeds omslachtig, te meer wanneer men een ‘integratie’ wil bereiken.
De Nederlandse regering heeft ten aanzien van de culturele samenwerking eerder een pragmatisch gerichte politiek gevoerd. Men kan dat betreuren, maar het is een feit dat sommige Waalse landgenoten het Nederland niet steeds gemakkelijk hebben gemaakt. Op dezelfde wijze bleven de Vlamingen tegenover de culturele uitstraling van Frankrijk zeer behoedzaam. De culturele autonomie maakt het echter mogelijk dat Vlaanderen zijn culturele relaties tegenover het buitenland zelfstandig bepaalt, al blijft een ratificatie door het parlement noodzakelijk voor verdragen.
Een nieuwe oriëntatie van ons cultureel beleid tegenover Nederland is noodzakelijk. De Minister wenst zich alsnog niet uit te spreken over de concrete voorstellen van het A.N.V., maar is wel van mening dat andere middelen zullen moeten worden aangewend om tot een werkelijke integratie te komen van het cultureel beleid binnen het Nederlandse taalgebied.
Een ‘Academie voor de Nederlandse Taal’ acht zij een ontoereikend instrument om tot zo'n integratie te komen. Zij besluit met de hoop in het najaar een gesprek te hebben met haar Nederlandse collega over de A.N.V.-voorstellen.
(Met het memorandum van het A.N.V. wordt bedoeld de kleine brochure - EEN NIEUWE AANPAK - opgenomen in Neerlandia 1973 - nr. 6).
| |
Het verdwijnen van de Franstalige informatiekranten in Vlaanderen
Eind volgende maand houden ‘La Flandre Libérale’, ‘Le Matin’ en ‘La Métropole’ op te bestaan. Er zouden dan in ons land
| |
| |
nog maar een veertigtal krantentitels verschijnen.
Van de hele bloeiende Franstalige pers in Vlaanderen blijft dan niets meer over.
Mark Platel:
- Helemaal juist is dat eigenlijk niet. Er blijft immers nog altijd ‘Le Lloyd Anversois’, maar die kan men toch eigenlijk geen informatiekrant noemen in de dagelijkse zin van het woord. Maar goed dus straks behoren ‘La Flandre Libérale’, ‘Le Matin’ en ‘La Métropole’ definitief tot het historisch archief. Het wordt voer voor vorsers. En daarmee zit Vlaanderen zonder echte Franstalige kranten. En dat terwijl in Antwerpen rond de eeuwwisseling meer Franstalige dagbladen verschenen dan Vlaamse kranten.
Terwijl in die tijd in Brugge het Liberale blad ‘Le journal de Bruges’ het dagelijks moest opnemen tegen de katholieke tegenhanger ‘La Patrie’, eveneens Franstalig.
In feite bestaan de drie dagbladen die eind volgende maand ophouden te verschijnen al lang nog maar alleen bij de genade van enkele oudere rijkere bankiers, die met nostalgie terugdachten aan de tijd dat de burgerij in Vlaanderen Frans dacht, Frans sprak en Frans leefde. Jaren al wordt het bestaan van de drie kranten op vrij onnatuurlijke wijze gerekt. Een gezamenlijke officiële oplage van 14.300 exemplaren, laten we maar aannemen dat er ruim 10.000 exemplaren dagelijks werden verkocht, heet nu echt niet het bewijs van een bloeiende krantenonderneming. Van de eens zo geduchte aartsliberale en extreem anti-klerikale ‘Flandre libérale’ uit Gent van rond de eeuwwisseling, bleef trouwens al 15 jaar geleden niet veel meer over.
De vernederlandsing van Vlaanderen met afronden van het al te scherpe anti-klerikalisme in onze maatschappij hadden hun werk gedaan. Dat gold ook voor het minder extreme Antwerpse liberale blad ‘Le Matin’ en diens katholieke tegenhanger ‘La Métropole’. Even zag het er naar uit dat aan een bloedarmoedig bestaan een oplossing zou kunnen gegeven worden toen graaf de Launoye, nu 15 jaar geleden de drie kranten opkocht. Zes jaar later al echter deed de grote patroon van de financiële groep Brufina en Cofinindus zijn aanwinsten van de hand aan de groep Rossel, uitgeefster van ‘Le Soir’. Intussen was tussen de drie kranten een technisch fusie-akkoord gesloten in 1965. Ze behielden elk een titel, maar behalve de kommentaar en wat regionaal nieuws was er eigenlijk nog maar weinig verschil. In 1968 deed men nog alsof. Oplage officieel 25.000, maar dat slonk alsmaar door tot nu 14.300.
Ook voor de groep Rossel, die na het verwerven van de drie kranten niet minder dan negen van de 27 titels in de Franstalige pers kontroleerde, is het duidelijk al te zwaar geworden. Principiële democraten zullen nu zeggen dat het gevaar voor de verarming voor de opinieverscheidenheid in onze pers nu nog scherpere vormen heeft aangenomen. Overheidssteun aan de dagbladpers is dus dringend nodig, zo zal men zeggen. Managers daarentegen zullen zeggen met alleen maar liefde voor het verleden kan men de ekonomische wetmatigheid, die nu eenmaal ook een krantenonderneming moet leiden, niet uit de weg gaan.
(Met toestemming van de B.R.T. overgenomen uit het radionieuws, rubriek ‘Actueel’)
| |
Drs. W.J. Bijleveld overleden
Eind mei bereikte ons het droevige bericht dat drs. W.J. Bijleveld, oud-voorzitter van de afdeling Den Haag van het ANV was overleden. Enkele weken daarvoor was hij in het ziekenhuis opgenomen. Op de Algemene Vergadering 1974 in Rotterdam was hij nog aanwezig. In het begin van dit jaar nam hij als voorzitter van de Haagse afdeling afscheid. Vanaf 1965 had hij de voorzittershamer gehanteerd, maar in de laatste maanden was hij van mening zijn taak aan anderen te moeten overdragen.
De heer Bijleveld was iemand met een warme belangstelling voor het ANV, waaraan hij dan ook veel van zijn tijd besteedde. Hij was een idealist met een sterk filosofische inslag. Een man met een brede kennis die zich niet alleen beperkte tot zijn vakgebied de physica maar ook andere terreinen bestudeerde. Hij maakte zich zorgen over de cultuurvervlakking van onze maatschappij. Onder de titel ‘Welke cultuur?’ schreef hij in Neerlandia 1973, nummer 4: ‘Het begrip en de wil tot samenwerking, levensvreugde en levenskunst dreigen te worden verdrongen door een dictatuur van bandeloosheid, door verduistering van het genuanceerde
Drs. W.J. Bijleveld
denken als gevolg van het ontstaan van een uniforme massa-wijsheid en dogmatisch napraten’. In deze stelling komt zijn bezorgdheid mede tot uitdrukking dat de menselijke persoonlijkheid wordt verdrongen. Het was zijn vaste overtuiging dat in het hedendaagse cultuurpatroon de vragen omtrent het wezen van de mens naar de achtergrond worden geschoven: ‘eerder denkt men aan sneller verkeer, meer producten, meer winsten, zonder al te veel te letten op de neveneffecten, die dreigender zijn voor de mensheid dan ooit te voren’.
Zijn artikel trok bijzonder sterk de aandacht. Er werd hem lof toegezwaaid. Maar hij wilde, als een bijzonder bescheiden mens, dat daaraan geen woord zou worden gewijd. Tal van reacties van zeer gezaghebbende figuren uit wetenschappelijke kringen bereikten hem. Wij zullen zijn wens dan ook eerbiedigen en geen namen op deze plaats vermelden.
Op de eerste juni werd zijn stoffelijk overschot aan de aarde toevertrouwd; het gebeurde in stilte, pas nadien werd zijn overlijden bekend gemaakt. Eén van de vele, maar dan de laatste, blijken van bescheidenheid. Wij zullen hem in het ANV niet vergeten.
| |
| |
| |
Spektakelbeurs der Nederlanden
In april 1974 organiseerden de Kultuurraad voor Vlaanderen en de Culturele Raad Limburg (Nederland) in het Internationaal Cultureel Centrum te Antwerpen, een zgn. ‘Theaterbeurs’. Met dit initiatief stelde men een veertigtal Nederlandse toneel-, kamermuziek-, dans- en kabaretgezelschappen in de gelegenheid om hun produkties aan Vlaamse geïnteresseerden voor te stellen. Deze beurs kende een grote belangstelling. Vertegenwoordigers van Vlaamse gezelschappen en schouwburgen, directeurs van culturele centra, schepenen van cultuur, afgevaardigden van de provinciale diensten e.a. bezochten deze Theaterbeurs. Talrijke contacten en contracten waren er het resultaat van.
De initiatiefnemers beschouwden deze Theaterbeurs als een experiment. Het resultaat overtuigde hen dat dit initiatief niet alleen zinvol maar ook noodzakelijk is.
Daarom beslisten zij om in de loop van december 1974 een ‘Spektakelbeurs der Nederlanden’ te organiseren. De benaming wijst er op dat de ‘inhoud’ van het initiatief werd verruimd. Inderdaad. De Kultuurraad voor Vlaanderen en de Culturele Raad Limburg overwegen om tijdens deze beurs ook o.m. aan de poppenschouwburgen en koren tot de zeer goede fanfares en harmonieën toe, een plaats te geven. Bovendien zullen, en dat is zeer belangrijk en interessant, zowel de Nederlandse als Vlaamse gezelschappen en groepen, gezamenlijk aan de ‘Spektakelbeurs der Nederlanden’ deelnemen.
Personen en instellingen die geïnteresseerd zijn voor deze Spektakelbeurs - een enige gelegenheid om van man tot man ‘zaken’ te doen - kunnen nu reeds hun naam en adres opgeven. Zij zullen tijdig voor deze beurs een uitnodiging ontvangen. Adres: Kultuurraad voor Vlaanderen, Jan van Rijswijcklaan 28, Antwerpen (Tel. 03/37.61.70) of Culturele Raad van Limburg, Het Bat 16, Maastricht.
| |
‘Brabantse dag’
Het was dit jaar zeventien jaar geleden dat de plannen werden geopperd voor het organiseren van een Brabants volksfeest. Het resultaat was de bekende ‘Brabantse Dag’; een benaming die de werkelijkheid geweld aandoet omdat de feesten langer dan een dag duren. Ditmaal was het een keur van festiviteiten, zoals van ouds, van 16 augustus tot en met 1 september. Het centrale thema luidde: ‘Volksgeneeskunstigheden uit Brabants verleden’. Op zondag 25 augustus trok de 4 km lange historische optocht door Heeze met meer dan 1000 gecostumeerden uit Nederland en Vlaanderen; het waren groepen die de kwakzalvers, de chirurgijnen en de heelmeesters uitbeeldden. Niet minder romantisch was het edel-ambachtendorp, in de tuin achter het gemeentehuis, met de vele kraampjes. Een wagenspelfestival en een tentoonstelling in kasteel Heeze trokken sterk de aandacht, zowel uit Nederland als uit Vlaanderen en van elders uit België.
| |
De heer N.L. Lahey overleden
In juli overleed in Buenos Aires de heer N.L. Lahey. Hij werd in Maastricht geboren waar hij voor het uitbreken van de Eerste Wereldoorlog de h.b.s. bezocht. Het gezin emigreerde. In Argentinië werd de heer Lahey een geslaagd zakenman en was hij een gezien figuur in de Nederlandstalige gemeenschap. Voor het A.N.V. is hij vele jaren een steun geweest. Een groot deel van zijn vrije tijd schonk hij aan het Verbond, hetgeen blijkt uit de uitvoerige en interessante correspondentie die hij met het Verbondsbureau voerde. Enkele jaren geleden trok hij zich uit het zakenleven terug. Het A.N.V. bleef hij trouw tot het einde.
Zijn vele vrienden en ook wij zullen hem en zijn echtgenote die achter blijft niet vergeten.
| |
Benelux muziekprijs
De Benelux Muziekprijs van de gemeente Hilvarenbeek is ditmaal toegekend aan de Vlaamse componist Guy Duijck uit Brugge voor zijn symfonisch werk ‘Atlantis’. De prijs van f. 3000 (42 000 Bfr.) ging daarmee voor de eerste keer naar een Belg. De tweede prijs groot f. 1500 (21 000 Bfr.) ging naar Kees Vlak uit Monnikendam voor zijn compositie ‘Fryske Fantasie’. De jury bestond uit de heren Rocus van Yperen, Gijsbert Nieuwland en Henk Lijnschoten.
| |
Limburg aan de spits
Gedeputeerde staten van Nederlands Limburg en de bestendige deputaties van Belgisch Limburg zijn onlangs voor de eerste keer in vergadering samengekomen in het provinciehuis van Maastricht onder voorzitterschap van de commissaris van de Koningin in Nederlands Limburg mr. dr. Ch. Van Rooy. Daarbij was ook de pers tegenwoordig. Goed voorbeeld doet volgen zouden wij in dit verband willen zeggen.
| |
De heer C.A.M. Middelhof onderscheiden
De heer C.A.M. Middelhof uit Hilversum, één van de beste kenners van Vlaanderen in Nederland, is op de Belgische Ambassade onlangs in Den Haag geëerd. Naar aanleiding van zijn medewerking aan de B.R.T., gedurende twintig jaar, werd hij bevorderd tot officier in de Orde van Leopold II. Mevrouw Middelhof, de kinderen en tal van genodigden w.o. de directeur van de Wereldomroep en vele collega's van de heer Middelhof woonden de plechtigheid van de uitreiking van de versierselen bij.
De Belgische ambassadeur dr. W. van Cauwenberg prees de vele verdiensten van de heer Middelhof op journalistiek terrein en huldigde hem ook persoonlijk voor het ‘voortreffelijke werk in het belang van een goede informatie’.
| |
Belgische jongeren op zoek naar 25 Nederlandse gezinnen
Een groep van Belgische jongeren tussen de 13 en 18 jaar afkomstig uit Wallonië heeft zich in verbinding gesteld met de Nederlandse organisatie Foreign Study League met het verzoek of de jongens en meisjes van de groep bij 25 Hilversumse gezinnen kunnen worden ondergebracht. De bedoeling daarvan is de Franstalige jongeren in staat te stellen Nederlands te leren, omdat zij in een tweetalig land wonen.
Het is onder de huidige omstandigheden noodzakelijk, aldus de groep mede in verband met de toekomst van jonge mensen om zich een plaats in de maatschappij te verwerven.
|
|